Home

Rechtbank Noord-Holland, 19-04-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3366, AWB - 20 _ 2902

Rechtbank Noord-Holland, 19-04-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:3366, AWB - 20 _ 2902

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
19 april 2021
Datum publicatie
29 april 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:3365
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2902

Inhoudsindicatie

De rechtbank oordeelt dat een door een beeldend kunstenares ontvangen stipendium van de (-) belastbaar is als resultaat uit overige werkzaamheid

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/2902 en HAA 20/2903

(gemachtigde: D.J. Vogel),

en

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 11 december 2019 voor het jaar 2017 ambtshalve de definitieve aanslag inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (ib/pvv) opgelegd, berekend naar een inkomen uit werk en wonen van € 20.000. Bij beschikking is tevens belastingrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 116 en een verzuimboete opgelegd van € 369.

Verweerder heeft met dagtekening 11 december 2019 voor het jaar 2017 ambtshalve de definitieve aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 20.000. Bij beschikking is tevens belastingrente in rekening gebracht tot een bedrag van € 67.

Eiseres heeft op 23 december 2019 een aangifte ib/pvv 2017 en zvw 2017 ingediend met een inkomen uit werk en wonen en bijdrage-inkomen ten bedrage van € 9.450.

Verweerder heeft met dagtekening 12 februari 2020 de aanslag ib/pvv 2017 ambtshalve verminderd, berekend naar een inkomen uit werk en wonen van € 9.450. Bij beschikking is tevens de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot een bedrag van € 62. De verzuimboete van € 369 is gehandhaafd.

Verweerder heeft met dagtekening 12 februari 2020 de aanslag zvw 2017 ambtshalve verminderd, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 9.450. Bij beschikking is tevens de in rekening gebrachte belastingrente verminderd tot een bedrag van € 31.

Eiseres heeft op 24 maart 2020 bezwaar gemaakt tegen de ambtshalve verminderingen ib/pvv 2017 en zvw 2017.

Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de ambtshalve verminderde aanslagen gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen beide uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2021 te Haarlem.

Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. De rechtbank heeft voor aanvang van de zitting telefonisch contact met gemachtigde van eiseres opgenomen. Hierin heeft gemachtigde aangegeven dat hij vanwege miscommunicatie met eiseres eveneens niet ter zitting verschijnt. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [A] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiseres is geboren op [#] , is gehuwd en is volgens de Basisregistratie Personen (BRP) vanaf 16 februari 2017 woonachtig aan de [b] . Van 1 januari 2017 tot 15 februari 2017 was eiseres woonachtig aan de [c] .

2. Eiseres was in 2017 als beeldend kunstenares verbonden aan de [D] (hierna: [D] ).

3. Eiseres heeft over het jaar 2017 van de [D] een vergoeding ontvangen ten bedrage van € 12.200. De [D] heeft dit inkomen middels een formulier ‘uitbetaalde betaalde bedragen aan derde’ aan verweerder doorgegeven. Er zijn over dit inkomen geen loonheffingen ingehouden en afgedragen.

4. Met dagtekening 31 oktober 2018 is eiseres uitgenodigd tot het doen van aangifte ib/pvv 2017 en zvw 2017.

5. Op 25 januari 2019 is aan eiseres een herinnering gestuurd waarbij te kennen is gegeven dat de aangifte uiterlijk 8 februari 2019 moet zijn ontvangen.

6. Verweerder heeft op 22 februari 2019 een aanmaning naar eiseres verzonden waarin eiseres in de gelegenheid wordt gesteld uiterlijk 8 maart 2019 aangifte te doen.

7. Bij gebreke van een aangifte heeft verweerder de definitieve aanslagen ib/pvv 2017 en zvw 2017 op 11 december 2019 ambtshalve vastgesteld. Het belastbare inkomen uit werk en wonen alsmede het bijdrage-inkomen worden vastgesteld op € 20.000.

8. Op 23 december 2019 doet eiseres alsnog een aangifte ib/pvv 2017 en zvw 2017 over het jaar 2017. In de aangifte is de vergoeding van de [D] (stipendium) ten bedrage van € 12.200 opgenomen, alsmede kosten (‘jaarbijdrage’) ten bedrage van € 2.750.

9. Verweerder heeft de aangifte aangemerkt als een verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen ib/pvv 2017 en zvw 2017. Rekening houdend met het stipendium van de [D] ten bedrage van € 12.200 en vermelde jaarbijdrage ten bedrage van € 2.750 vermindert verweerder de aanslagen met dagtekening 12 februari 2019 ambtshalve tot een belastbaar inkomen uit werk en wonen, alsmede bijdrage-inkomen, van € 9.450. De verzuimboete is gehandhaafd.

10. Eiseres stelt per brief van 24 maart 2020 bezwaar in tegen de ambtshalve verminderde aanslagen ib/pvv 2017 en zvw 2017.

11. Bij uitspraken op bezwaar van 4 mei 2020 handhaaft verweerder de aanslagen, waartegen eiseres op 18 mei 2020 beroepen heeft ingesteld.

Geschil

12. In geschil is of de verminderde aanslagen ib/pvv 2017 en zvw 2017 terecht en tot de juiste bedragen zijn opgelegd. Voorts is de opgelegde verzuimboete in geschil.

13. Eiseres stelt dat de aanslagen tot een te hoog bedrag zijn vastgesteld. Het door eiseres ontvangen stipendium van de [D] is volgens eiseres ten onrechte gerekend tot het belastbaar inkomen uit werk en wonen en het bijdrage-inkomen. Daarbij heeft eiseres erop gewezen dat het stipendium op zichzelf geen inkomen betreft en als zodanig niet onderhavig is aan belasting- en premieheffing. Voorts wijst eiseres erop dat het stipendium dient ter bestrijding van haar studie- en onderhoudskosten en om getalenteerde studenten te ondersteunen. Eiseres meent dat de door haar gemaakte studiekosten gelijk zijn aan het bedrag van het stipendium en het belastbaar inkomen uit werk en wonen alsmede het bijdrage-inkomen derhalve nihil is. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen ib/pvv 2017 en zvw 2017 naar een belastbaar inkomen uit werk en wonen en een bijdrage-inkomen van nihil. Ook stelt eiseres dat de opgelegde verzuimboete in zijn geheel ten onrechte is opgelegd.

14. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanslagen tot de juiste hoogte zijn vastgesteld. Verweerder stelt dat het stipendium belastbaar is als resultaat uit overige werkzaamheden. Eiseres heeft, hoewel daartoe uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, geen tijdige aangifte voor het jaar 2017 ingediend, zodat de omkering en verzwaring van de bewijslast als bedoeld in artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing is volgens verweerder. Verweerder acht de opgelegde verzuimboete passend en geboden. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

15. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

16. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiseres niet binnen de daarvoor gestelde termijnen aangifte heeft gedaan.

17. Evenmin is in geschil dat eiseres in 2017 een stipendium van de [D] van € 12.200 heeft ontvangen en dat eiseres dit in haar aangifte heeft opgenomen als inkomsten uit overige werkzaamheden. Verweerder heeft de door eiseres aan de [D] betaalde jaarbijdrage van € 2.750 als kosten in mindering gebracht.

18. De rechtbank stelt voorop dat artikel 27e van de AWR bepaalt dat – voor zover hier van belang – het niet doen van de vereiste aangifte leidt tot omkering en verzwaring van de bewijslast. De vereiste aangifte is onder meer niet gedaan als de belastingplichtige die is uitgenodigd tot het doen van aangifte, de daarbij gestelde termijn ongebruikt heeft laten verstrijken en tevens geen gebruik heeft gemaakt van de hem op de voet van artikel 9, derde lid, van de AWR geboden gelegenheid om aangifte te doen binnen een door de inspecteur bij aanmaning gestelde termijn. De rechtbank stelt vast dat eiseres voor het jaar 2017 pas een aangiftebiljet heeft ingediend na de in de aanmaning gestelde termijn. Het vorenstaande leidt ertoe dat eiseres de vereiste aangifte niet tijdig heeft gedaan en dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard.

19. Omkering en verzwaring van de bewijslast laat onverlet dat de inspecteur bij het vaststellen van de aanslag moet uitgaan van een redelijke schatting van het belastbaar inkomen van eiseres. Dit vereiste strekt ertoe te voorkomen dat een belastingaanslag naar willekeur wordt opgelegd. In dat kader rust op de inspecteur de taak zijn schatting met zodanige feitelijke stellingen te onderbouwen dat die schatting de redelijkheidstoets kan doorstaan. Wanneer de inspecteur daarin slaagt, ligt het vervolgens op de weg van eiseres het daarvoor verzwaarde (tegen)bewijs te leveren.

20. De rechtbank is van oordeel dat het belastbaar inkomen uit werk en wonen en het bijdrage-inkomen voor het jaar 2017 niet naar willekeur zijn vastgesteld. Verweerder heeft aan de hand van het van de [D] ontvangen formulier ‘uitbetaalde bedragen aan een derde’ vastgesteld dat eiseres een stipendium heeft ontvangen van € 12.200. Verweerder heeft deze inkomsten aangemerkt als belastbaar resultaat uit overige werkzaamheid. Nadat verweerder, op basis van de alsnog door eiseres gedane aangifte ib/pvv 2017 en zvw 2017, bekend raakte met de door eiseres aan de [D] betaalde ‘jaarbijdrage’ van € 2.750, is deze door verweerder als kosten in mindering gebracht op het resultaat.

21. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend aangetoond dat het belastbaar inkomen uit werk en wonen en het bijdrage-inkomen voor het jaar 2017 te hoog is vastgesteld en slaagt dus niet in de op haar rustende verzwaarde bewijslast. Eiseres stelt, zonder toereikende onderbouwing, dat het stipendium niet als belastbaar inkomen uit werk en wonen en bijdrage-inkomen kwalificeert dan wel dat de door haar gemaakte kosten gelijk zijn aan het ontvangen stipendium. De rechtbank stelt vast dat eiseres ter staving van deze stellingen op geen enkele wijze bewijs heeft overgelegd.

22. Ter zake van de boete overweegt de rechtbank tot slot nog het volgende. Eiseres heeft, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd en aangemaand, niet tijdig aangifte gedaan. De verzuimboete is, op grond van artikel 67a van de AWR in combinatie met paragraaf 21, tweede lid van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Er zijn geen redenen door eiseres gegeven voor het niet tijdig doen van de aangifte. Ook zijn de rechtbank geen andere omstandigheden gebleken die tot matiging van de boete leiden. De rechtbank acht de opgelegde boete derhalve passend en geboden.

23. Samenvattend komt de rechtbank tot de volgende slotsom:

- de ambtshalve verminderde aanslag ib/pvv 2017 houdt stand;

- de ambtshalve verminderde aanslag zvw 2017 houdt stand;

- de opgelegde verzuimboete houdt stand.

Proceskosten

24. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van

mr. R. Hogenboom, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel