Home

Rechtbank Noord-Holland, 26-05-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4277, AWB - 19 _ 4392

Rechtbank Noord-Holland, 26-05-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:4277, AWB - 19 _ 4392

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
26 mei 2021
Datum publicatie
31 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:4277
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4392

Inhoudsindicatie

In geschil is of er recht op aftrek bestaat van een gedeelte van de omzetbelasting op de bouwkosten van het dak van de woning en dan meer in het bijzonder op de vraag of er sprake is van een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat eiser uit hoofde van de exploitatie van de zonnepanelen door middel van de levering van energie tegen vergoeding aan de energiemaatschappij ondernemer voor de omzetbelasting is, niet zonder meer betekent dat eiser de woning heeft verworven in de hoedanigheid van ondernemer. Zeker nu een woning naar haar aard bestemd is om te gebruiken voor privédoeleinden. Dat bij de aanschaf (en de bouw) van de woning rekening is gehouden met de (on)mogelijkheid om zonnepanelen te plaatsen, is volgens de rechtbank niet voldoende om te concluderen dat de woning in de hoedanigheid van ondernemer is verworven. Verder wijzen de feiten en het gestelde er op dat de zonnepanelen zijn bedoeld voor het gebruik van de opgewekte energie voor privédoeleinden.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 19/4392

en

Procesverloop

Eiser heeft aangifte omzetbelasting gedaan over het tijdvak 2018. Daarin heeft hij een teruggaaf van omzetbelasting verzocht tot een bedrag van € 534.

Bij teruggaafbeschikking heeft verweerder aan eiser teruggaaf van omzetbelasting verleend tot een bedrag van € 534.

Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2021 te Haarlem.

Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen [A] en [B] .

Overwegingen

Feiten

1. Eiser is in april 2018 in een nieuwbouwwoning gaan wonen. Voor de bouw van de woning en de notariskosten is aan eiser een bedrag van € 90.213 aan omzetbelasting in rekening gebracht. De totale woonoppervlakte van de woning is 165 m2.

2. Op het dak van zijn woning zijn 18 (geïntegreerde) zonnepanelen aangebracht. Voor het leveren en plaatsen van de zonnepanelen is aan eiser € 7.852, inclusief € 1.362 aan omzetbelasting, in rekening gebracht. De zonnepanelen beslaan een oppervlakte van 29,7 m2.

3. Eiser heeft in de aangifte omzetbelasting over het jaar 2018 een teruggaaf van omzetbelasting verzocht van € 534. Hierin is het volgende opgenomen:

-

Belast met 21%: € 7.838

-

Levering/dienst uit EU: € 578

-

Aftrek voorbelasting: € 2.301

4. Verweerder heeft met dagtekening 12 april 2019 de onderhavige beschikking vastgesteld.

5. De zonnepanelen worden deels aangewend voor het leveren van energie aan een energiemaatschappij. Eiser is uitsluitend uit hoofde van deze activiteit ondernemer voor de omzetbelasting.

Geschil

6. In geschil is of eiser recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting, door eiser berekend op primair € 43.032 en subsidiair op € 13.875, die aan hem in rekening is gebracht voor de bouw van zijn woning. Meer specifiek is in geschil of en, zo ja, in hoeverre vanwege de exploitatie van zonnepanelen op het dak van de woning voor de verwerving van die woning recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

Beoordeling van het geschil

7. Eiser betoogt dat hij recht heeft op teruggaaf van een deel van de omzetbelasting die in rekening is gebracht voor de bouw van de woning. Door de bevestiging van de zonnepanelen aan de woning is het gebruik van de woning zakelijk en is de woning aan te merken als bedrijfsvermogen. Volgens eiser is het gebruik van de woning voor de zonnepanelenonderneming primair (afgerond) 47,7 %, zodat aanvullend recht op teruggaaf van (47,7% van € 90.213 = ) € 43.032 bestaat. Eiser stelt in dit kader dat de verhouding in 2019 tussen het aantal geleverde kWh aan de energiemaatschappij (2.164) en het aantal kWh dat van de energiemaatschappij is afgenomen (5.657), onder toepassing van een aftrek op het laatste aantal kWh in verband met het verbruik van energie voor eisers elektrische auto (1.206 kWh)., resulteert in een percentage van 48,6%. De verhouding tussen het in 2019 aantal geleverde kWh aan de energiemaatschappij (2.164) en de totale opwekcapaciteit in kWh, berekend op basis van de capaciteit van eiseres zonnepanelen (4.536), resulteert in een percentage van 47,7%. Subsidiair stelt eiser dat de woning voor 15,38% wordt gebruikt voor de zonnepanelenonderneming. Dit percentage is bepaald door aan te sluiten bij de verhouding tussen het oppervlakte van de zonnepanelen ten opzichte van het woonoppervlakte van de woning plus het oppervlakte van de zonnepanelen.

8. Verweerder betoogt ten eerste dat eiser geen recht heeft op een aanvullende teruggaaf van omzetbelasting, omdat een rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de bouw van de woning ontbreekt. Hij verwijst hierbij naar een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 20 juni 2013 (C-219/12, ECLI:EU:C:2013:413). Bovendien heeft eiser de woning niet aangeschaft in de hoedanigheid van ondernemer. De woning is gebouwd om in te wonen en is niet gebouwd om als dragende constructie voor de zonnepanelen te fungeren. Het gebruik van de woning als dragende constructie voor de zonnepanelen is dermate insignificant in verhouding tot de woonfunctie dat het gebruik als dragende constructie moet worden genegeerd. Tot slot betwist verweerder de berekening van eiser. Volgens verweerder moet uitgegaan worden van kubieke meters in plaats van vierkante meters.

9. Bij de behandeling van dit geschilpunt stelt de rechtbank het volgende voorop. Voor een recht op aftrek moet eerst worden bezien of eiser de woning in de hoedanigheid van ondernemer (belastingplichtige) verworven heeft. Als dit het geval is, moet vervolgens worden beoordeeld in welke mate eiser de woning gebruikt voor belaste handelingen. De rechtbank is het niet eens met het betoog van verweerder dat, indien de woning is verworven in de hoedanigheid van ondernemer, de woning niet wordt gebruikt voor belaste handelingen omdat de bouw van een woning niet strikt noodzakelijk is voor de zonnepanelenexploitatie en een rechtstreeks en onmiddellijk verband daardoor ontbreekt. Als wordt aangenomen dat de woning is verworven als ondernemer, dan ligt het voor de hand ook aan te nemen dat de woning voor de zonnepanelenexploitatie wordt gebruikt. Eiser heeft dan de bewijslast in welke mate recht bestaat op aftrek van voorbelasting.

10. Volgens vaste rechtspraak moet de beoordeling of iemand bij de verwerving van een goed (woning) handelt als ondernemer plaatsvinden in het licht van alle omstandigheden van het geval, waaronder (onder meer) de aard van het betrokken goed. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd op basis van een ruime uitleg van het begrip ‘als belastingplichtige’ (zie het arrest van de Hoge Raad van 20 september 2019, ECLI:NL:HR:2019:1399, r.o. 2.3.4).

11. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat eiser uit hoofde van de exploitatie van de zonnepanelen door middel van de levering van energie tegen vergoeding aan de energiemaatschappij ondernemer voor de omzetbelasting is, niet zonder meer betekent dat eiser de woning heeft verworven in de hoedanigheid van ondernemer. Zeker nu een woning naar haar aard bestemd is om te gebruiken voor privédoeleinden. Dat bij de aanschaf (en de bouw) van de woning rekening is gehouden met de (on)mogelijkheid om zonnepanelen te plaatsen, is volgens de rechtbank niet voldoende om te concluderen dat de woning in de hoedanigheid van ondernemer is verworven. Dat voor het verkrijgen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning de plaatsing van de zonnepanelen vereist waren, ook niet. Eiser heeft geen verdere feiten of omstandigheden aangevoerd.

12. Verder wijzen de feiten en het gestelde er op dat de zonnepanelen zijn bedoeld voor het gebruik van de opgewekte energie voor privédoeleinden. Uit het door eiser gestelde verbruik in 2019 en 2020 blijkt dat de met de zonnepanelen opgewekte energie geheel voor privédoeleinden is verbruikt. Het gebruik van de zonnepanelen voor het verkrijging van een vergoeding is ondergeschikt. Het dak waarop de zonnepanelen zijn gelegen wordt daardoor in feite in beperkte zin gebruikt voor die exploitatie. Het gebruik van de woning als geheel daarvoor is daardoor nog beperkter. Dit leidt tot de conclusie dat de woning als geheel in onvoldoende mate wordt gebruikt voor de exploitatie om als ondernemer te zijn aangeschaft.

13. De rechtbank concludeert dat eiser de woning niet heeft verworven in zijn hoedanigheid van ondernemer (belastingplichtige). Dit betekent dat de beroepsgrond faalt. Eiser kan de omzetbelasting die hem in rekening is gebracht voor de bouw van zijn woning dus in het geheel niet in aftrek brengen.

14. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende ten aanzien van de mate van aftrek (artikel 15, eerste lid, Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 168 Btw-richtlijn). Eiser wenst primair aan te sluiten bij het aantal geleverde kWh aan de energiemaatschappij en het aantal verbruikte kWh dan wel de opwekcapaciteit van de zonnepanelen. Daarmee miskent eiser dat niet opwekcapaciteit leidend moet zijn, maar de werkelijke opgewekte energie. Ook is onvoldoende onderbouwd dat bij de gestelde opwekcapaciteit is rekening gehouden met uren waarin geen energie wordt opgewekt. Verder geven deze verhoudingen wel inzicht in de mate waarin de zonnepanelen worden gebruikt voor de energielevering, maar niet in welke mate de woning daarvoor wordt gebruikt. Eiser betoogt subsidiair dat hij de berekeningswijze van de uitspraak van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:10387) volgt en (kennelijk) dat daarmee bewezen is dat zijn berekeningswijze juist is. Deze onderbouwing van eiser is volgens de rechtbank te summier. Een gesteld nuttig bruikbaar oppervlak van de woning van (afgerond) 15,4 % acht de rechtbank bovendien erg hoog. Zeker nu de zonnepanelen niet voorzien in de energielevering voor het gehele huishouden van eiser. Per saldo wordt immers energie afgenomen van het energiebedrijf (ook indien de elektrische auto buiten beschouwing zou moeten worden gelaten).

Slotsom

15. De slotsom is dat het beroep ongegrond is. De teruggaafbeschikking blijft dus in stand.

Proceskosten

16. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van

mr. B. Bruijnzeel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2021.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel