Home

Rechtbank Noord-Holland, 10-06-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6381, AWB - 19 _ 2426

Rechtbank Noord-Holland, 10-06-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:6381, AWB - 19 _ 2426

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
10 juni 2021
Datum publicatie
29 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:6381
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2426

Inhoudsindicatie

De bti’s zijn terecht ingetrokken. De wijziging van de toelichting op GS-post 9403 is niet in strijd is met de tekst van de GS-post en de aantekening bij de afdeling of het hoofdstuk. De wijziging van de toelichting perkt wellicht de toelichting van de GS-post in, maar niet de GS-post als zodanig. De toelichting is een nadere precisering. Dat verweerder de goederen vóór de wijziging van de toelichting als meubel in de zin van GS-post 9403 heeft ingedeeld, maakt het voorgaande niet anders. Het “met terugwerkende kracht” intrekken van de bti’s is niet in strijd met het DWU.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 19/2426, HAA 19/2427 en HAA 19/2429

[X] B.V., voorheen [A] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.G. Winkels),

en

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking vier aan eiseres afgegeven bindende tariefinlichtingen (hierna: bti’s) ingetrokken.

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar tegen drie bti’s afgewezen en tegen één bti toegewezen.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021 te Haarlem. Namens eiseres is verschenen [B] en [C] , bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en [D] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [E] , [F] en [G] . Deze zaken zijn ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaak van eiseres met zaaknummers HAA 19/1230

Overwegingen

Feiten

1. De activiteiten van eiseres bestaan, voor zover hier van belang, uit het exploiteren van een handelsonderneming in het produceren, verkopen, inkopen, import en export van duurzame promotieartikelen en andere handelswaren.

2. In de periode van 7 november 2016 tot en met 11 september 2018 heeft verweerder tien bti’s afgegeven aan eiseres voor diverse presentatiesystemen. De presentatiesystemen voor gebruik in een binnenruimte zijn ingedeeld onder GS-post 9403, met uitzondering van de bti met kenmerk NL [# 1] . De presentatiesystemen voor gebruik in een buitenruimte zijn ingedeeld onder GS-post 7616.

HAA 19/2426

3. Op 17 mei 2017 is aan eiseres een bti met nummer NL [# 2] afgegeven waarbij producten met de handelingsbenamingen ‘LBQ080, LBQ 100 en L-Banner Quick’ zijn ingedeeld onder GN-code 9403 2080. De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 2a en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN), aantekening 2 op hoofdstuk 94 en de tekst van de GN-codes 9405, 9403 20 en 9403 2080. Het product is als volgt omschreven in de bti:

Een standaard met cassette met onder meer de volgende kenmerken:

-

Een standaard bestaande uit een dwarsbalk met een haaks geplaatste balk die vastgezet wordt met een moer;

-

een stok bestaande uit 3 delen die verbonden zijn met elkaar met een elastiek;

-

een dwarsbalk die op de stok geplaatst wordt;

-

een hoogte variërend van 160 tot 200 mm;

-

een breedte van 80 of 100 cm;

-

vervaardigd van aluminium met -volgens opgave- kunststof bevestigingspunten;

-

bestemd om op de grond te worden geplaatst;

-

in gedemonteerde staat;

-

afmetingen van 60-120 cm breed en 160-200 cm hoog;

-

de banier wordt niet meegeleverd;

-

wordt aangeboden in een niet karakterbepalende draagtas van een kunstmatig weefsel.

Het artikel is bedoeld om een artikel aan te prijzen en kan in diverse ruimten gebruikt worden.

HAA 19/2427

4. Op 17 mei 2017 is aan eiseres een bti met nummer NL [# 2] -1 afgegeven waarbij producten met de handelingsbenamingen ‘XBB60-160, XBB80-180, XBB80-200, XBP060, XBP080, XBP100, XBP120, X-Banner Budget en A-Banner Premium’ zijn ingedeeld onder GN-code 9403 2080. De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 2a en 6 voor de interpretatie van de GN, aantekening 2 op hoofdstuk 94 en de tekst van de GN-codes 9405, 9403 20 en 9403 2080. Het product is als volgt omschreven in de bti:

Een standaard met cassette met onder meer de volgende kenmerken:

-

een onderstel bestaande uit 3 poten;

-

een V-vormig deel bevestigd aan 1 poot met bevestigingspunten naar de andere 2 poten;

-

een stok bestaande uit 3 delen die verbonden zij met elkaar met een elastiek;

-

een kunststof tussenstuk;

-

2 stokken die in het tussenstuk worden geplaatst met aan 1 zijde kunststof haken;

-

na montage ontstaat er een X-vorm;

-

vervaardigd van -volgens opgave- staal en fiber;

-

bestemd om op de grond te worden geplaatst;

-

in gedemonteerde staat;

-

afmetingen van 60-120 cm breed en 160-200 cm hoog;

-

de banier wordt niet meegeleverd;

-

wordt aangeboden in een niet karakterbepalende draagtas van een kunstmatig weefsel.

Het artikel is bedoeld om een artikel aan te prijzen en kan in diverse ruimten gebruikt worden.

HAA 19/2429

5. Op 27 september 2017 is aan eiseres een bti met nummer NL [# 3] afgegeven waarbij producten met de handelingsbenaming ‘roll-up banner met stand’ zijn ingedeeld onder GN-code 9403 2080. De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1, 2a, 5a en 6 voor de interpretatie van de GN, aantekening 2 op hoofdstuk 94 en de tekst van de GN-codes 9403, 9403 20 en 9403 2080. Het product is als volgt omschreven in de bti:

Een standaard met cassette met onder meer de volgende kenmerken:

-

een standaard bestaande uit 2 grondsteunen, een stok in 3 delen en een haak;

-

een cassette met rolmechnisme voor het plaatsen van een opgerolde banier van nolite folie;

-

een hoogte van ongeveer 2,1 meterl

-

vervaardigd van aluminium;

-

bestemd om op de grond te worden geplaatst;

-

in gedemonteerde staat;

-

de banier wordt niet meegeleverd;

-

wordt aangeboden in een draagtas van een weefsel.

Het artikel is bedoeld om een artikel aan te prijzen en kan in diverse ruimten gebruikt worden.

Alle zaken

6. Verweerder heeft op 19 november 2018, met vervaldatum 29 augustus 2018, vier bti’s (met kenmerk NL [# 2] , NL [# 2] -1, NL [# 4] en NL [# 3] ) ingetrokken die betrekking hadden op presentatiesystemen voor gebruik in een binnenruimte die waren ingedeeld onder GS-post 9403. De reden van de intrekking is een wijziging van de toelichting gecombineerde nomenclatuur op GS-post 9403 met ingang van 30 augustus 2018.

7. Eiseres heeft op 18 december 2018 tegen de intrekking van de bti’s bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 25 april 2019 komt verweerder deels tegemoet aan de bezwaren van eiseres. De bti met kenmerk NL [# 4] is ten onrechte ingetrokken, omdat het een kamerscherm betreft en geen informatiedisplay.

Geschil

8. In geschil is of de bti’s terecht zijn ingetrokken.

9. Eiseres stelt zich (primair) op het standpunt dat de bti’s ten onrechte zijn ingetrokken. De presentatiesystemen moeten als meubel in de zin van GS-post 9403 worden aangemerkt. Met de gewijzigde GN-toelichting gaat de Europese Commissie haar bevoegdheid te buiten, omdat deze wijzigingen de draagwijdte van het begrip meubel in de zin van Hoofdstuk 94 van de GN beperkt en leidt tot een wijziging van de GS-post en postonderverdeling voor presentatiesystemen. De GN-toelichting is in strijd met de WDO-indelingsadviezen waarin soortgelijke goederen worden aangemerkt als meubelen. Toepassing van de GN-toelichting dient achterwege te blijven. Voorts stelt eiseres zich op het standpunt dat de intrekking van de bti’s met terugwerkende kracht in strijd is met het Douanewetboek van de Unie (DWU). Rechthebbenden van bti’s moeten hun bti’s kunnen gebruiken tot het moment dat de douaneautoriteiten de intrekking van de bti’s aan de rechthebbenden mededelen of deze van rechtswege zijn vervallen. Een bepaling als artikel 34, zevende lid, van het DWU verhoudt zich niet met een intrekking van bti’s met terugwerkende kracht.

10. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bti’s terecht zijn ingetrokken. De presentatiesystemen vallen binnen de context van de toelichting die de Europese Commissie heeft opgesteld. De bti verliest haar geldigheid vanaf de datum van de mededeling van de Europese Commissie in de C-reeks van het Publicatieblad van de EU en dat is in onderhavig geval 30 augustus 2018 (artikel 34, zevende lid, onderdeel a, onder i, van het DWU). Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

11. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

Wet- en regelgeving

12. Artikel 34, zevende lid, onderdeel a, onder i, van het DWU luidt (tekst geldend tot 8 november 2019) als volgt:

De douaneautoriteiten kunnen BTI-beschikkingen intrekken:

a. a) wanneer zij niet langer verenigbaar zijn met de interpretatie van een van de nomenclaturen als bedoeld in artikel 56, lid 2, onder a) en b), ten gevolge van een van de volgende gevallen:

i. i) de in artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief bedoelde toelichtingen met ingang van de datum waarop deze worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie;

13. In het Publicatieblad van de Europese Unie van 30 augustus 2018 (C 305) heeft de Europese Commissie een wijziging bekendgemaakt van de Toelichtingen op de GN van de EU. De wijziging betreft de toelichting op de post 94.03 met betrekking tot een verduidelijking betreffende de indeling “informatiedisplays”, zoals “straatborden” en “oprolbare banners”. In de wijziging is opgenomen dat een bti die niet langer verenigbaar is met de interpretatie van de douanenomenclatuur zoals deze voortvloeit uit vorenbedoelde toelichting met ingang van 30 augustus 2018 niet meer geldig is. Een bti die haar geldigheid heeft verloren mag door de verkrijging van die bti worden gebruikt tot 28 februari 2019 als de verkrijger vóór de vaststelling van de desbetreffende maatregel, vaste en definitieve overeenkomsten voor de aankoop (of de verkoop) van de betreffende goederen heeft gesloten.

14. De tekst van de wijziging van de toelichting op GS-post 9403 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Deze post omvat geen ‘informatiedisplays’ zoals ‘straatborden’ en ‘oprolbare banners’.

Zij moeten worden ingedeeld onder andere posten van de nomenclatuur waaronder zij meer specifiek vallen (bijvoorbeeld straatborden met schrijf- en tekenborden die overeenkomen met producten van post 96.10) of overeenkomstig het materiaal waarvan zij zijn vervaardigd:

onder een post die specifiek deze artikelen betreft (bijvoorbeeld worden borden van onedel metaal die overeenkomen met producten van post 83.10 onder deze post ingedeeld), of

onder een post die verschillende artikelen van dit materiaal bestrijkt (bijvoorbeeld post 39.26 of post 76.16).

15. Afdeling XV van de GN omvat “onedele metalen en werken daarvan”. Hoofdstuk 76 maakt onderdeel uit van Afdeling XV en is getiteld: “Aluminium en werken van aluminium”.

16. Aantekening 1, aanhef en onderdeel k, op afdeling XV luidt als volgt:

Deze afdeling omvat niet:

(…)

k) artikelen bedoeld bij hoofdstuk 94 (bij voorbeeld meubelen, matrassen, verlichtingstoestellen, lichtreclames, geprefabriceerde bouwwerken);

17. De Toelichting IDR op GS-post 7616 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Deze post omvat alle werken van aluminium die niet zijn begrepen onder één der voorgaande posten op dit hoofdstuk, Aantekening 1 IDR op afdeling XV, de hoofdstukken 82 en 83, of elders in de nomenclatuur.

18. De onderverdeling van post 7616 van de GN luidt, voor zover van belang, als volgt:

7616 - Andere werken van aluminium

7616 99 - - andere

7616 9990 - - - andere

7616 9990 - - - - andere

7616 9990 - - - - - andere

7616 9990 99 - - - - - - andere

19. Afdeling XX van de GN omvat “diverse goederen en producten”. Hoofdstuk 94 maakt onderdeel uit van afdeling XX en is getiteld:

Meubelen (ook voor medisch of chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouw.

20. De onderverdeling van post 9403 van de GN luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

9403 Andere meubelen en delen daarvan

9403 20 - andere meubelen van metaal:

9403 2080 00 - - andere

21. De Toelichting IDR op Hoofdstuk 94 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Op enkele uitzonderingen na, die in de toelichtingen IDR zijn opgenomen, omvat hoofdstuk 94:

1. meubelen van alle soorten, alsmede delen daarvan (posten 94.01 tot en met 94.03);

(…)

Met meubelen in de zin van hoofdstuk 94 worden bedoeld:

A. allerlei verplaatsbare voorwerpen die niet zijn begrepen onder andere posten met een meer specifieke omschrijving en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst (ook al zijn zij in sommige gevallen – bijvoorbeeld meubelen en zetels aan boord van schepen – ingericht om aan de vloer bevestigd of vastgezet te worden) en dienen tot het meubileren, in hoofdzaak tot utilitaire doeleinden, van woonruimten, hotels, schouwburgen, bioscopen, kantoren, kerken, scholen, cafés, restaurants, laboratoria, ziekenhuizen, klinieken, behandelkamers van tandartsen, enz., alsmede van schepen, vliegtuigen, spoorwegrijtuigen, automobielen, kampeerwagens en dergelijke vervoermiddelen. Soortgelijke voorwerpen (banken, stoelen, enz.), die geplaatst worden in tuinen, op pleinen of in parken, vallen eveneens onder dit hoofdstuk;

B. de hierna bedoelde artikelen:

(…)

Meubelen die worden vertoond in gedemonteerde of niet-ineengezette staat, worden ingedeeld onder dezelfde post als ineengezette meubelen, mits de onderscheidene samenstellende delen tezamen worden aangeboden, ook indien sommige samenstellende delen bestaan uit platen, delen en benodigdheden van glas, marmer of andere stoffen (zulks is bijvoorbeeld het geval met houten tafels met blad van glas, houten kleerkasten met spiegel, houten buffetten met marmeren blad).

22. De Toelichting IDR op post 9403 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

Benevens de meubelen en delen daarvan die van de voorgaande posten zijn uitgezonderd, omvat post 94.03 bovendien meubelen voor algemeen gebruik, zoals pronkkasten en andere kasten, tafels, telefoontafeltjes, schrijfbureaus, lessenaars, boekenkasten, rekken (losse planken met steunen om aan de wand te worden bevestigd daaronder begrepen).

Daarnaast omvat post 94.03 meubelen die speciaal bestemd zijn voor:

1. woonruimten, hotels, enz., zoals linnenkoffers, broodkisten, ladenkasten, pedestallen, salon- of pronktafeltjes, toilettafels, kaptafels, gueridons, kleerkasten, linnenkasten, klerenstandaards, paraplustanders, buffetten, dressoirs, zilverkasten, provisiekasten, wastafels, nachttafeltjes, bedden (opklapbedden, ledikanten, opvouwbare bedden en wiegen daaronder begrepen), naaitafeltjes, krukjes en bankjes (al dan niet schommelend) om de voeten op te laten rusten, haardschermen, tochtschermen, asbakken op voetstuk, muziekkastjes, lessenaars, kinderboxen, dien- en serveertafeltjes op wieltjes (bijvoorbeeld voor hors d’oeuvres, likeuren), ook indien voorzien van verwarmingsweerstanden;

2. kantoren, zoals kleerkasten, opbergkasten, kantoorkasten, tafeltjes op zwenkwielen en kasten voor steekkaarten;

3. scholen, zoals schoolbanken, lessenaars, ezels voor schoolborden, enz.;

4. kerken, zoals altaren, biechtstoelen, preekstoelen, communiebanken, koorlessenaars, enz.;

5. winkels, magazijnen, werkplaatsen, enz., zoals toonbanken, kledingrekken, rekken die het karakter van meubelen hebben, meubelen met vakken of met laden, gereedschapskasten, letterkasten en andere speciaal voor de zetterij of drukkerij bestemde rekken en kasten;

6. laboratoria en technische kantoren, zoals microscooptafels, laboratoriumtafels (ook met glazen kast, aansluiting op gas en waterleiding, met rookvang, enz.), tekentafels zonder instrumenten, enz.

23. De Toelichting EG op hoofdstuk 94 luidde, voor zover hier van belang, als volgt:

(…)

Voor de toepassing van hoofdstuk 94 worden met ‘meubelen’ allerlei ‘verplaatsbare’ voorwerpen bedoeld die niet zijn begrepen onder andere posten van de nomenclatuur met een specifieke omschrijving en die zijn gemaakt om op de grond te worden geplaatst en dienen ter inrichting, hoofdzakelijk voor nuttig gebruik, van woonruimten, hotels, theaters enz.

24. De WDO heeft, voor zover hier belang, de volgende indelingsadviezen afgegeven voor GS-post 9403:

Een aluminium audio/videostandaard voor plaatsing op de vloer (zie ook afbeelding 12 hierna) (afmetingen (H x B x D): 195 cm x 89 cm x 69 cm) op zwenkwielen gemonteerd, ook wel aangeduid als ‘conferentie TV kar’, moet onder onderverdeling 9403.20 worden ingedeeld.

(…)De standaard wordt in niet-gemonteerde staat aangeboden. Hij is ontworpen om te worden gebruikt in conferentiezalen, klaslokalen, vergaderzalen, trainingslokalen, handelsbeurzen, verkoopevenementen, enz.Toepassing algemene bepalingen 1 (Aantekening 2 IDR op hoofdstuk 94), 2 a en 6 voor de toepassing van de nomenclatuur (IDR). Tarifering IDR 9403.20/5 (PbEU 2016, nr. C 415).

Een audio/videostandaard voor plaatsing op de vloer (zie ook afbeelding 13 hierna) (totale hoogte: 180 cm) op zwenkwielen, ook wel aangeduid als ‘wide body TV kar’, voornamelijk vervaardigd uit staal, moet onder onderverdeling 9403.20 worden ingedeeld.

(…)

De standaard wordt in niet-gemonteerde staat aangeboden en zonder een plat beeldscherm. Hij is gemaakt om er een plat beeldscherm van maximaal 42 inch (106,7 cm) op te plaatsen dat maximaal 68 kg weegt.Toepassing algemene bepalingen 1 (Aantekening 2 IDR op hoofdstuk 94), 2 a en 6 voor de toepassing van de nomenclatuur (IDR). Tarifering IDR 9403.20/6 (PbEU 2016, nr. C 415).

(…)

Een schildersezelframe (zie ook afbeelding 16 hierna) moet onder onderverdeling 9403.60 worden ingedeeld.(…)Het frame is in de vorm van een A met 3 poten – 2 aan de voorkant en 1 aan de achterzijde bedoeld om op de grond te worden geplaatst. Met de ‘mast’ verlengd, heeft het een maximale hoogte van 2,28 m (minimumhoogte 1,67 m) en kan artikelen zoals doeken, schilderijen of schoolboorden tot 1,27 m hoog bevatten.Toepassing van de algemene bepalingen 1 (Aantekening 2 IDR op hoofdstuk 94) en 6 voor de toepassing van de nomenclatuur (IDR). Tarifering IDR 9403.60/2 (PbEU 2017, nr. C 372).

Indeling en gewijzigde GN-toelichting

25. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN-toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG.), r.o. 24).

26. In de situatie waarin de inspecteur overgaat tot intrekking van bti’s wegens een gewijzigd standpunt brengt gelet op het arrest van het Hof Amsterdam van 7 september 2004 (ECLI:NL:GHAMS:2004:AR4033) een redelijke bewijslastverdeling met zich dat hij de feiten en omstandigheden aanvoert en bij betwisting aannemelijk maakt, op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat de goederen ten onrechte onder de in de bti ‘s genoemde tariefposten zijn ingedeeld.

26. De rechtbank is van oordeel dat de wijziging van de toelichting op GS-post 9403 niet in strijd is met de tekst van de GS-post en de aantekening bij de afdeling of het hoofdstuk. De wijziging van de toelichting perkt wellicht de toelichting van de GS-post in, maar niet de GS-post als zodanig. De toelichting is een nadere precisering. Het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen dient nog steeds gezocht te worden in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GS-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de betreffende wijziging van de toelichting heeft kunnen volgen en juist heeft toegepast.

28. Dat verweerder de goederen vóór de wijziging van de toelichting als meubel in de zin van GS-post 9403 heeft ingedeeld, maakt het voorgaande niet anders. Er kan sprake zijn van voortschrijdend inzicht of sprake zijn van een nadere precisering van een toelichting en dat is niet in strijd met de GS-post.

Terugwerkende kracht

29. Verweerder heeft de bti’s ingetrokken en daarbij bepaald dat de intrekking met ingang van 30 augustus 2018 geschiedt. Hoewel eiseres stelt dat de intrekking met terugwerkende kracht in strijd is met het DWU, meer specifiek met de artikelen 28, vierde lid, 22, vierde lid, 34, derde lid, en 33, tweede lid, van het DWU, slaagt dat standpunt niet. Verweerder heeft de bti’s ingetrokken op grond van het bepaalde in artikel 34, zevende lid, onderdeel a, onder i, van het DWU. In laatstgenoemde bepaling staat uitdrukkelijk dat intrekking kan plaatsvinden met ingang van de datum waarop de wijziging van de toelichting in het publicatieblad van de Europese Unie bekend wordt gemaakt. Verweerder heeft dat ook gedaan. De door eiseres aangehaalde artikelen van het DWU kunnen haar niet baten, omdat het bepaalde in het zevende lid een lex specialis is en voorrang heeft op de andere bepalingen. Voorts wordt een ieder geacht het publicatieblad van de Europese Unie te kennen en had eiseres met ingang van 30 augustus 2018 kunnen weten dat de bti’s zouden kunnen worden ingetrokken.

30. Dat, zoals eiseres stelt, artikel 34, zevende lid, van het DWU een “kan-bepaling” is, kan er niet toe leiden dat verweerder de bti’s ten onrechte heeft ingetrokken. Verweerder heeft volgens de wettelijke bepaling de keuze en heeft ervoor gekozen om de bti’s in te trekken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat hij de plicht heeft om de bti in te trekken en verwijst daarvoor naar artikel 34, zevende lid, van het DWU zoals dat thans luidt. Uit de toelichting die verweerder heeft gegeven leidt de rechtbank af dat verweerder in alle situaties de bti intrekt en, onder de toen geldende wetgeving, geen aanleiding heeft gezien om niet van zijn bevoegdheid gebruik te maken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres verder geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan verweerder de bti’s niet zou mogen dan wel kunnen intrekken.

31. De rechtbank acht tevens van belang dat in de wijziging van de toelichting, conform de wettelijke bepaling van het DWU, is opgenomen dat hoewel de bti haar geldigheid heeft verloren, eiseres tot 28 februari 2019 gebruik kon maken van de bti indien voor 30 augustus 2018 overeenkomsten waren gesloten. In zoverre is er sprake van een overgangsperiode waarin eiseres alsnog gebruik heeft kunnen van de bti. Gelet op de overgangsperiode is de rechtbank van oordeel dat eiseres niet is benadeeld.

32. Eiseres verwijst nog naar paragraaf 11 van de ‘Administrative Guidance on the Binding Tariff Information Process’ van de Europese Commissie (hierna: Administratieve Richtlijnen BTI). In deze Administratieve Richtlijnen BTI staat dat conform het bepaalde in artikel 22, vierde lid, van het DWU de beschikking (en dus ook de intrekking daarvan) van kracht is op de datum waarop de aanvrager deze ontvangt (of wordt geacht deze te hebben ontvangen). De rechtbank leest in diezelfde paragraaf dat artikel 22, vierde lid, van het DWU geen toepassing vindt ingeval de intrekking heeft plaatsgevonden op grond van artikel 34, zevende lid, van het DWU. In dat geval is de datum waarop de wijziging van de toelichting in het publicatieblad van de Europese Unie bekend wordt gemaakt bepalend. En dat is hier het geval. Ook dit standpunt van eiseres slaagt dus niet.

33. Gelet op het voren overwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

34. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kleij, voorzitter, en mr. P.H. Lauryssen en mr. T.E. Deurvorst, leden, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2021.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel