Home

Rechtbank Noord-Holland, 03-03-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1799, HAA 21/4770 V

Rechtbank Noord-Holland, 03-03-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:1799, HAA 21/4770 V

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
3 maart 2022
Datum publicatie
8 maart 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:1799
Zaaknummer
HAA 21/4770 V

Inhoudsindicatie

verzet ongegrond.

De rechtbank is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen aannemelijk heeft gemaakt dat de brief van 5 juni 2021 is verzonden. Opposante heeft geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden betwijfeld dat de brief van 5 juni 2021 is verstuurd. De enkele stelling dat zij de brief niet heeft ontvangen, geeft daarvoor onvoldoende aanleiding. Dit betekent dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen op het verzoek van opposante moest beslissen, nog niet was verstreken ten tijde van de ingebrekestelling en het indienen van het beroep.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 21/4770 V

(gemachtigde: mr. W. Kort).

Procesverloop

Opposante heeft beroep ingesteld wegens het niet-tijdig nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen inzake haar verzoek van 24 december 2020 herbeoordeling kinderopvangtoeslag in het kader van de herstelregelingen kinderopvangtoeslag.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.

Bij uitspraak van 16 november 2021 heeft de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 7 december 2021 gereageerd op het verzet.

De gemachtigde van opposante heeft op 20 december 2021 telefonisch verklaard niet nader te willen reageren op de brief van verweerder van 7 december 2021.

Bij brief van 14 februari 2022 heeft opposante een nader stuk ingediend.

Opposante heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Awb biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht, omdat opposante prematuur in beroep is gekomen.

2. Opposante voert in haar verzetschrift aan dat de Belastingdienst/Toeslagen uiterlijk in juli 2021 een beschikking had dienen af te geven. Dit is niet gebeurd. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 16 november 2021 aangenomen dat de Belastingdienst/Toeslagen een brief gedateerd 5 juni 2021 zou hebben verzonden aan opposante en dat hiermee de termijn om te beslissen met zes maanden is verlengd en wel tot 24 december 2021. Opposante stelt dat zij de brief van 5 juni 2021 niet heeft ontvangen. Het staat niet vast dat de beslistermijn op rechtsgeldige manier is verlengd tot 24 december 2021. Het is aan de Belastingdienst/Toeslagen om de verzending aannemelijk te maken.

3. Bij brief van 7 december 2021 betoogt de Belastingdienst/Toeslagen dat de brief van 5 juni 2021 is verzonden met inachtneming van de criteria van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2014:2444). De brief van 5 juni 2021 is verzonden naar het juiste adres en de verzenddatum is erop vermeld. Nu de brief is terug te vinden in het verzendsysteem onder het kopje “verzonden brieven” kan geconcludeerd worden dat de benodigde stappen zijn doorlopen om de brief van 5 juni 2021 te verzenden. Ter onderbouwing van het gestelde is een Rapport Datum Verzending overgelegd, dat is opgemaakt op 7 december 2021.

4. De rechtbank is van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen aannemelijk heeft gemaakt dat de brief van 5 juni 2021 is verzonden. Opposante heeft geen omstandigheden aannemelijk gemaakt op grond waarvan kan worden betwijfeld dat de brief van 5 juni 2021 is verstuurd. De enkele stelling dat zij de brief niet heeft ontvangen, geeft daarvoor onvoldoende aanleiding. Dit betekent dat de termijn waarbinnen de Belastingdienst/Toeslagen op het verzoek van opposante moest beslissen, nog niet was verstreken ten tijde van de ingebrekestelling en het indienen van het beroep. Hieraan doet niet af dat de rechtbank ten onrechte niet een kopie van het verweerschrift van 29 oktober 2021 aan opposante had gezonden voordat zij haar uitspraak van 16 november 2021 deed.

5. Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard. Dit betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel