Home

Rechtbank Noord-Holland, 14-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5182, AWB - 20 _ 5047

Rechtbank Noord-Holland, 14-06-2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:5182, AWB - 20 _ 5047

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
14 juni 2022
Datum publicatie
28 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2022:5182
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5047

Inhoudsindicatie

(Voorlopige) aanslagen IB/PVV en ZVW. De bezwaren zijn terecht niet-ontvankelijk verklaard. Te laat bezwaar gemaakt en geen verschoonbare termijnoverschrijding, de aanslagen zijn naar het juiste adres gestuurd. De verzoeken om ambtshalve vermindering van de (voorlopige) aanslagen zijn terecht afgewezen, de gestelde verrekenbare verliezen zijn niet aannemelijk gemaakt. Als er al sprake was van een verlies, dan is het niet toe te rekenen aan de onderhavige jaren of er is geen sprake van aan de onderneming gerelateerde kosten.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummers: HAA 20/5047 tot en met HAA 20/5051

en

Procesverloop

HAA 20/5047 en HAA 20/5048 (jaar 2016)

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.543. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 779 en is een verzuimboete opgelegd van € 369.

Verweerder heeft voorts aan eiser voor het jaar 2016 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd. Het bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 30.123. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 101.

HAA 20/5049 en HAA 20/5050 (jaar 2017)

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.360. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 145.

Verweerder heeft voorts aan eiser voor het jaar 2017 een aanslag ZVW opgelegd. Het bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 20.312. Daarbij is belastingrente in rekening gebracht ten bedrage van € 36.

HAA 20/5051 (jaar 2019)

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2019 een voorlopige aanslag IB/PVV opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.442.

Verweerder heeft voorts aan eiser voor het jaar 2019 een voorlopige aanslag ZVW opgelegd. Het bijdrage-inkomen is daarbij vastgesteld op € 3.126.

Eiser heeft tegen de aanslagen en beschikkingen voor de jaren 2016 en 2017 bezwaar gemaakt en voor alle jaren (2016, 2017 en 2019) verzocht om ambtshalve vermindering van de (voorlopige) aanslagen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar gericht tegen de aanslagen IB/PVV en ZVW voor de jaren 2016 en 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft hij het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV 2016 en 2017 en de voorlopige aanslagen IB/PVV en ZVW 2019 afgewezen.

Eiser heeft hiertegen beroepen ingesteld.

Verweerder heeft voor alle zaken tezamen een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2022 te Haarlem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2].

Eiser is, zonder bericht, niet verschenen. De rechtbank heeft ter zitting onderzocht of eiser behoorlijk is uitgenodigd voor de zitting, zodat het onderzoek kan worden voltooid. De griffier heeft eiser bij aangetekende brief, verzonden op 8 maart 2022 en gericht aan het in het (aanvullende) beroepschrift door eiser vermelde correspondentie adres, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De brief is niet retour gekomen. Nu uit informatie van de website van PostNL is gebleken dat de brief op 9 maart 2022 is uitgereikt en een handtekening voor ontvangst is gezet, is eiser behoorlijk uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Het onderzoek kan worden voltooid.

Overwegingen

Feiten

1. In het jaar 2016 stond eiser volgens de Basisregistratie personen (hierna: BRP) in de volgende periodes op de volgende adressen ingeschreven:

PeriodeAdres

Begin 2016 tot 23 oktober 2016 [adres 1] te [woonplaats 1]

23 oktober 2016 tot 11 november 2016 [adres 2] te [woonplaats 2]

11 november 2016 tot 23 november 2016 [adres 1] te [woonplaats 1]

23 november 2016 tot 13 december 2016 [adres 2] te [woonplaats 2]

13 december 2016 tot 15 december 2016 [adres 1] te [woonplaats 1]

15 december 2016 tot eind 2016 (tot 14 februari 2017) [adres 3] te [woonplaats 1]

2. In het jaar 2016, tot 2 augustus 2016 stond eiser bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met een eenmanszaak handelend onder de naam [naam 3]. Vanaf 2 augustus 2016 (tot 3 november 2017) stond eiser bij de Kamer van Koophandel ingeschreven met een eenmanszaak handelend onder de naam [naam 4].

3. In het jaar 2017, vanaf 14 februari 2017, stond eiser blijkens de BRP ingeschreven op het adres [adres 1] te [woonplaats 1].

4. In het jaar 2019 stond eiser blijkens de BRP tot 1 juli 2019 ingeschreven op het adres [adres 4] te [woonplaats 1] en vanaf 1 juli 2019 op het adres [adres 1] te [woonplaats 1].

5. Eiser is op 28 februari 2017 uitgenodigd tot het doen van aangifte. Na het verzochte en verleende uitstel tot het doen van aangifte is eiser op 22 september 2017 herinnerd aan het doen van aangifte. Tenslotte is eiser op 3 november 2017 aangemaand tot het doen van aangifte. In die brief is vermeld dat de aangifte uiterlijk 17 november 2017 moet zijn gedaan.

6. Eiser heeft op 19 november 2017 zijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2016 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.687. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Omzet eenmanszaak € 2.750

Kosten eenmanszaak € 16.535-

Fiscale winst uit onderneming € 13.785-

Af: zelfstandigenaftrek € 0

Af: MKB-winstvrijstelling € 1.929 +

Belastbare winst uit onderneming € 11.856-

Bij: inkomsten uit loondienst € 12.420 +

Bij: netto ROW inkomsten uit PGB € 17.123 +

Belastbaar inkomen box 1 € 17.687

7. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft verweerder op 14 januari 2019 een verzoek om informatie naar eiser gestuurd. In de brief is verzocht om een onderbouwing met stukken van de in de aangifte aangegeven negatieve winst uit onderneming van € 13.785 en van de aftrek van € 13.000 voor uitbesteed werk.

8. Eiser heeft niet gereageerd op het verzoek om informatie waarna verweerder zijn voornemen om af te wijken van de aangifte kenbaar heeft gemaakt. De brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Winst uit onderneming: kosten

Uit mijn gegevens blijkt niet dat de loon- en huisvestingskosten juist zijn. Op mijn eerdere vragenbrief heb ik ook geen reactie van u ontvangen. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken met een bedrag van € 11.856.

Inkomsten uit overig werk: kosten

Uit mijn gegevens blijkt dat u inkomsten heeft ontvangen van diverse budgethouders voor het verlenen van zorg. Op deze inkomsten heeft u kosten in aftrek gebracht voor een bedrag van € 13.000. Omdat ik geen reactie van u heb ontvangen heeft u niet aangetoond dat de in aftrek gebrachte kosten juist zijn. Hierdoor zijn deze kosten niet aftrekbaar. Dit betekent dat de inkomsten uit overig werk € 30.123 zijn. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken.”

9. Met dagtekening 29 maart 2019 zijn aan eiser de aanslag IB/PVV en de bijbehorende beschikking belastingrente en boetebeschikking voor het jaar 2016 opgelegd, overeenkomstig de voorgenomen afwijking door verweerder. De aanslag ZVW en de bijbehorende beschikking belastingrente voor het jaar 2016 zijn eveneens met dagtekening 29 maart 2019 opgelegd. De aanslagen zijn naar het adres [adres 4] te [woonplaats 1] verstuurd.

Aanslagregeling 2017

10. Eiser heeft op 18 december 2018 aangifte IB/PVV voor het jaar 2017 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 6.860. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Inkomsten uit loondienst € 4.048

Bruto ROW € 20.312

Kosten bij ROW € 17.500-

Bij: netto ROW inkomsten uit PGB € 2.812 +

Belastbaar inkomen box 1 € 6.860

11. Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft verweerder op 14 januari 2019 een verzoek om informatie naar eiser gestuurd. In de brief is verzocht om een onderbouwing met stukken van de in de aangifte opgegeven kosten bij ROW van € 17.500.

12. Eiser heeft niet gereageerd op het verzoek om informatie waarna verweerder zijn voornemen om af te wijken van de aangifte kenbaar heeft gemaakt. De brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Inkomsten uit overig werk: kosten

Uit mijn gegevens blijkt dat u € 20.312 hebt ontvangen uit het persoonsgebonden budget van diverse budgethouders voor het verlenen van zorg. In de aangifte is hierop een bedrag van € 17.500 aan kosten op in mindering gebracht. Omdat de kosten niet zijn aangetoond zijn deze ook niet aftrekbaar. Dit betekent dat de inkomsten uit overig werk € 17.500 te laag zijn. Ik ben dan ook van plan op dit punt van de aangifte af te wijken.”

13. Verweerder heeft eiser per brief van 9 april 2019 bericht de voorgenomen afwijking te handhaven. Deze brief vermeldt, voor zover van belang, het volgende:

Stand FOR en stakingsaftrek

Uit mijn gegevens blijkt dat u de onderneming in 2017 bent gestaakt. Uit mijn gegevens blijkt ook dat er nog een FOR stand openstaat van 2000 van € 3.633 die bij de staking vrijvalt in de stakingswinst.

Hierop wordt de stakingsaftrek van € 3.630 in mindering gebracht. Na de aftrek van de MKB winstvrijstelling is de belastbare winst nihil.

Dit betekent wel dat de stakingsaftrek hierbij gebruikt is en niet meer in een ander jaar kan worden toegepast.

Ik heb dan ook besloten de afwijking van uw aangifte op deze punten te handhaven.”

14. Met dagtekening 2 mei 2019 zijn aan eiser de aanslag IB/PVV en de bijbehorende beschikking belastingrente voor het jaar 2017 opgelegd, overeenkomstig de voorgenomen afwijking door verweerder. De aanslag ZVW en de bijbehorende beschikking belastingrente voor het jaar 2017 zijn eveneens met dagtekening 2 mei 2019 opgelegd. De aanslagen zijn naar het adres [adres 4] te [woonplaats 1] verstuurd.

15. Eiser heeft op 2 maart 2020 aangifte IB/PVV voor het jaar 2019 gedaan. Eiser heeft de aangifte aangevuld op 7 juli 2020. Er is door eiser aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 51.442. Het bedrag is als volgt opgebouwd:

Inkomen uit tegenwoordige dienstbetrekking € 37.981

Inkomen uit vroegere dienstbetrekking € 10.335

Resultaat uit overige werkzaamheden € 3.126 +

Belastbaar inkomen box 1 € 51.442

16. Met dagtekening 13 juni 2020 is aan eiser een voorlopige aanslag IB/PVV voor het jaar 2019 opgelegd overeenkomstig de ingediende aangifte. De voorlopige aanslag ZVW voor het jaar 2019 is eveneens met dagtekening 13 juni 2020 opgelegd. De voorlopige aanslagen zijn naar het adres [adres 1] te [woonplaats 1] verstuurd.

Alle jaren

17. Op 13 juni 2020 heeft eiser voor de jaren 2016 en 2017 een bezwaarschrift ingediend en daarnaast voor alle jaren (2016, 2017 en 2019) een verzoek om ambtshalve vermindering van de (voorlopige) aanslagen gedaan. Het bezwaarschrift, danwel het verzoek, is door verweerder ontvangen op 16 juni 2020. Per brief van 19 augustus 2020 heeft eiser verweerder nogmaals verzocht zijn brief van 13 juni 2020 in behandeling te nemen.

18. Met dagtekening 20 augustus 2020 heeft verweerder zijn voorgenomen uitspraak op bezwaar aan eiser gestuurd. De brief vermeldt dat voor de jaren 2016 en 2017 het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zal worden verklaard en dat het verzoek om ambtshalve vermindering van deze aanslagen en de voorlopige aanslagen over het jaar 2019 zal worden afgewezen. Eiser is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Van die gelegenheid heeft hij geen gebruik gemaakt.

19. Verweerder heeft op 9 september 2020 uitspraak op bezwaar gedaan, conform zijn voornemen van 20 augustus 2020.

20. Eiser is tegen de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen. De rechtbank heeft het (pro forma) beroepschrift ontvangen op 11 september 2020.

Geschil 21. In geschil is of de bezwaren van eiser tegen de aanslagen 2016 en 2017 terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarnaast is in geschil of de verzoeken om ambtshalve vermindering van de (voorlopige) aanslagen 2016, 2017 en 2019 terecht zijn afgewezen.

Beslissing

Rechtsmiddel