Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:1411, AWB - 21 _ 860
Rechtbank Noord-Holland, 07-02-2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:1411, AWB - 21 _ 860
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Holland
- Datum uitspraak
- 7 februari 2023
- Datum publicatie
- 9 maart 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBNHO:2023:1411
- Zaaknummer
- AWB - 21 _ 860
Inhoudsindicatie
In geschil is of eiseres als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt kan worden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Eiseres heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij werkzaamheden heeft verricht voor de onderneming of betrokken is geweest bij de activiteiten van de onderneming. Uit de stukken volgt immers dat niet eiseres, maar haar partner de werkzaamheden voor de onderneming heeft verricht. Ook het octrooi van de uitvinding is op naar van haar partner geregistreerd. Dat eiseres gelden ter beschikking heeft gesteld voor de activiteiten van de onderneming en een financieel risico heeft gelopen is onvoldoende om als ondernemer voor de omzetbelasting aangemerkt te kunnen worden.
Uitspraak
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/860
(gemachtigde: mr. J.R.R. Oevering),
en
Procesverloop
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 2 januari 2021.
Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 98.234. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft verweerder eiseres € 3.767 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
Eiseres heeft daartegen bezwaar ingesteld.
Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de naheffingsaanslag verminderd tot € 14.496. Ook de belastingrentebeschikking is overeenkomstig verminderd tot € 892.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiser heeft vóór de zitting, op 24 november 2022, een nader stuk, ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiseres en namens verweerder mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres, woonachtig in [land 1] , staat sinds 20 december 2011 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK) als eenmanszaak ingeschreven onder de handelsnaam ‘Dr. [eiseres] , [functie] ’. Daarnaast is eiseres maat in de maatschap [maatschap] (maatschap). De activiteiten van de maatschap bestaat uit ‘ [dienstverlening] ’.
2. Per 19 maart 2015 heeft eiseres aan haar inschrijving in de KvK gewijzigd. Hierdoor is aan de handelsnaam ‘ [bedrijf 1] ’ ( [bedrijf 1] ) toegevoegd, zijn de activiteiten uitgebreid met de ‘vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen voor specifieke doeleinden, [teelt] ’ en is [naam 3] , de partner van eiseres, als gevolmachtigde ingeschreven.
3. Eiseres heeft in 2015 verzocht om als ondernemer aangemerkt te worden vanwege de activiteiten van [bedrijf 1] . Eiseres heeft in de aangifte omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 31 december 2015 verzocht om een teruggaaf van € 9.897.
4. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder een vragenbrief aan eiseres gestuurd. In reactie daarop heeft eiseres, voor zover van belang het volgende geantwoord:
“Naast mijn [werkzaamheden] heb ik tevens sinds 2015 andere bedrijfsactiviteiten. Ik heb een machine ontwikkeld voor de pharmaceutische industrie. Hiervoor heb ik een contract afgesloten met een pharmaceutisch bedrijf in [land 2] . ( [bedrijf 2] Ltd)
Afgelopen jaar is het eerste prototype gebouwd door [bedrijf 3] te [plaats 2] . [bedrijf 3] stuurt mij facturen met btw en ik factureer naar [bedrijf 2] facturen met 0% btw aangezien dit buiten de EU is.
Hierdoor ontstaat natuurlijk een negatieve omzetbelasting.
Voor het komende jaar heb ik een opdracht binnengehaald ter waarde van 550000 euro. [...]. Hierdoor krijg voor het 2e, 3e en 4e kwartaal wederom een behoorlijke negatieve aangifte omzetbelasting. Voor het tweede kwartaal 2016 begroot ik momenteel een negatieve aangifte van ongeveer 65000 euro. Misschien kunt u dit alvast vermelden in mijn dossier?
[...]
De ondernemers activiteiten die omzetbelasting belast zijn komen dus uit de verkoop van specialistische machines voor de pharmaceutische industrie. Het betreft hier een machine die gebruikt wordt in de [gewassen 1] teelt voor het vervaardigen van medicijnen( [medicijn] etc.)”
5. Naar aanleiding van deze reactie heeft verweerder de teruggave van € 9.897 verleend.
6. Middels de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2016 heeft eiseres verzocht om een teruggave van € 4.599, welke teruggave door verweerder is verleend.
7. Middels de aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal 2016 heeft eiseres verzocht om een teruggave van € 81.577. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een vragenbrief naar eiseres gestuurd. Eiseres heeft hierop gereageerd en, onder andere, vier documenten (facturen) overgelegd afkomstig van [bedrijf 3] B.V.. Op deze documenten staat voorbelasting vermeld van in totaal € 80.254,91.
8. Verweerder heeft de aangeleverde informatie van eiseres bekeken, waarbij het hem opviel dat één van de facturen afkomstig van [bedrijf 3] B.V. (waarop een bedrag van € 58.432,50 aan omzetbelasting was vermeld) op bepaalde punten, zoals de lay-out en het factuurnummer, afweek van de andere facturen van [bedrijf 3] B.V. Vervolgens heeft verweerder besloten om de teruggave vooralsnog niet te verlenen en een boekenonderzoek in te stellen bij eiseres.
9. Op 5 oktober 2016 heeft verweerder een derdenonderzoek bij [bedrijf 3] B.V. ingesteld. Tijdens dit derdenonderzoek hebben [naam 5] en mw. [naam 5] verklaard dat de factuur van [bedrijf 3] B.V., geen factuur, maar een offerte betrof. De omzet en de verschuldigde omzetbelasting zijn dan ook niet aangegeven in het desbetreffende tijdvak door [bedrijf 3] B.V.
10. Vervolgens is op 7 november 2016 een boekenonderzoek bij eiseres aangekondigd, gericht op, onder andere, de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 juli 2015 tot en met het derde kwartaal 2016. Het boekenonderzoek is op 21 november 2016 aangevangen. Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder gesproken met de partner van eiseres. Hij heeft, onder andere, verteld dat hij alle administratieve werkzaamheden voor [bedrijf 1] verzorgt en dat hij ook de aangiften omzetbelasting opstelt en indient. Ook is de factuur van [bedrijf 3] B.V. ter sprake gekomen en is vervolgens aan de partner van eiseres de cautie verleend, omdat bij verweerder het vermoeden rees dat de factuur vals was.
11. In de (eerste) voorlopige bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder aan eiseres kenbaar gemaakt dat hij, onder andere, heeft geconcludeerd dat de onderneming [bedrijf 1] niet door eiseres wordt gedreven, maar door haar partner.
12. Op 11 mei 2017 is eiseres door de FIOD verhoord. Van dit verhoor is een proces-verbaal opgesteld, hetgeen tot de gedingstukken behoort. In dit proces-verbaal is het volgende, voor zover van belang, opgenomen:
“Vraag verbalisanten:
Wat kunt u over de onderneming [bedrijf 1] verklaren?
Antwoord gehoorde:
Ik heb destijds een eenmanszaak opgericht genaamd [eiseres] [functie] . Ik denk dat ik deze onderneming in 2011 of 2012 ben gestart. Daarna zijn als tweede activiteit de bedrijfsactiviteiten van [bedrijf 1] ingebracht. De bedrijfsactiviteiten van deze onderneming betreffen de bouw van landbouwmachines. Het betreffen landbouwmachines voor het oogsten van [gewassen 2] voorkomt. [...]. Wij hebben geen personeel in dienst. [naam 3] is gevolmachtigde in [bedrijf 1] en doet in feite alle activiteiten. Ik doe eigenlijk niets voor [bedrijf 1] . [naam 3] doet alles.