Home

Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:9773, HAA 23/4570

Rechtbank Noord-Holland, 05-03-2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:9773, HAA 23/4570

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
5 maart 2025
Datum publicatie
26 september 2025
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2025:9773
Zaaknummer
HAA 23/4570
Relevante informatie
Art. 21 SW, Art. 10a Uitv besl SW

Inhoudsindicatie

Eiser en zijn twee broers waren elk voor een derde deel eigenaar van de voormalig ouderlijk woning. De twee broers van eiser waren woonachtig in de woning en huurden het deel dat eigendom is van eiser. Na het overlijden van de broer van eiser verhuurt eiser het uit de erfenis verkregen aandeel in de woning aan de nog overgebleven broer. Naar het oordeel van de rechtbank bevond het verkregene zich op het moment van overlijden van de erflater niet in verhuurde staat, zodat daarop niet de leegwaarderatio van artikel 21, achtste lid, van de Successiewet kan worden toegepast.

Uitspraak

Zittingsplaats Haarlem

Bestuursrecht

zaaknummer: HAA 23/4570

(gemachtigde: J.A.M. Verhoeven),

en

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2019 een aanslag erfbelasting (hierna: de aanslag) opgelegd naar een belastbare verkrijging van € 2.129.054.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 december 2024 te Haarlem. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] .

Overwegingen

Feiten

1. De ouders van eiser zijn wijlen de heer [naam 2] (overleden op [overlijdensdatum 1] ) en mevrouw [naam 3] (overleden op [overlijdensdatum 2] ). Uit dit huwelijk zijn, naast eiser, geboren, [naam 4] en [naam 5] . Op [overlijdensdatum 3] is één van de twee broers van eiser, [naam 4] (hierna: erflater), overleden.

2. Erflater heeft geen testament opgemaakt. Eiser en zijn andere broer, [naam 5] zijn krachtens de wet erfgenamen.

3. Eiser, erflater en [naam 5] zijn sinds het overlijden van hun moeder en tot aan de datum van het overlijden van erflater elk voor 1/3e deel eigenaar van de woning aan de [adres] (hierna: de woning). De woning wordt in deze periode bewoond door erflater en [naam 5] , terwijl eiser (die elders woont) zijn onverdeelde 1/3e aandeel in de woning heeft verhuurd aan zijn twee broers. Eiser ontvangt voor de verhuur een bedrag van € 910 per twee maanden van de twee broers gezamenlijk. Na het overlijden van erflater is [naam 5] de enige bewoner van de woning en hij betaalt hierna hetzelfde huurbedrag per twee maanden aan eiser.

4. Tot de nalatenschap van erflater behoort 1/3 aandeel van de eigendom van de woning (waarvan eiser de helft verkrijgt). In het jaar van overlijden van erflater is de WOZ-waarde van de woning € 919.000.

5. In de aanslag erfbelasting is – overeenkomstig de ingediende aangifte erfbelasting – het door eiser van erflater verkregen 1/6e aandeel in de woning gewaardeerd op € 141.525.

Geschil

6. In geschil is of bij de waardering van de woning voor de erfbelasting bij eiser rekening dient te worden gehouden met de zogenoemde leegwaarderatio (artikel 21, achtste lid, van de Successiewet (hierna: SW)).

7. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij 1/6e onverdeeld aandeel in een verhuurde woning heeft verkregen van erflater, gelet op het feit dat eiser de woning aan zijn twee broers (waaronder erflater) verhuurde tot het moment van overlijden van erflater. De verkrijging van dit deel moet volgens eiser daarom worden gewaardeerd op € 94.963, namelijk 1/6e deel van de WOZ-waarde van de woning met een leegwaarderatio van 62%.

8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verkrijging van het aandeel in de woning door eiser moet worden gewaardeerd in vrij opleverbare staat, dus zonder toepassing van de leegwaarderatio. Verweerder voert daartoe aan dat het 1/6e aandeel in de woning niet in verhuurde staat door eiser is verkregen. Erflater verhuurde dit gedeelte van de woning niet, zodat artikel 21, achtste lid SW terecht buiten beschouwing is gelaten.

Beoordeling van het geschil

9. Uit de tekst van artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 (in samenhang met artikel 21, vijfde en achtste lid, van de SW) volgt dat de leegwaarderatio wordt toegepast op de WOZ-waarde (naar rato) van het gedeelte van de woning dat verhuurd is. Het geschil is dus terug te voeren op de vraag of bij de waardering van de verkrijging van het 1/6e aandeel in de woning door eiser rekening moet worden gehouden met verhuur daarvan.

10. De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan eiser heeft aangenomen, moet er van uit gegaan worden dat het tot de nalatenschap van erflater behorende 1/3e aandeel van de eigendom van de woning, niet werd verhuurd. Gesteld noch gebleken is immers dat erflater zijn (onverdeelde) aandeel in de woning heeft verhuurd. Dat eiser zijn 1/3e aandeel in de woning tot het overlijden van erflater heeft verhuurd aan erflater en [naam 5] , doet daaraan niet af.

11. Bij de bepaling van de waarde van het verkregen aandeel in de woning kan, anders dan eiser kennelijk betoogt, geen invloed worden toegekend aan de omstandigheid dat eiser het verkregen aandeel in de woning direct na het overlijden van erflater heeft verhuurd aan [naam 5] . Eiser miskent in zoverre dat voor het vaststellen van de verhuurde staat, bepalend is in welke staat – objectief bezien – het verkregen aandeel in de woning zich bevond op het ondeelbare moment waarop erflater overleed. Het aandeel in de woning dat eiser heeft verkregen door het overlijden van erflater bevond zich op het moment van overlijden, zoals hiervoor overwogen, niet in verhuurde staat.

12. Doordat het verkregene zich niet in verhuurde staat bevond, kan hierop niet de leegwaarderatio worden toegepast.

13. Voor zover eiser heeft gesteld dat bij de waardering rekening moet worden gehouden met het feit dat hij tezamen met [naam 5] en erflater dan wel vanaf het moment van overlijden van erflater tezamen met [naam 5] slechts mede-eigenaar is van de onverdeelde eigendom van de woning en dat zijn onverdeelde aandeel afzonderlijk onverkoopbaar is aan derden, kan dat hem niet baten. Voor de waardering van een mede-eigendom in een onverdeelde bezitting geldt in beginsel dat daarmee bij de waardering geen rekening wordt gehouden (vgl. HR 11 november 1970, ECLI:NL:HR:1970:AX5123). Feiten of omstandigheden die aanleiding geven om daar in het onderhavige geval anders over te oordelen zijn niet gesteld.

Conclusie

14. Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H. de Jong, rechter, in aanwezigheid van

mr. I. Kroesemeijer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2025.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift per post verzonden op:

Rechtsmiddel