Home

Rechtbank Noord-Nederland, 12-06-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:5496, c18/141064/PR RK 13-177

Rechtbank Noord-Nederland, 12-06-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:5496, c18/141064/PR RK 13-177

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
12 juni 2013
Datum publicatie
13 september 2013
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2013:5496
Zaaknummer
c18/141064/PR RK 13-177

Inhoudsindicatie

Wraking omdat de rolrechter verzoeker tijdens de rolzitting niet het woord heeft gegeven omdat de zaak voor antwoord voor de wederpartij stond.

Uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat de rolrechter verzoeker verkeerd heeft begrepen en daarom hem het woord niet heeft gegeven. De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet kan leiden tot een gegrond wrakingsverzoek.

Wrakingsverzoek is afgewezen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen

MEERVOUDIGE KAMER

Zaaknummer / rolnummer: C/18/141064/PR RK 13-177

Beslissing van 12 juni 2013

op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van

[A] ,

wonende aan de[adres],[woonplaats],

verzoeker.

1 Procesverloop

1.1.

Bij brief van 23 mei 2013 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend van mr. E.J. Oostdijk die op de rolzitting van dezelfde datum de door verzoeker tegen de burgermeester van de gemeente Groningen, alsook de gemeente Groningen, aangebrachte zaak (geregistreerd onder nummer 588385 / 13-6173) heeft behandeld. Van het verhandelde op de rolzitting van 23 mei 2013 is proces-verbaal opgemaakt.

1.2.

Mr. Oostdijk heeft niet in de wraking berust.

1.3.

Hierop is een wrakingskamer geformeerd, bestaande uit mr. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, mr. W.J.A.M. Dijkers en mr. P. Molema, rechters.

1.4.

Mr. Oostdijk heeft bij brief van 28 mei 2013 haar zienswijze aan de wrakingskamer kenbaar gemaakt, waarbij zij tevens heeft aangegeven niet bij de behandeling van het wrakingsverzoek aanwezig te zullen zijn.

1.5.

Op 5 juni 2013 is het wrakingsverzoek van verzoeker ter zitting door de wrakingskamer behandeld. Ter zitting heeft verzoeker zijn standpunt nader toegelicht.

2 De beoordeling

2.1.

De rechtbank overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv, in samenhang met de door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op basis van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden ontwikkelde criteria.

2.2.

Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.

2.3.

Uit het wrakingsverzoek en de daarop ter zitting gegeven toelichting begrijpt de rechtbank dat verzoeker mr. Oostdijk heeft gewraakt, omdat zij hem tijdens de rolzitting op 23 mei 2013 heeft belet vragen te stellen over de processuele voortgang van de door hem tegen de burgermeester van de gemeente Groningen en de gemeente Groningen aanhangig gemaakte zaak en dat verzoeker door deze opstelling van mr. Oostdijk geen gelegenheid heeft gekregen zich dienaangaande nader te laten informeren. Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker verklaard dat hij er mee bekend was dat het hem niet was toegestaan op de rolzitting inhoudelijke mededelingen te doen of inhoudelijke vragen te stellen, omdat de zaak voor antwoord van de wederpartij stond. Verzoeker heeft tevens verklaard dat hij geen inhoudelijke mededelingen wilde doen of inhoudelijke vragen wilde stellen, maar dat hij wilde vragen of de termijn waarbinnen hij op het standpunt van de wederpartij zou mogen reageren bekort kon worden. Door de opstelling van mr. Oostdijk heeft hij deze vraag niet kunnen stellen en is de zaak naar de volgende rolzitting verwezen.

2.4.

De rechtbank is van oordeel dat uit het proces-verbaal van de rolzitting op 23 mei 2013 blijkt dat mr. Oostdijk aan verzoeker geen gelegenheid heeft geboden het woord te voeren. In het proces-verbaal staat vermeld dat verzoeker het woord zou hebben gevraagd “om zijn zaak inhoudelijk toe te lichten”. Volgens verzoeker is dat niet juist, maar vroeg hij het woord teneinde een processuele vraag te kunnen stellen. Uit het proces-verbaal kan worden afgeleid dat mr. Oostdijk op de rolzitting van 23 mei 2013 aan verzoeker niet het woord heeft gegeven omdat zij er klaarblijkelijk op voorhand vanuit is gegaan dat verzoeker inhoudelijke opmerkingen over te zaak zou willen maken, naar nu blijkt: ten onrechte. Door onvoldoende navraag te doen naar de aard van de vraag die verzoeker wenste te stellen en verzoeker te weigeren het woord te voeren, heeft mr. Oostdijk het procesrecht niet geheel juist toegepast.

2.5.

Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Oostdijk jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. Aldus kan de door verzoeker aangevoerde grond niet leiden tot een gegrond wrakingsverzoek.

2.6.

Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van feiten en/of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden - ook de door verzoeker met zoveel woorden in zijn wrakingsverzoek genoemde omstandigheid dat hij mr. Oostdijk al eens in een andere procedure heeft gewraakt, geldt niet als een zodanige omstandigheid - wordt het onderhavige verzoek tot wraking afgewezen.

3 Beslissing

De rechtbank:

3.1.

wijst het verzoek tot wraking af,

3.2.

bepaalt dat de procedure met nummer 588385 / 13-6173 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek,

3.3.

beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker en

mr. Oostdijk, alsook aan de belanghebbenden de gemeente Groningen en de burgermeester van de gemeente Groningen.

Deze beslissing is gegeven door mrs. L.H.A.M. Voncken, voorzitter, W.J.A.M. Dijkers en

P. Molema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Beuker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2013.

chb