Home

Rechtbank Noord-Nederland, 14-02-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:708 BZ2389, AWB LEE 12/405

Rechtbank Noord-Nederland, 14-02-2013, ECLI:NL:RBNNE:2013:708 BZ2389, AWB LEE 12/405

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
14 februari 2013
Datum publicatie
27 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2013:BZ2389
Zaaknummer
AWB LEE 12/405

Inhoudsindicatie

OB - geen btw-ondernemer voor voorgenomen verhuur van villa aan een gelieerde BV omdat in wezen sprake is van terbeschikkingstelling aan zichzelf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling bestuursrecht

Locatie Leeuwarden

procedurenummer: AWB LEE 12/405

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 14 februari 2013 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde [gemachtigde eiser],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen,

verweerder,

gemachtigden [gemachtigden verweerder].

Procesverloop

Eiser heeft bij een tweetal aangiftes omzetbelasting een verzoek om teruggaaf ingediend van € 772 respectievelijk € 3.789.

Verweerder heeft de teruggaafverzoeken geweigerd door de afgifte van een (gecombineerde) nihilbeschikking.

Eiser heeft tegen deze weigering bezwaar gemaakt.

Bij zijn uitspraak op bezwaar van 29 december 2011 heeft verweerder de weigering gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 8 februari 2012, ontvangen bij de rechtbank op 9 februari 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 oktober 2012 te Leeuwarden.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is bij zijn gemachtigden verschenen.

De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart is op 1 januari 2013 in werking getreden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.

Motivering

Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

1.1 Eiser is directeur-grootaandeelhouder van de moedermaatschappij van [besloten vennootschap] (de BV). De BV heeft een kantoorruimte in eigendom, welke is gelegen op de begane grond van een flatgebouw in [vestigingsplaats]. In de kantoorruimte zijn werkplekken aanwezig en er is een ontvangstkamer. De BV heeft twee werkneemsters in dienst, die op vijf respectievelijk drie dagen per week werken. Eiser wordt aan de BV ter beschikking gesteld door de moedermaatschappij. Ten tijde van de zitting werd de huidige kantoorruimte van de BV te koop aangeboden.

1.2 Eiser heeft in 2008 een perceel grond gekocht met de bedoeling daarop een villa te bouwen. Reeds op dat moment had hij de intentie de BV in de villa te vestigen en een deel van de villa zakelijk te verhuren aan de BV. De bouw van de villa is vertraagd. Tijdens de zitting was de bouw nog niet gestart. Inmiddels heeft de Welstandscommissie goedkeuring gegeven voor verdere uitwerking van een ontwerp dat is gemaakt door een architect. Verder heeft eiser de eerste nota met gemeentelijke leges ontvangen.

1.3 In 2008 en 2009 zijn diverse voorbereidende werkzaamheden verricht, waaronder het aanleggen van een toegangsweg naar het perceel en het maken van een bouwtekening.

1.4 Nadat eiser zijn intentie om de villa gedeeltelijk aan de BV te gaan verhuren, had besproken met zijn belastingadviseur, heeft hij zich op advies van die gemachtigde bij de belastingdienst laten registreren als ondernemer voor de omzetbelasting. Dit is gebeurd op 4 januari 2011. In het aanmeldingsformulier geeft eiser op dat zijn onderneming is gestart op 19 november 2009. Eiser heeft zijn ondernemersactiviteiten omschreven als "het treffen van voorbereidingen voor de bouw en verhuur van onroerend goed."

1.5 Verweerder heeft op 10 januari 2011 twee aangiftebiljetten omzetbelasting uitgereikt, die betrekking hebben op de tijdvakken 19 november 2009 tot en met 31 december 2009 respectievelijk 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010. Bij de aangifte over het eerstgenoemde tijdvak heeft eiser om een teruggaaf van € 772 verzocht, over het laatstgenoemde tijdvak betreft het een teruggaafverzoek van € 3.789.

1.6 Op verzoek van verweerder heeft eiser de aan de teruggaafverzoeken ten grondslag liggende facturen overgelegd. Een factuur is gedateerd in 2008, een aantal is gedateerd in 2009, maar steeds voor 19 november van dat jaar, en een aantal facturen is gedateerd in 2010. De prestaties waarop de facturen betrekking hebben zijn:

- het verrichten van graafwerkzaamheden;

- de levering van vulzand en zwarte grond;

- het ontwerpen van de villa;

- de huur van een afvalcontainer;

- het verrichten van tekenwerk voor een landhuis door een architect.

1.7 Op tot de gedingstukken behorende tekening van de architect is een aantal ruimtes van de villa door middel van arcering aangemerkt als zakelijke gedeeltes. Het betreft een slaapkamer op de eerste verdieping die was bestemd als archiefruimte en een vertrek op de begane grond, bestemd als kantoor. Ter zitting heeft eiser aangegeven dat de plannen zijn gewijzigd en dat de archiefruimte zal worden gesitueerd boven het kantoor. In de ruimte op de verdieping zal ook een spreekkamer worden ingericht. Een interne rechtstreekse verbindingsmogelijkheid van deze als zakelijk bestemde gedeeltes door middel van een trap was ten tijde van de zitting nog in onderzoek.

1.8 Nadat de villa (inclusief de kantoorruimte) gereed is, zal de BV (zie 1.1) aldaar worden gevestigd. Eiser zal vanaf dat moment de onder 1.6 omschreven zakelijk ruimte gaan verhuren aan de BV. De onder 1.1 genoemde werkneemsters en eiser zullen vanaf dat moment hun werkzaamheden in of vanuit de villa verrichten. Voor het zetten van koffie en thee zal gebruik worden gemaakt van de privé keuken. Verder zal men het toilet tegenover het kantoor mogen gebruiken. Nabij de kantoorruimte is een zijdeur gesitueerd die mede bestemd is voor zakelijk gebruik. Verder zal het perceel worden ontsloten door twee toegangswegen, waarvan een is bestemd voor zakelijk verkeer.

1.9 Tussen eiser en de BV zijn nog geen afspraken gemaakt over de huur en de hoogte van de vergoeding. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat de huur zakelijk en kostendekkend zal moeten zijn. Naar schatting bedraagt het aan de BV ter beschikking te stellen deel 13 procent van de villa.

1.10 Verweerder heeft bij een achttal makelaarskantoren navraag gedaan of zij in hun praktijk te maken hebben gehad met verhuur als bedrijfsruimte van inpandige ruimte bij een woning. Een dergelijke exploitatie was bij de benaderde makelaarskantoren niet bekend.

Geschil

2.1 In geschil is of eiser met betrekking tot de voorgenomen verhuur van een deel van een nog te bouwen woning recht heeft op teruggaaf van omzetbelasting die hem in rekening is gebracht ter zake van diverse voorbereidende werkzaamheden. Daarbij spitst het geschil zich toe op de beantwoording van de volgende vragen:

Primair: Is eiser (reeds) ten tijde van de in geschil zijnde tijdvakken aan te merken als ondernemer voor de omzetbelasting ter zake van de voorgenomen verhuur?

Subsidiar: Verhindert het leerstuk "misbruik van recht" de teruggaaf?

Meer subsidiair: Komt de aan eiser voorafgaand aan 19 november 2009 factureerde omzetbelasting voor teruggaaf in aanmerking?

2.2 Eiser beantwoordt de subsidiaire vraag ontkennnend en de beide andere vragen bevestigend. Verweerder is van opvatting dat de subsidiaire vraag bevestigend moet worden beantwoord en de beide andere vragen ontkennend.

2.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Beoordeling van het geschil

3.1 Volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 15 december 2006, nr. 42.506 NTFR 2006/1791) komt aan het in artikel 7 van de Wet OB gebezigde begrip bedrijf geen andere betekenis toe dan aan het begrip economische activiteit zoals gehanteerd in artikel 4 van de Zesde richtlijn (thans artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG).

3.2 Ingevolge het arrest van het HvJ EG van 26 september 1996, nr. C-230/94, Renate Enkler (LJN AV9893) is de verhuur van een lichamelijke zaak in ieder geval een exploitatie die is aan te merken als economische activiteit in de zin van artikel 9 van Richtlijn 2006/112/EG, wanneer die verhuur erop gericht is, duurzaam opbrengsten te verkrijgen in de zin van artikel 9, eerste lid, tweede zin van Richtlijn 2006/112/EG. Om vast te stellen of daar sprake van is moet het geheel van de omstandigheden van het concrete geval worden beoordeeld.

3.3 De rechtbank overweegt voorts dat uit het onder 3.2 vermelde arrest tevens volgt dat het op de weg van eiser ligt aannemelijk te maken dat in zijn geval aan de voorwaarden voor aftrek wordt voldaan, en in het bijzonder dat hij voldoet aan de criteria om als belastingplichtige te worden aangemerkt.

3.4 De vastgestelde feiten, in hun onderling verband en samenhang beoordeeld, leiden de rechtbank tot de conclusie dat de voorgenomen verhuur, gelet op de omstandigheden waaronder die zou moeten gaan plaatsvinden, niet kwalificeert als een economische activiteit voor de heffing van omzetbelasting. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de inpandige ruimtes in zijn (nog te stichten) woning aan een ander ter beschikking zou stellen dan aan een hem gelieerde derde, zoals de BV. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een huurovereenkomst vooralsnog ontbreekt, dat de huurprijs nog onbepaald is, en met name dat werknemers gebruik mogen maken van privé ruimtes van de woning, zoals (een deel van) de hal, de gang, eventueel de trap naar de eerste verdieping, het toilet en de (enige) keuken. Bovendien volgt uit verweerders onderzoek (zie 1.10) dat sprake is van verhuur die plaatsvindt op een in het economisch verkeer ongebruikelijke wijze. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiser de woning met inbegrip van de onderhavige onzelfstandige ruimtes feitelijk aan geen ander dan zichzelf ter beschikking stelt. Het feit dat twee werknemers hun werkzaamheden in de woning gaan verrichten en dat aldaar besprekingen met cliënten plaats zullen vinden, leidt in het licht van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, niet tot een ander oordeel. Onder deze omstandigheden kan eiser voor de (voorgenomen) verhuur niet worden aangemerkt als ondernemer voor de heffing van omzetbelasting.

3.5 Op grond van het vorenstaande heeft verweerder het gelijk aan zijn kant en zijn de gevraagde teruggaafverzoeken terecht geweigerd. De overige opgeworpen vragen behoeven geen bespreking. Het beroep moet ongegrond worden verklaard.

Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.W. Keuning, mr. A.F. Germs-de Goede en mr. G.B.A. Brummer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Haanstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2013.

w.g. H.J. Haanstra

w.g. J.W. Keuning

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.