Home

Rechtbank Noord-Nederland, 18-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3914, AWB - 16 _ 1602

Rechtbank Noord-Nederland, 18-08-2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3914, AWB - 16 _ 1602

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
18 augustus 2016
Datum publicatie
17 oktober 2016
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2016:3914
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1602

Inhoudsindicatie

MRB. Naheffingsaanslag is ten onrechte opgelegd. Het gebruik van de handelaarskentekenplaten heeft in het onderhavige geval in het kader van de verkoop van de auto en derhalve binnen het kader van de onderneming van eiser plaatsgevonden. De auto was voor een tweede, langere keer aan een potentiële koper voor proef meegegeven, nadat deze tijdens de eerste proefrit met pech was komen te staan.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 16/1602

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 18 augustus 2016 in de zaak tussen

en

(gemachtigde: [verweerder] ).

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2016. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [verweerder 2] .

Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 19.

Gronden

1. Het geschil betreft een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) van 18 februari 2016 opgelegd aan eiser over het tijdvak 30 mei 2014 tot en met 29 mei 2015 ten bedrage van € 425 met boetebeschikking ten bedrage van € 425. De naheffingsaanslag is opgelegd vanwege het gebruik van de handelaarskentekenplaten op de tot de handelsvoorraad van eiser behorende auto met kenteken [kenteken] (de auto), terwijl niet - althans dat is in geschil - voldaan is aan de voorwaarden voor het gebruik van de handelaarskentekenplaten.

Schending hoorplicht

2. Eiser heeft in de bezwaarfase, desgevraagd, aangegeven gehoord te willen worden. Verweerder heeft eiser echter niet gehoord en bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van eisers ‘kennelijk ongegrond’ verklaard. De rechtbank is van oordeel dat eiser ten onrechte niet is gehoord. Anders dan verweerder in zijn uitspraak op bezwaar heeft gesteld, is in dit geval reeds gelet op de verzuimboete geen sprake van een ‘kennelijk ongegrond bezwaar’. Verweerder heeft ter zitting erkend dat eiser ten onrechte niet is gehoord. De rechtbank verklaart eisers beroep reeds daarom gegrond. Eiser komt in aanmerking voor proceskostenvergoeding en vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.

3. Ter zitting heeft eiser verklaard geen belang bij terug-verwijzing te hebben. Hij wenst dat de rechtbank de zaak zelf zal afdoen. Nu beide partijen ter zitting hebben aangegeven dat zij alles naar voren hebben kunnen brengen én over de feiten geen verschil van mening bestaat, zal de rechtbank daarom zelf (ingevolge artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht) in de zaak voorzien en een inhoudelijke beslissing geven.

Inhoudelijk geschil

4. Vaststaat - zoals ter zitting is besproken - dat de auto van 13 mei 2015 tot en met 25 augustus 2015 tot de handelsvoorraad van eiser behoorde. Tevens staat vast dat eiser de auto op 29 mei 2015 de hele dag heeft meegeven aan een potentiële koper om daarmee die dag proef te rijden. Die potentiële koper is op 29 mei 2015 op de openbare weg aangehouden waarbij een [voorwerp] in de auto is aangetroffen.

5. Op grond van artikel 44, vierde lid, van het Kentekenreglement mag het handelaarskenteken uitsluitend worden gebruikt indien met de auto gebruik van de weg wordt gemaakt in het kader van de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf aan wie het handelaarskenteken is opgegeven.

6. Niet betwist is dat de auto was bestemd voor de verkoop, alsmede dat op het controlemoment sprake was van een situatie waarin eiser de auto voor een hele dag had meegegeven aan een potentiële koper van de auto. De auto was in dit geval, anders dan gebruikelijk is bij eiser, voor een hele dag meegegeven omdat bij deze potentiële koper twijfel was ontstaan over de aankoop. Die potentiële koper had namelijk al eerder een 'gewone' proefrit met de auto gemaakt en was tijdens die proefrit met pech komen te staan. Nadat eiser de auto had gerepareerd, had eiser de auto daarom op 29 mei 2015 voor een hele dag aan die potentiële koper meegegeven, om deze ervan te overtuigen dat de auto in goede staat was.

7. De juistheid van voormelde gang van zaken is door verweerder niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat gelet op die gang van zaken, het gebruik van de handelaarskentekenplaten in het onderhavige geval in het kader van de verkoop van de auto en derhalve binnen het kader van de onderneming van eiser, heeft plaatsgevonden en dus rechtmatig was, gelijk het geval was in de situatie waarover het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 juli 2016 heeft beslist (ECLI:NL:GHARL:2016:5538, r.o. 4.6). Dat de potentiële koper tijdens die, langer dan gebruikelijke, periode waarin hij met de auto proef mocht rijden, op enig moment een van een kennis gekregen [voorwerp] heeft meegenomen, maakt dat niet anders. Niet verwacht kan en behoeft te worden dat de potentiële koper in deze situatie de hele dag, non stop in de auto rondrijdt. Deze mag naar het oordeel van de rechtbank gedurende zo'n bijzondere proefperiode zijn dag op de voor hem gebruikelijk wijze invullen, gebruik makend van de auto, zodat hij door dat testgebruik een reëel beeld van en vertrouwen in de auto kan krijgen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen grond voor naheffing is.

8. Gelet op wat hiervoor is overwogen zijn de beroepen gericht tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, gegrond verklaard.

9. Verweerder heeft ter zitting aangegeven voor deze procedure akkoord te gaan met een proceskostenvergoeding van in totaal € 19. Voor de rechtbank is er geen aanleiding partijen hierin niet te volgen.

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

fn 35