Home

Rechtbank Noord-Nederland, 21-09-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:3720, 120271

Rechtbank Noord-Nederland, 21-09-2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:3720, 120271

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
21 september 2017
Datum publicatie
28 september 2017
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2017:3720
Formele relaties
Zaaknummer
120271

Inhoudsindicatie

uithuisplaatsing ernstig ziek kind.

Uitspraak

beschikking

Afdeling privaatrecht

Locatie Assen

zaakgegevens : C/19/120271 / JE RK 17-383

datum uitspraak: 21 september 2017

gevestigd te Groningen,

betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] , [land] , hierna te noemen [minderjarige] .

De rechtbank merkt voorts als belanghebbenden aan:

wonende te Emmen,

wonende te Emmen,

gevestigd te Utrecht.

Het verdere procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 september 2017, ingekomen bij de griffie op 7 september 2017;

- de beschikking van deze rechtbank van 7 september 2017;

- het schrijven van mr. E.C.Weijsenfeld van 7 september 2017 met producties;

- het schrijven van mr. J. Breeveld van 19 september 2017 met producties;

- het schrijven van de Raad met bijlage van 21 september 2017;

- het pleidooi van mr. J. Breeveld, overgelegd ter zitting.

Op 20 september 2017 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de moeder en de vader, bijgestaan door mr. J. Breeveld, die de zaak heeft overgenomen van

mr. E.C. Weijsenfeld,

- mevrouw [XX] , namens de Raad,

- mevrouw [YY] en mevrouw [ZZ] , namens de GI,

- de opeenvolgende tolken: de heer R. Avak, de heer A. Maghsoudi, de heer D. Madjlessi en mevrouw F. Wassa.

Het standpunt van verzoeker

Het gezin bestaat uit vader, moeder, [zus] , [minderjarige] en [broer] . Ouders hebben een verblijfsstatus op basis van de medische problematiek van hun zoon [minderjarige] . Hij heeft de stofwisselingsziekte Fucosidose. Deze (zeldzame) aandoening heeft geestelijke en lichamelijke achteruitgang tot gevolg en leidt uiteindelijk tot de dood. [minderjarige] heeft hierdoor steeds meer zorg en toezicht nodig.

Op 31 augustus 2017 heeft het COA, de huisarts, het Scheperziekenhuis te Emmen en Icare aan Veilig Thuis Drenthe laten weten dat moeder met de twee andere kinderen al vijf weken niet in beeld is. Vader had alleen de zorg voor [minderjarige] . Hulpverleners stelden vast dat de gezondheid en verzorging van [minderjarige] achteruit was gegaan.

De zorgen van de Raad betreffen de volgende punten.

-

De sonde heeft in een periode van een maand tweemaal verstopt gezeten, terwijl dit bij juist gebruik maar eenmaal in enkele maanden behoort te zijn. De indruk bestaat dat de sonde niet goed wordt doorgespoeld. [minderjarige] gewicht neemt af.

-

Icare heeft gezien dat de medicatie een dag niet aanwezig was, omdat vader dit niet had bijbesteld. Vader zoekt geen hulp om de juiste medicatie toe te dienen.

-

COA en Icare hebben vastgesteld dat vader [minderjarige] liggend op de achterbank vervoert, terwijl [minderjarige] in zijn aangepaste rolstoel behoort te worden vervoerd. De auto van ouders is hiervoor niet geschikt. Meerdere malen is gezien dat vader [minderjarige] op voorgaande wijze vervoert. Vader heeft geen geldig rijbewijs, de auto staat niet op zijn naam en is mogelijk niet verzekerd.

-

COA, Icare en huisarts zien dat ouders thuis geen gebruik maken van de medische voorzieningen, waaronder speciale kussens en tillift. [minderjarige] wordt dan niet adequaat ondersteund.

-

De woning is aangepast. Ouders maken echter geen gebruik van deze aanpassingen. Zo slaapt het gezin bij elkaar in één ruimte, terwijl [minderjarige] ook in zijn eigen slaapkamer kan liggen waar hij zijn eigen medische voorzieningen heeft. De ruimtes worden niet geventileerd. De verstrekte tillift kan door vloerkleden op de grond niet worden gebruikt.

-

De hygiëne in de woning is matig, terwijl dit voor de gezondheid van [minderjarige] belangrijk is. Ondanks bespreking met ouders hierover treedt er geen verbetering op.

-

Ouders nemen geen regie en verantwoordelijkheid: instanties worden niet geïnformeerd als er even geen zorg nodig is, het kinderdagverblijf wordt dan niet afgebeld. Ouders laten [minderjarige] met koorts naar het kinderdagverblijf gaan en ouders moeten er telkens op attent gemaakt worden om de medische hulpmiddelen en medicijnen te bestellen. Het feit dat ouders niet kunnen lezen en de Nederlandse taal niet machtig zijn, heeft een sterk nadelig effect hierop, de juiste medicatiedosering kan daardoor door ouders ook niet worden afgelezen.

-

Vader heeft de samenwerking met de huisarts opgezegd. Meerdere huisartsen zijn afgewezen, tot op heden heeft vader nog geen nieuwe huisarts.

-

Op 31 augustus 2017 wordt duidelijk dat een ziekenhuisopname voor [minderjarige] noodzakelijk is, gelet op toenemende benauwdheid bij [minderjarige] . Toen [minderjarige] werd opgehaald, bleek hij in een andere woning te zijn, vader was niet in de buurt.

-

Alles wat door hulpverleners wordt aangedragen, wordt door vader ter discussie gesteld. De communicatie verloopt mede daardoor zeer moeizaam. Door het telkens ontstaan van conflicten kan er niet op de inhoud worden ingegaan. Het COA en de huisarts kunnen door deze omstandigheden niet meer de zorg voor [minderjarige] garanderen vanuit de thuissituatie.

Na een ziekenhuisopname van [minderjarige] op 31 augustus wordt de Raad er op 7 september 2017 van op de hoogte gebracht dat [minderjarige] het ziekenhuis dient te verlaten. De Raad heeft op 5 september 2017 na intern overleg geconcludeerd dat de thuissituatie voor [minderjarige] onhoudbaar en onveilig is wanneer blijkt dat alleen vader aanwezig is. Voorgezet verblijf thuis brengt dan onaanvaardbare risico’s met zich mee voor de gezondheid en levensverwachting van [minderjarige] . Door de VTD wordt daarnaast gesteld dat de wijze waarop [minderjarige] momenteel wordt verzorgd, zijn ziekteproces versnelt ten gevolge waarvan hij eerder kan komen te overlijden. De VTD is met de betrokken hulpverlening van mening dat er geen enkele basis bestaat waaronder [minderjarige] op veilige en verantwoorde wijze naar huis kan.

Op 5 september 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen VTD en moeder over de zorgen die er zijn en welke mogelijkheden er nog zijn om een uithuisplaatsing van [minderjarige] te voorkomen. Moeder heeft aangegeven er alles aan te willen doen om te zorgen dat [minderjarige] wel naar huis kan. Er wordt een vervolgafspraak gemaakt met beide ouders om veiligheidsafspraken en bodemeisen te stellen om te bezien of een terugplaatsing van [minderjarige] uit het ziekenhuis mogelijk is.

Op 6 september 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de ouders en VTD en de Toegang. Tijdens dit gesprek blijkt dat er geen enkele afspraak kan worden vastgelegd en dat ouders aangeven niet te zullen meewerken aan een plaatsing in een instelling voor kinderen met medische problemen, dat VTD via de Trans voorhanden heeft. Na intern overleg komt de Raad tot de conclusie dat al het mogelijke is geprobeerd om een veilige situatie voor [minderjarige] te creëren. De houding van beide ouders maakt iedere samenwerking echter onmogelijk. Vast staat dat de directe verzorging en gezondheid van [minderjarige] sterk te lijden heeft onder de opstelling van vader c.q. ouders. Bij [minderjarige] is sprake van gewichtsafname door gebrekkige verzorging en een ziekenhuisopname door benauwdheidsklachten.

Samenwerking met de hulpverlening binnen het vrijwillig kader blijkt op geen enkele wijze mogelijk te zijn. Nu ouders bovendien geen medewerking verlenen aan het plaatsen van [minderjarige] binnen de beschikbare voorziening vanuit De Trans, acht de Raad in het belang van [minderjarige] acuut ingrijpen noodzakelijk.

De Raad heeft ter zitting gepersisteerd bij haar verzoek. De ziekenhuisopname was nodig in de periode dat vader de verzorging van [minderjarige] alleen moest dragen tijdens de wekenlange afwezigheid van moeder, die op vakantie was met de andere twee kinderen.

De Raad vindt het belangrijk dat er regievoering komt om de belangen van [minderjarige] te behartigen. Het is tot nu toe niet gelukt om veiligheidsafspraken te maken met ouders. De eerste twee dagen na de uithuisplaatsing van [minderjarige] waren ouders onbereikbaar. De zorg wordt door ouders niet altijd erkend. De samenwerking met moeder is goed, maar vader is vaak in conflict met de hulpverlening en ouders volgen de adviezen niet altijd op. Een huisarts ontbreekt, terwijl er een huisarts moet zijn die [minderjarige] twee maal per week ziet.

Er moet zo snel mogelijk zicht komen op wat er voor nodig is om [minderjarige] weer thuis te kunnen laten zijn en onderzocht moet worden of het mogelijk is dat [minderjarige] weer thuis woont.

Inmiddels hebben ouders twee maal omgang gehad met [minderjarige] en dat is belangrijk.

Het standpunt van de GI

De GI vindt dat er sprake is van een schrijnende situatie.

De verzorging van [minderjarige] thuis is niet voldoende gebleken en zijn gezondheid ging flink achteruit. Ouders hebben hier een andere visie op dan de professionals.

De GI is aan het onderzoeken wat de mogelijkheden zijn, zodat [minderjarige] zo spoedig mogelijk herenigd kan worden met zijn ouders, zus en broertje. Medische instanties onderschrijven dat het belangrijk is dat ouders en [minderjarige] herenigd worden.

In de instelling is gebleken dat de zorg voor [minderjarige] zeer intensief is. Hij heeft een zorg-zwaartepakket van 8+ en dat is heel hoog. Extra uren worden in de instelling ingezet. Dit maakt dat zorgvuldig gekeken moet worden of terugkeer naar huis medisch haalbaar is. Daarbij is het nodig dat een medisch team, bestaande uit een huisarts, een avg-arts en kinderthuiszorg ouders gaan ondersteunen. Met de kinderthuiszorg heeft de GI al contact gehad en deze is bereid om mee te werken in de zorg, als de organisatie waar hij nu verblijft, op papier zet wat nodig is voor hun om op te schalen.

De GI heeft met ouders gesproken en de opdracht gegeven een huisarts te zoeken. Deze huisarts moet op beperkte afstand van het AZC wonen. Ouders hebben zelf contact met “Dokters van de Wereld”. Ouders hebben een arts van het AZC afgewezen omdat zij vonden dat deze arts aan de kant van het COA stond.

De zorgverzekeraar heeft al toegezegd dat de intensieve kinderzorg ingezet kan worden. De GI zal gaan kijken met de kinderzorginstelling naar de medische haalbaarheid van een terugplaatsing in de thuissituatie. Daar kan de GI nu nog geen toezegging in doen. Een andere mogelijkheid is een opname in een medisch zorgcentrum, zoals Van Boeyenoord in Assen. Daar kan de medische zorg optimaal worden geleverd. Als ouders zouden verhuizen naar het AZC in Assen, kunnen zij veel contact hebben met [minderjarige] . Ouders hebben tot nu toe aangegeven hier niet open voor te staan.

Duidelijk is geworden dat de noodzakelijke zorg die in de instelling wordt verleend, veel groter is dan de zorg die hij thuis kreeg. In principe zou zorg-zwaartepakket 10, in plaats van 8 + nodig zijn, maar dat bestaat niet. Er moet een vertaalslag worden gemaakt naar de thuissituatie. Enerzijds is er de dagelijkse zorg en daarnaast is er de zorg van huisarts, avg-arts en kinderzorginstantie die geleverd moet worden. De GI heeft stukken gekregen van de arts van de instelling waar [minderjarige] verblijft, waarop staat welke zorg noodzakelijk is voor [minderjarige] . De GI heeft hierover contact met de kinderzorginstantie en bekeken wordt of het mogelijk is de intensieve zorg ook thuis te verlenen.

De medische situatie van [minderjarige] is nog kwetsbaar. Hij is nog niet hersteld van zijn terugval. De inschatting van de avg-arts, werkzaam in de instelling waar [minderjarige] nu is, is dat hij voldoende op krachten zal komen, zodat hij weer naar het medisch kinderdagverblijf kan. Dat is nu nog niet het geval. Dezelfde thuiszorginstelling die intensieve kinderhulp biedt kan mogelijk ook de begeleiding van ouders op zich nemen en ouders begeleiden en ondersteunen in de laatste levensfase van [minderjarige] . De avg- arts heeft tegen de GI gezegd dat de laatste levensfase van nu tot een jaar kan zijn, als optimale zorg wordt geboden.

De kans van slagen van wonen in de thuissituatie is er alleen als ouders bereid zijn samen te werken en in openheid te handelen.

De situatie van [minderjarige] zal, inherent aan zijn ziekte, steeds slechter worden en er zal steeds meer zorg geboden moeten worden om die laatste fase zo goed mogelijk te laten verlopen.

Het standpunt van ouders

De verdere beoordeling

De beslissing