Home

Rechtbank Noord-Nederland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3922, 161842

Rechtbank Noord-Nederland, 10-08-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3922, 161842

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
10 augustus 2018
Datum publicatie
10 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:3922
Zaaknummer
161842

Inhoudsindicatie

De kinderrechter wijst de verzoeken van de vader tot beëindiging uithuisplaatsing en tot afzien van overplaatsing af. Het verzoek van de vader is prematuur ingediend bij de kinderrechter, omdat de beslistermijn van twee weken van de GI nog niet was verlopen. Desondanks acht de kinderrechter de vader wel ontvankelijk, nu de termijn inmiddels wel is verstreken en de GI niet voornemens is schriftelijk te beslissen op het verzoek. Het verzoek van de vader wordt afgewezen. Geen gewijzigde omstandigheden om de uithuisplaatsing te beëindigen.

Uitspraak

beschikking

Afdeling privaatrecht

Locatie Leeuwarden

zaakgegevens : C/17/161842 / FJ RK 18-615

datum uitspraak: 10 augustus 2018

domicilie kiezende te Arnhem,

betreffende

[naam] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] .

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering hierna te noemen de GI (Gecertificeerde Instelling),

gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de vader van 22 juni 2018, ingekomen bij de griffie op 27 juni 2018;

- een brief met bijlagen van 19 juli 2018 van de GI.

Op 20 juli 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.

Gehoord zijn:

- de vader, bijgestaan door mr. E. Gürcan,

- de moeder,- namens de GI, mevrouw [naam] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige] woont in een pleeggezin.

Bij beschikking van 16 mei 2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 17 mei 2019. Tevens is bij beschikking van 16 mei 2018 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 17 mei 2019.

Bij brief van 13 juni 2018 heeft de GI beslist dat [minderjarige] wordt overgeplaatst naar een ander pleeggezin. Uit deze brief blijkt dat de pleegouders de plaatsing direct hebben gestopt, omdat zij overbelast zijn door het onrustige gedrag dat [minderjarige] laat zien en zij de WhatsApp-berichten van de vader als bedreigend hebben ervaren.

Bij brief van 18 juni 2018 heeft de vader de GI verzocht de uithuisplaatsing van [minderjarige] te beëindigen, omdat hij zich niet kan vinden in de overplaatsing. Volgens de vader is de GI tekortgeschoten bij de overplaatsingen van zijn dochter en is het tijd geworden dat hij haar gaat opvoeden.

Het verzoek

De vader heeft verzocht de overplaatsing tegen te gaan van [minderjarige] , dan wel de uithuisplaatsing van [minderjarige] te beëindigen.

De GI heeft besloten dat [minderjarige] wordt overgeplaatst naar voorziening van pleegzorg [naam pleegzorgvoorziening] . De vader kan zich met de onderhavige beslissing van de GI niet verenigen. Als reden voor de overplaatsing wordt door de GI onder andere aangevoerd dat het pleeggezin overbelast is door het onrustig gedrag van [minderjarige] . Ook wordt aangegeven dat de vader een belastend appje zou hebben verstuurd aan de pleegmoeder. De vader is van mening dat de GI samen met [naam pleegzorgvoorziening] gefaald heeft bij de keuze van het pleeggezin. Sinds de uithuisplaatsing gaat het niet goed met de ontwikkeling van [minderjarige] . Zij heeft al veel meegemaakt op jonge leeftijd. In plaats van [minderjarige] steeds bij een ander pleeggezin over te plaatsen, is de vader van mening dat het in het belang is van [minderjarige] dat zij wordt geplaatst bij haar vader. De vader heeft twee zonen zonder problemen grootgebracht. Het gaat heel goed met deze kinderen. Desgevraagd heeft de vader ter zitting aangegeven dat deze kinderen niet bij hem wonen, maar hij wel af en toe contact met hen heeft. De vader is ervan overtuigd dat hij ook in staat is om [minderjarige] haar opvoeding- en verzorging op zich te nemen. Er zijn geen contra-indicaties dat de vader niet in staat zou zijn om de opvoeding en verzorging van [minderjarige] op zich te nemen. De vader heeft zijn redenen om de NIFP-rapportage niet te willen delen. De vader is van mening dat het rapport niet onbevooroordeeld tot stand is gekomen en hij is bereid een second opinion te laten uitvoeren. De vader is altijd bereid geweest er voor zijn dochter te zijn en wil dat ook in de toekomst zijn. Volgens de vader is overplaatsing van [minderjarige] naar een ander pleeggezin niet in het belang van [minderjarige] en daarnaast ook niet noodzakelijk. Daarenboven is door de GI niet onderzocht wat de gevolgen zijn van een overplaatsing voor de minderjarige [minderjarige] . De vader verzoekt de rechtbank om de beslissing van de GI van 13 juni 2018 tot overplaatsing van de minderjarige [minderjarige] te vernietigen en [minderjarige] te plaatsen bij de vader.

Het standpunt van de belanghebbenden

De beoordeling

De beslissing