Home

Rechtbank Noord-Nederland, 16-10-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3998, AWB - LEE 18 _ 1069

Rechtbank Noord-Nederland, 16-10-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:3998, AWB - LEE 18 _ 1069

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
16 oktober 2018
Datum publicatie
17 oktober 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:3998
Zaaknummer
AWB - LEE 18 _ 1069

Inhoudsindicatie

avas, onder bewindstelling, verzuimboete vanwege het niet binnen de termijn doen van aangifte wordt vernietigd

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 18/1069

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 16 oktober 2018 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiseres] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2015 aan eiseres een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.703. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder een verzuimboete opgelegd van € 369.

Bij uitspraak 14 maart 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de boete gehandhaafd.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst, om eiseres in de gelegenheid te stellen te onderbouwen dat zij niet was staat was haar (financiële) belangen te behartigen. Na ontvangst van de reacties van partijen heeft de rechtbank, conform hetgeen op de zitting is afgesproken, het onderzoek gesloten en de rechtbank doet zonder nadere zitting uitspraak.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres, geboren op [geboortedag] 1941, is op 28 februari 2016 uitgenodigd tot het doen van aangifte IB/PVV 2015.

1.2.

Per 2 mei 2016 zijn de goederen die eiseres (zullen) toebehoren onder bewind gesteld van [bewindvoerder] (de bewindvoerder) omdat eiseres niet in staat is ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen.

1.3.

De onderbewindstelling heeft niet op eigen verzoek van eiseres, maar op verzoek van een medewerkster van Humanitas plaatsgevonden en deze heeft ook de benoemde bewindvoerder uitgezocht. In de schriftelijke reactie van 24 september 2018 van de gemachtigde van eiseres is vermeld dat de medewerkster van Humanitas daarvoor heeft zorggedragen vanuit een situatie dat kinderen en familie geen contact meer met eiseres wilden hebben en eiseres niet meer in staat was zelfstandig te functioneren.

1.4.

In een verklaring van GGZ Friesland van 12 november 2015 is vermeld:“[eiseres] is per 29.10.2015 opgenomen op de kliniek in [plaats] en per 04.11.2015 overgeplaatst naar de Gesloten Kliniek [plaats] , alwaar zij nu nog verblijft.".

1.5.

Verweerder heeft met dagtekening 17 juni 2016 een herinnering tot het doen van aangifte IB/PVV 2015 aan eiseres’ bewindvoerder gestuurd. Hierbij is een termijn tot 1 juli 2016 gegeven.

1.6.

Verweerder heeft met dagtekening 29 juli 2016 een aanmaning tot het doen van aangifte IB/PVV 2015 aan eiseres’ bewindvoerder gestuurd. Eiseres is hierbij aangemaand om uiterlijk 12 augustus 2016 voornoemde aangifte in te dienen.

1.7.

Op 4 oktober 2016 is de aangifte IB/PVV 2015 door eiseres' gemachtigde ingediend naar een verzamelinkomen van € 17.703. De voorlopige aanslag IB/PVV 2015 is op 18 november 2016 conform de aangifte vastgesteld. De definitieve aanslag is eveneens overeenkomstig de aangifte vastgesteld naar een verzamelinkomen van € 17.703. Hierbij is een verzuimboete opgelegd van € 369 vanwege het niet binnen de termijn doen van aangifte.

1.8.

Eiseres’ gemachtigde heeft 24 december 2017 bezwaar gemaakt tegen de verzuimboete. Bij uitspraak op bezwaar is het bezwaar ongegrond verklaard.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of de verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd.

3. Eiseres stelt zich onder meer op het standpunt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas), aangezien zij ten tijde van de plicht tot het doen van de aangifte niet in staat was haar belangen te behartigen. Het niet tijdig indienen van de aangifte kan haar daarom niet worden aangerekend.

4. Verweerder stelt zich onder meer op het standpunt dat de verzuimboete terecht is opgelegd en dat geen sprake is van avas. De boete is naar het juiste bedrag opgelegd en zowel uit de wet als uit het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst volgt dat er geen aanleiding is voor vermindering.

5. Volgens artikel 67a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan de inspecteur alleen een verzuimboete opleggen indien de belastingplichtige de aangifte niet, dan wel niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn heeft gedaan. Vaststaat dat de aangifte op 4 oktober 2016 door verweerder is ontvangen. Deze is dus niet binnen de in de aanmaning gestelde termijn ingediend. Gelet daarop is de boete op zich zelf op goede grond opgelegd.

6. Door eiseres is echter aangevoerd dat het niet tijdig doen van de aangifte haar niet kan worden toegerekend, gelet op het feit dat zij ten tijde van de plicht tot het doen van de aangifte niet in staat was zelfstandig haar zaken te regelen. Verweerder betwist dat.

7. Indien sprake is van avas wordt door verweerder geen verzuimboete opgelegd. Het gaat daarbij om de vraag of eiseres alle in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat de aangifte tijdig wordt ingediend. De bewijslast om dit aannemelijk te maken rust op eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. Aannemelijk is dat eiseres op het moment waarop zij werd uitgenodigd tot het doen van aangifte niet het besef had dat zij aangifte moest doen en dat zij daar in redelijkheid niet voor kon zorgdragen. Dit, gelet op de opname van eiseres, toen zij 74 jaar oud was, in een gesloten kliniek eind 2015 en de onderbewindstelling per 2 mei 2016 (zie 1.2 tot en met 1.4). Dat vervolgens haar bewindvoerder niet tijdig haar aangifte heeft ingediend of laten indienen, kan voorts naar het oordeel van de rechtbank niet aan eiseres worden toegerekend. Voldoende aannemelijk is dat eiseres niet in staat was hem daarop aan te spreken. Daarbij tekent de rechtbank aan dat de onderbewindstelling op verzoek van een derde heeft plaatsgevonden en dat die derde ook de bewindvoerder heeft uitgezocht. Uit niets blijkt dat eiseres daarbij betrokken is geweest en dat zij op dat moment in staat was tot een constructief overleg over haar vermogensbeheer. De rechtbank kan verweerder gelet op voormelde feiten dan ook niet volgen in zijn betoog, inhoudende dat eiseres bij de uitnodiging voor de aangifte 2015 in zoverre nog functioneerde dat zij de bewindvoerder heeft bijgepraat. Uit niets blijkt dat eiseres daartoe in staat zou zijn geweest en dat dit heeft plaatsgevonden. Het feit dat aan eiseres bij besluit van 13 maart 2018 'Beschermd wonen met intensieven begeleiding en intensieve verpleging en verzorging, inclusief verblijf (pakket D)' is toegekend, wijst veeleer op het tegendeel.

8. Nu naar het oordeel van de rechtbank sprake is van afwezigheid van alle schuld, komt de beoordeling van de hoogte van de boete niet meer aan de orde.

9. Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen en beslist, dient de boete te worden vernietigd. Het beroep is gegrond.

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de boetebeschikking;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,00 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.A.M. Kager, rechter, in aanwezigheid van mr. T.L. Gaarman-Jonkers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2018.

w.g. griffier w.g. rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel