Home

Rechtbank Noord-Nederland, 15-11-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4700, AWB - 17_4016

Rechtbank Noord-Nederland, 15-11-2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:4700, AWB - 17_4016

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
15 november 2018
Datum publicatie
20 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2018:4700
Zaaknummer
AWB - 17_4016

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag leges omgevingsvergunning terecht is opgelegd en zo ja, of de vrijstellingsbepaling voor een aanvraag ‘voor het plaatsen van zonepanelen’ van toepassing is. Vaststaat dat de omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend op basis van zowel een bouwactiviteit in de zin van artikel 2.1. lid 1, onder a, als een monumentenactiviteit in de zin van artikel 2.1 lid 1, onder f, van de Wabo. Indien eiser het hier niet mee eens was, had zij tegen de omgevingsvergunning in bezwaar moeten gaan. Nu de Verordening een vrijstelling bevat ‘voor het plaatsen van zonnepanelen’ is de rechtbank van oordeel dat deze term logischerwijs tevens de bevestigingsconstructies die voor het plaatsen van die panelen noodzakelijk zijn omvat. De opgelegde legesaanslag dient te worden vernietigd.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 17/4016

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres bij beschikking van 21 maart 2017 een aanslag inzake leges omgevingsvergunning opgelegd ten bedrage van € 327,60 .

Bij uitspraak op bezwaar van 17 oktober 2017 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij de aanslag verminderd tot € 108,- .

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2018. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door [bijstand] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [bijstand] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1

De gemeenteraad van de gemeente Groningen heeft op 9 november 2016 de "Verordening op de heffing en invordering van leges 2017" (verder: de legesverordening) vastgesteld. Daarin is onder meer, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:

"Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:

a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; (…)

Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze

verordening behorende tarieventabel.".

1.2

De gemeenteraad van de gemeente Groningen heeft eveneens op 9 november 2016 de 'Tarieventabel leges behorende bij de Legesverordening 2017' (verder: Tarieventabel 2017) vastgesteld. In de Tarieventabel is onder meer, voor zover voor hier van belang, het volgende bepaald:

2.2 Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk. (…)

2.2.1

Bouwactiviteiten

2.2.1.1 Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief:

2.2.1.1.1 indien de bouwkosten € 455.000,- of minder bedragen: € 36,40 voor elk geheel bedrag van € 1000,- van de bouwkosten met een minimum van €108,-.”.

1.3

Het volgende artikel uit de ‘Tarieventabel leges behorende bij de Legesverordening 2016’ (verder: Tarieventabel 2016) is van toepassing verklaard voor de Tarieventabel 2017:

“2.2.1.5. In afwijking van het bepaalde in de onderdelen artikel 2.2.1.1. tot en met 2.2.1.1.2 worden voor een aanvraag voor het plaatsen van zonnepanelen geen leges geheven. Indien zonnepanelen onderdeel uitmaken van een aanvraag om een omgevingsvergunning, bestaande uit meer onderdelen dan uitsluitend die zonnepanelen, dan worden voor de vaststelling van het legesbedrag de bouwkosten van de zonnepanelen buiten beschouwing gelaten.”.

1.4

Eiseres heeft op 27 januari 2017 een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van zonnepanelen en een lichtkoepel ingediend voor [adres] . Deze aanvraag is ingediend voor een bouwactiviteit op basis van artikel 2.1 lid 1, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en een rijksmonumentenactiviteit op basis van artikel 2.1 lid 1,onder f, van de Wabo.

1.5

Met dagtekening 21 maart 2017 is eiseres per legesaanslag geïnformeerd omtrent de verschuldigde leges met betrekking tot de aanvraag omgevingsvergunning. Op 27 maart 2017 is de legesfactuur van € 327,60 aan belastingplichtige verzonden.

1.6

De omgevingsvergunning naar aanleiding van de bij 1.4 vermelde aanvraag is door Burgemeester en Wethouders van de gemeente Groningen op 19 mei 2017 verleend op grond van een bouwactiviteit ex artikel 2 lid 1, onder a, van de Wabo en een rijksmonumentenactiviteit van artikel 2 lid 1, onder f, van de Wabo.

1.7

Eiseres heeft tegen de legesfactuur op 4 april 2017 bezwaar ingediend. Bij uitspraak van 17 oktober 2017 is het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, zijn de bouwkosten verlaagd naar € 414,- en is het legesbedrag vastgesteld op € 108,- .

Geschil en beoordeling

1. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag leges omgevingsvergunning terecht is opgelegd.

2. Eiseres heeft het volgende gesteld. Er is ten onrechte uitgegaan van bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo, terwijl de omgevingsvergunning is aangevraagd in het kader van artikel 2.1, lid 1, onder f, van de Wabo, op grond waarvan volgens de legesverordening geen leges mogen worden geheven. Indien de vergunning wel op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo is vastgesteld, is eiseres van mening dat het plaatsen van zonnepanelen dient te worden vrijgesteld op basis van artikel 2.2.1.5 van de Tarieventabel 2016. Eiseres stelt dat de frames waarop de zonnepanelen worden geplaatst, onlosmakelijk deel uitmaken van de zonnepanelen en daarmee vallen onder het begrip ‘plaatsen van zonnepanelen’ in de vrijstellingsbepaling.

3. Verweerder heeft aangevoerd dat de aanvraag voor de vergunning ziet op een bouwactiviteit in de zin van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo. Dit blijkt uit de verleende vergunning. Daarom zijn er terecht leges geheven op grond van artikel 2.2.1.1. van de Tarieventabel 2017. Dat eiseres stelt dat de aanvraag op grond van artikel 2.1, lid 1, sub f, van de Wabo is aangevraagd maakt dit niet anders. Dit betreft een aanvullend artikel. Voor wat betreft de vrijstelling van leges voor het plaatsen van zonnepanelen blijkt uit artikel 2.2.1.5 van de Tarieventabel 2016, dat voor het plaatsen van zonnepanelen alleen de kosten van de zonnepanelen zelf buiten berekening van de leges blijven. De bouwkosten voor het constructieve deel, hier de frames, behoren wel tot de bouwkosten voor de berekening van de leges. Verweerder verwijst in dit kader naar het raadsvoorstel van eind 2015 waarin dit zou zijn aangegeven.

4. De rechtbank overweegt dat vaststaat dat er een omgevingsvergunning is aangevraagd en verleend op basis van zowel een bouwactiviteit in de zin van artikel 2.1. lid 1, onder a, als een monumentenactiviteit in de zin van artikel 2.1 lid 1, onder f, van de Wabo. Dat eiseres, naar zij ter zitting heeft verklaard, alleen een aanvraag voor een monumentenactiviteit in wilde dienen, maar door het digitale aanvraagprogramma gedwongen werd ook een aanvraag voor een bouwactiviteit in te dienen, maakt dit niet anders. Indien eiseres het niet eens was met de grondslagen waarop de vergunning was verleend, dan had zij tegen de verlening van de vergunning in bezwaar kunnen komen. Nu zij dit niet heeft gedaan, staat onherroepelijk vast dat de omgevingsvergunning mede is verleend op grond van artikel 2.1, lid 1, onder a, van de Wabo. Dit betekent dat verweerder in beginsel op grond van artikel 2.2 en 2.2.1.1. van de Tarieventabel 2017 voor het in behandeling nemen van eiseres’ aanvraag leges mocht heffen.

5. Tussen partijen is voor dat geval vervolgens in geschil of de vrijstelling van artikel 2.2.1.5 van de Tarieventabel 2016 van toepassing is. Volgens de tekst van deze vrijstellingsbepaling worden in afwijking van artikel 2.2.1.1 tot en met 2.2.1.1.2 voor een aanvraag voor ‘het plaatsen van zonnepanelen’ geen leges geheven. De rechtbank ziet niet in dat het plaatsen van zonnepanelen zou kunnen geschieden zonder daarbij gebruik te maken gemaakt van enige constructie om de zonnepanelen aan te bevestigen. Naar het oordeel van de rechtbank omvat de term ‘het plaatsen van de zonnepanelen’ logischerwijs dan ook tevens de bevestigingsconstructies die voor het plaatsen van die panelen noodzakelijk zijn. De tekst van de vrijstellingsbepaling laat daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor de visie van verweerder – en blijkbaar ook die van de gemeenteraad - dat alleen de aanschafkosten van de zonnepanelen zelf buiten de berekening van de leges blijven en niet de bouwkosten voor het constructieve deel, in eiseres haar geval de frames.

6. Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres op de vrijstelling van artikel 2.2.1.5 van de Tarieventabel 2016 slaagt. De rechtbank komt tot het oordeel dat van leges zijn vrijgesteld zowel de aanschafkosten van de zonnepanelen zelf als ook die van de bevestigingsconstructies, in het geval van eiseres de frames, waarop de zonnepanelen zijn aangebracht. Voor dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de opgelegde legesaanslag dient te worden vernietigd.

7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar.

Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de legesaanslag;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,00 aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van K.M. Kruizinga, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 november 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel