Rechtbank Noord-Nederland, 24-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1795, 162109
Rechtbank Noord-Nederland, 24-04-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:1795, 162109
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 24 april 2019
- Datum publicatie
- 23 mei 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBNNE:2019:1795
- Zaaknummer
- 162109
Inhoudsindicatie
Verklaring voor recht over inhoud echtscheidingsconvenant afgewezen; er is geen ruimte voor verschil in interpretatie of een leemte die moet worden aangevuld.
Uitspraak
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/162109 / FA RK 18-890
beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 24 april 2019
inzake
[verzoekende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.J. de Boer, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[verwerende partij] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. T. Bijlsma, kantoorhoudende te Heerenveen.
1 De procesgang
Het procesverloop blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen op 11 juli 2018, van de vrouw;
- het verweerschrift van de man, met een voorwaardelijk zelfstandig verzoek;
- een aantal producties van de man, binnengekomen op 18 maart 2019.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 maart 2019. Partijen en hun advocaten waren aanwezig.
2 De feiten
Partijen zijn gehuwd geweest. Partijen zijn in 2016 gescheiden.
Partijen hebben in het kader van de echtscheiding op 10 mei 2016 een echtscheidingsconvenant opgesteld. Dit convenant maakt deel uit van de beschikking van
de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 8 juli 2016 .
In artikel 2 van het convenant hebben partijen afspraken gemaakt over de partneralimentatie. Onder artikel 2.2. is opgenomen:
De verplichting van de man om uit hoofde van de echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de vrouw komt o.g.v. art. 1:160 BW definitief te vervallen wanneer de man duurzaam samenwoont met een nieuwe partner als waren zij gehuwden of geregistreerd partners.
De man is in december 2017 gaan samenwonen met zijn partner en met ingang van
1 januari 2018 gestopt met de betaling van partneralimentatie aan de vrouw.
3 De verzoeken
De vrouw heeft verzocht bij beschikking -uitvoerbaar bij voorraad-
a. voor recht te verklaren dat artikel 2.2. uit het convenant, dat partijen op 10 mei 2016 hebben ondertekend en dat deel uitmaakt van de beschikking van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, van 8 juli 2016 , aldus gelezen moet worden :
De verplichting van de man om uit hoofde van de echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de vrouw komt o.g.v. art. 1:160 BW definitief te vervallen wanneer de vrouw duurzaam samenwoont met een nieuwe partner als waren zij gehuwden of geregistreerd partners.;
b. voor recht te verklaren dat voor de man nog immer de alimentatieverplichting jegens de vrouw geldt c.q. voortduurt, inhoudende dat de man nog immer gehouden is de vrouw, als bijdrage in de kosten van levensonderhoud, thans vanwege de wettelijke indexering, een bedrag van € 746,26 bruto per maand te voldoen, jaarlijks te verhogen met het indexeringspercentage;
c. de man te veroordelen in de kosten van het geding.
De man heeft verzocht bij beschikking -uitvoerbaar bij voorraad-
- de verzoeken van de vrouw af te wijzen;
De man heeft een voorwaardelijk zelfstandig verzoek gedaan, onder de voorwaarde dat het eerste verzoek van de vrouw wordt toegewezen, om de beschikking van 8 juli 2016 te wijzigen en te bepalen dat de man met ingang van 4 maart 2018, dan wel met ingang van datum indiening van dit voorwaardelijke verzoek (14 september 2018), dan wel met ingang van een door de rechtbank te bepalen datum, aan de vrouw een onderhoudsbijdrage van
€ 166,- per maand verschuldigd is.
De man heeft tijdens de zitting zijn voorwaardelijk verzoek gewijzigd in die zin dat hij een onderhoudsbijdrage van € 228,- bruto per maand verschuldigd is in plaats van € 166,-.