Home

Rechtbank Noord-Nederland, 19-07-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:3179, AWB - 16 _ 3678

Rechtbank Noord-Nederland, 19-07-2019, ECLI:NL:RBNNE:2019:3179, AWB - 16 _ 3678

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
19 juli 2019
Datum publicatie
23 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2019:3179
Zaaknummer
AWB - 16 _ 3678

Inhoudsindicatie

IB/PVV. Handelsonderneming gebruikte personenauto's. Omkering bewijslast wegens niet doen van vereiste aangifte. Niet overtuigend aangetoond dat uitspraken op bezwaar onjuist zijn.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 16/3678, 16/3679 en 19/1943

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het tijdvak van 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 naar aanleiding van de door eiseres ingediende aangifte omzetbelasting over dat tijdvak met dagtekening 15 januari 2016 een beschikking “Geen teruggaaf” genomen.

Verweerder heeft daarnaast voor het tijdvak van 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 aan eiseres met dagtekening 25 januari 2016 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting tot een bedrag van € 21.191. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 89 aan belastingrente in rekening gebracht. Daarnaast heeft verweerder tegelijk met de naheffingsaanslag aan eiseres een verzuimboete opgelegd van € 5.278 en een vergrijpboete van € 10.595.

Voor het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 30 september 2015 heeft verweerder naar aanleiding van de door eiseres ingediende aangifte omzetbelasting over dat tijdvak met dagtekening 15 januari 2016 een beschikking “Geen teruggaaf” genomen.

Bij uitspraken op bezwaar van 2 september 2016 betreffende het tijdvak 1 april 2015 tot en met 30 juni 2015 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Bij uitspraak op bezwaar van 15 augustus 2016 betreffende het tijdvak 1 juli 2015 tot en met 30 juni 2015 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft deze beroepen als volgt geregistreerd:

Aanslag/beschikking:

Zaaknummer:

Beschikking tijdvak 01-04-2015 t/m 30-06-2015

19/1943

Naheffingsaanslag tijdvak 01-04-2015 t/m 30-06-2015

Belastingrentebeschikking

Verzuim- en vergrijpboetebeschikkingen

16/3678

Beschikking tijdvak 01-07-2015 t/m 30-09-2015

16/3679

Verweerder heeft verweerschriften ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres drijft in de vorm van een eenmanszaak onder de naam “ [bedrijfsnaam] ” een handelsonderneming in gebruikte personenauto’s.

1.2.

In haar aangifte omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2015 heeft eiseres een bedrag van € 1.947 aan omzet aangegeven en een bedrag van € 409 aan verschuldigde omzetbelasting. Als voorbelasting heeft eiseres een bedrag van € 18.934 in haar aangifte opgenomen, zodat de aangifte leidt tot een teruggaaf van € 18.525. De aangifte maakt geen melding van leveringen tegen het nultarief.

1.3.

Verweerder heeft een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de door eiseres over het tweede kwartaal van 2015 ingediende aangifte omzetbelasting. Bij brief van 17 december 2015 heeft verweerder het van dit onderzoek opgemaakte rapport naar eiseres gestuurd.

1.4.

In het rapport van het boekenonderzoek is geconcludeerd tot de volgende correcties:

Voorbelasting kassabonnen

883,39

Voorbelasting overheaddeuren

1.045,80

Voorbelasting Mercedes Benz Vito

7.945,06

Voorbelasting Ford Transit Custom

6.467,47

Voorbelasting nota’s [leasmaatschappij]

124,53

Verschuldigde OB [leasmaatschappij]

124,53

Verschuldigde OB verkoop auto’s

23.126,00

Totale correctie

39.716,78

1.5.

Naar aanleiding van het rapport van het boekenonderzoek heeft verweerder bij beschikking de door eiseres bij haar aangifte over het tweede kwartaal van 2015 verzochte teruggaaf geweigerd. Daarnaast heeft verweerder over dit tijdvak aan eiseres een naheffingsaanslag opgelegd naar een bedrag van € 21.191. Hierbij heeft verweerder aan eiseres zowel een verzuim- als een vergrijpboete opgelegd.

1.6.

In de bezwaarfase heeft eiseres erkend dat zij in haar aangifte over het tweede kwartaal ten onrechte een bedrag van € 7.945,06 als voorbelasting heeft opgenomen ter zake van de levering van een Mercedes Benz Vito door de firma [firmanaam] .

1.7.

Eiseres heeft in de bezwaarfase eveneens erkend dat zij in haar aangifte ten onrechte een bedrag van € 6.467,47 als voorbelasting heeft opgenomen ter zake van de levering van een Ford Transit Custom door [naam autobedrijf] .

1.8.

Verder heeft eiseres in de bezwaarfase toegegeven dat zij in haar aangifte in plaats van verschuldigde omzetbelasting ten onrechte een bedrag van € 124,53 als voorbelasting heeft opgenomen ter zake van nota’s betreffende [leasmaatschappij] .

1.9.

Ter zitting heeft eiseres desgevraagd verklaard dat zij in haar aangifte ten onrechte een bedrag van € 1.045,80 heeft opgenomen als voorbelasting ter zake van de levering van overheaddeuren door [naam deurenbedrijf] .

1.10.

Tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder een op 15 april 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Peugot RCZ” aan “ [A] ” te Essen tegen een bedrag van € 17.500. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas, waarbij een handtekening is geplaatst. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer. Verweerder heeft geconstateerd dat het adres en de postcode van de afnemer niet existent zijn en tevens dat de postcode onbekend is op het Übersicht Postleitzahlen Deutschland.

1.11.

Eiseres beschikt over een “Kaufvertrag für ein gebrauchtes Kraftfahrzeug”, gedateerd op 3 april 2015, betreffende de aankoop van een “Peugot RCZ” van “ [B] ” te Freudenberg tegen een bedrag van € 15.350. Met betrekking tot het daarop vermelde chassisnummer heeft het door verweerder ingeschakelde Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit geen gegevens kunnen vinden. Verweerder heeft geconstateerd dat de op deze koopovereenkomst vermelde adresgegevens van de leverancier niet existent zijn.

1.12.

Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek een op 28 april 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Renault Megane Coupé” aan “ [C] ” te Volmarstein tegen een bedrag van € 18.750. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas, waarbij een handtekening is geplaatst. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer. Verweerder heeft geconstateerd dat het adres en de postcode van de afnemer niet existent zijn en tevens dat de postcode onbekend is op het Übersicht Postleitzahlen Deutschland.

1.13.

Eiseres beschikt over een “Kaufvertrag für ein gebrauchtes Kraftfahrzeug”, gedateerd op 14 april 2015, betreffende de aankoop van een “Renault Megane Coupé” van “ [D] ” te Nattheim tegen een bedrag van € 15.900. Verweerder heeft geconstateerd dat deze koopovereenkomst onbekende dan wel niet existente adresgegevens van de leverancier bevat.

1.14.

Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek een op 29 april 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Audi Ambition” aan “ [E] ” te Essen tegen een bedrag van € 28.250. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer. Verweerder heeft geconstateerd dat het adres en de postcode van de afnemer niet existent zijn en tevens dat de postcode onbekend is op het Übersicht Postleitzahlen Deutschland.

1.15.

Eiseres beschikt over een “Kaufvertrag”, gedateerd op 21 april 2015, betreffende de aankoop van een “Audi Ambition Cabrio” van “ [F] ” te Grussel tegen een bedrag van € 24.500. Verweerder heeft geconstateerd dat de op deze koopovereenkomst vermelde adresgegevens van de leverancier niet existent zijn.

1.16.

Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek een op 6 mei 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Audi RS 4” aan “ [G] ” te Dillingen tegen een bedrag van € 30.500. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas, waarbij een handtekening is geplaatst. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer. Verweerder heeft geconstateerd dat de naam, het adres en de postcode van de afnemer onvolledig en niet existent zijn en dat de postcode tevens onbekend is op de Postleitzahlenubersicht Deutschland.

1.17.

Eiseres beschikt over een “Kaufvertrag für ein gebrauchtes Kraftfahrzeug Privatverkauf”, gedateerd op 2 mei 2015, betreffende de aankoop van een “AUDI RS 4” van “ [H] ” te Wietze tegen een bedrag van € 28.500. Verweerder heeft geconstateerd dat de op deze koopovereenkomst vermelde adresgegevens van de leverancier niet existent zijn.

1.18.

Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek een op 14 april 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Mercedes” aan “ [I] ” te Vohburg tegen een bedrag van € 21.500. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer. Verweerder heeft geconstateerd dat het adres en de postcode van de leverancier onbekend zijn op het Übersicht Postleitzahlen Deutschland.

1.19.

Eiseres beschikt over een “Ankaufvertrag für ein gebrauchtes kraftfahrzeug”, gedateerd op 9 april 2015, betreffende de aankoop van een “Mercedes B 200” van “ [J] ” te Neuruppin tegen een bedrag van € 19.500. Verweerder heeft geconstateerd dat het adres en de postcode niet existent zijn.

1.20.

Verweerder heeft tijdens het boekenonderzoek een op 20 juni 2015 gedateerde factuur aangetroffen betreffende de levering door eiseres van een “Mercedes 280 SL” aan “heer [K] ” te Krefeld tegen een bedrag van € 16.750. Op de factuur staat vermeld dat deze is voldaan per kas, waarbij een handtekening is geplaatst. Op de factuur staat geen BTW-identificatienummer vermeld van de afnemer.

1.21.

Eiseres beschikt over een inkoopverklaring met betrekking tot de inkoop van een “Mercedes SL280” van “ [L] ” te Cuijck tegen een bedrag van € 15.000. Verweerder heeft geconstateerd dat de naam van de leverancier incorrect staat vermeld. Deze inkoopverklaring bevat geen verklaring van de leverancier dat hij ter zake van de levering aan hem van de auto in het geheel geen omzetbelasting in aftrek heeft gebracht.

1.22.

Eiseres heeft ten aanzien van de volgens de bij haar aanwezige in- en verkoopdocumenten, zie bij 1.10 tot en met 1.21, verhandelde zes auto’s, niets in haar aangifte omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2015 opgenomen. Verweerder heeft in zijn rapport van het boekenonderzoek geconcludeerd dat eiseres, uitgaande van de totale verkoopprijs van deze auto’s van € 133.250, alsnog een bedrag van € 23.126 (21/121 * € 133.250) aan omzetbelasting verschuldigd is.

1.23.

Verweerder heeft verder tijdens het boekenonderzoek vastgesteld dat eiseres in haar aangifte omzetbelasting voor het tweede kwartaal van 2015 op basis van kassabonnen een bedrag van € 833,39 aan voorbelasting in aanmerking heeft genomen. Deze kassabonnen betreffen voornamelijk de aanschaf van brandstof en levensmiddelen en bevatten geen tenaamstelling. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres de desbetreffende voorbelasting ten onrechte in haar aangifte heeft opgenomen.

1.24.

Bij beschikking van 15 januari 2016 heeft verweerder het door eiseres bij haar aangifte omzetbelasting gedane verzoek om teruggaaf van omzetbelasting over het derde kwartaal van 2015, afgewezen. Eiseres heeft hiertegen op 2 juni 2016 een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar dit bezwaarschrift wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

1.25.

Eiseres heeft bij brief van 20 januari 2016, ingekomen bij verweerder op 10 februari 2016 (als bijlage 9 gevoegd bij het verweerschrift) en ook gevoegd bij eiseres’ bezwaarschrift van 26 januari 2016 gericht tegen de naheffingsaanslag, onder meer het volgende opgenomen:

- “Onderwerp: Toezending bescheiden controlle 2e Kw 2015”.

- “Geen teruggave ontvangen.

* Bedrag 883,39 Verzoek ik u om deze voor de voorbelasting te accepteren”.

- “Aantekeningen Bezwaar Controlle raport 2 dec 2015”.

Geschil en beoordeling

2. In geschil zijn de antwoorden op de volgende vragen:

a. Heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beschikking “Geen teruggaaf” betreffende het derde kwartaal van 2015 terecht niet-ontvankelijk verklaard?

b. Heeft verweerder terecht geen teruggaaf van omzetbelasting verleend over het tweede kwartaal van 2015?

c. Heeft verweerder terecht aan eiseres een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tweede kwartaal van 2015?

3. Verweerder heeft in de beroepsfase geconcludeerd dat de verzuim- en vergrijpboeten dienen te vervallen.

Ontvankelijkheid

4.1.

Eiseres’ beroep met het zaaknummer 16/3679 is gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaarschrift inzake de beschikking “Geen teruggaaf” over het derde kwartaal van 2015. De rechtbank overweegt dat eiseres volgens de gedingstukken voor het eerst op 2 juni 2016 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen deze beschikking. Ter zitting heeft eiseres’ gemachtigde gesteld dat hij nooit te laat is met het indienen van een bezwaarschrift en dat hij dus ongetwijfeld eerder een bezwaarschrift hiertegen moet hebben ingediend. Eiseres heeft deze stelling echter op geen enkele wijze onderbouwd, terwijl in de gedingstukken geen steun voor deze stelling is te vinden. Daarom gaat de rechtbank voorbij aan deze blote stelling. Omdat de bezwaartermijn op 2 juni 2016 (ruim) was overschreden (zie de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 22j van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen) en eiseres voor de te late indiening van het bezwaarschrift geen verschoonbare redenen heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiseres bij de bestreden uitspraak op bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar. Het antwoord op de bij 2a vermelde vraag luidt dus bevestigend. Dit brengt mee dat het beroep in de zaak 16/3679 ongegrond is.

4.2.

Voordat de rechtbank toekomt aan de behandeling van de bij 2b en c vermelde vragen, dient de rechtbank ambtshalve de ontvankelijkheid van de bezwaren en beroepen te toetsen. Ten aanzien van de naheffingsaanslag bestaat hierover geen onduidelijkheid, maar ten aanzien van de beschikking “Geen teruggaaf” betreffende het tweede kwartaal van 2015 aanvankelijk wel. De rechtbank heeft daarom hiernaar, ook ter zitting, nader onderzoek verricht. Dit heeft ertoe geleid dat de rechtbank eiseres’ brief van 20 januari 2016, ingekomen bij verweerder op 10 februari 2016 (zie bij 1.25), aanmerkt als een bezwaarschrift gericht tegen de beschikking “Geen teruggaaf” betreffende het tweede kwartaal van 2015 (zie het arrest van de Hoge Raad van 20 juli 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2826). Aldus heeft eiseres tijdig bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. De uitspraak op het bezwaar van 2 september 2016 betreffende de naheffingsaanslag merkt de rechtbank vervolgens met instemming van partijen tevens aan als (een impliciet gedane) uitspraak op het bezwaar gericht tegen de beschikking “Geen teruggaaf” betreffende het tweede kwartaal van 2015. Eiseres heeft hiertegen tijdig beroep ingesteld. Eiseres is dus ontvankelijk in haar bezwaar en beroep betreffende de beschikking “Geen teruggaaf” betreffende het tweede kwartaal van 2015. De rechtbank komt vervolgens toe aan de behandeling van de bij 2b en 2c vermelde vragen.

Inhoudelijk

5.1.

Eiseres stelt dat de bij 2b en 2c vermelde vragen ontkennend dienen te worden beantwoord. Zij stelt dat zij voor het tweede kwartaal van 2015 recht heeft op een teruggaaf van omzetbelasting. De rechtbank moet het over het jaar 2015 opgemaakte jaarrapport volgen. Zij betwist de volgende door verweerder toegepaste correcties:

- De correctie van € 23.126 inzake de volgens verweerder verhandelde zes auto’s (zie bij 1.22). Zij voert hiertoe aan dat zij vijf van deze zes auto’s in Duitsland heeft ingekocht en verkocht. Deze auto’s kwamen Nederland niet in. De in- en verkopen volgens de bij 1.10 tot en met 1.19 bedoelde in- en verkoopdocumenten zijn in werkelijkheid niet doorgegaan. Deze in- en verkopen zijn geannuleerd wegens de inbeslagname in mei 2015 door de ontvanger van de Belastingdienst van eiseres’ wagenpark in Nederland. Alleen de bij 1.20 en 1.21 bedoelde inkoop van de Mercedes 280 SL heeft daadwerkelijk in Nederland plaatsgevonden. Maar dat was een margeauto, zodat ter zake onder toepassing van de margeregeling omzetbelasting had moeten worden afgedragen.

- De correctie van € 883,39 inzake de volgens verweerder ten onrechte als voorbelasting in aanmerking genomen kassabonnen (zie bij 1.23).

In aanvulling hierop stelt eiseres dat alsnog tot een bedrag van € 2.100 rekening moet worden gehouden met de voorbelasting ter zake van een factuur van haar gemachtigde. In zijn nadere stukken heeft eiseres’ gemachtigde gesteld dat eveneens tot een bedrag van € 525 alsnog rekening dient te worden gehouden met de voorbelasting ter zake van een factuur van [M] , maar ter zitting is hij hierop teruggekomen.

5.2.

Verweerder stelt dat de bewijslast moet worden omgekeerd en verzwaard, omdat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Verweerder houdt vast aan de uitspraken op bezwaar, waarbij hij de correcties heeft gehandhaafd. Met hetgeen eiseres stelt, heeft zij volgens verweerder niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Ten aanzien van de factuur van eiseres’ gemachtigde stelt verweerder dat deze achteraf is opgemaakt. Deze factuur is bij de controle niet aangetroffen in de administratie van eiseres. Van een betaling van de factuur is ook niet gebleken. Verder heeft eiseres’ gemachtigde de omzetbelasting die op de factuur staat vermeld, in zijn eigen aangifte omzetbelasting niet opgenomen, noch afgedragen.

5.3.

De rechtbank overweegt dat bij inhoudelijke gebreken in een aangifte slechts dan kan worden aangenomen dat de vereiste aangifte niet is gedaan, indien aan de hand van de normale regels van stelplicht en bewijslast is vastgesteld dat sprake is van één of meer gebreken die ertoe leiden dat de volgens de aangifte verschuldigde omzetbelasting verhoudingsgewijs aanzienlijk lager is dan de werkelijk voor het desbetreffende tijdvak verschuldigde belasting. Tevens is vereist dat het bedrag van de belasting dat als gevolg van de hiervoor bedoelde gebreken in de aangifte niet zou zijn geheven, op zichzelf beschouwd aanzienlijk is. Inhoudelijke gebreken in de aangifte worden slechts in aanmerking genomen indien de belastingplichtige ten tijde van het doen van aangifte wist of zich ervan bewust moest zijn dat daardoor een aanzienlijk bedrag aan belasting niet zou worden geheven. Bij de beoordeling of aan deze maatstaf is voldaan, dienen alle feiten en omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen (zie HR 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1358).

5.4.

De aangifte over het tweede kwartaal van 2015 zoals eiseres deze bij verweerder heeft ingediend, leidde tot een bedrag van € 18.525 aan teruggaaf van omzetbelasting. Uit de vaststaande feiten volgt dat eiseres de volgende door verweerder gemaakte correcties op haar aangifte over het tweede kwartaal van 2015 – naar het oordeel van de rechtbank terecht – niet (langer) bestrijdt:

Voorbelasting overheaddeuren

1.045,80

Voorbelasting Mercedes Benz Vito

7.945,06

Voorbelasting Ford Transit Custom

6.467,47

Voorbelasting nota’s [leasmaatschappij]

124,53

Verschuldigde OB [leasmaatschappij]

124,53

Totaal

15.707,39

Eiseres heeft dus € 15.707 aan omzetbelasting teveel teruggevraagd. Dit acht de rechtbank zowel in absolute als in relatieve zin een aanzienlijk bedrag. Gelet op de aard en de omvang van desbetreffende gebreken in de aangifte, acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres, althans haar gemachtigde, zich ervan bewust is geweest, althans moet zijn geweest, dat de aangifte onjuist was.

5.5.

Gelet op hetgeen bij 5.3. en 5.4. is overwogen, komt de rechtbank tot de conclusie dat eiseres de vereiste aangifte voor het tweede kwartaal van 2015 niet heeft gedaan. Dit brengt volgens artikel 27e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) mee dat het aan eiseres is om te doen blijken – dat wil zeggen: overtuigend aantonen – dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar, waarbij de beschikking “Geen teruggaaf” en de naheffingsaanslag zijn gehandhaafd, onjuist zijn.

5.6

De omkering en verzwaring van de bewijslast ontslaat verweerder niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. Deze correcties dienen te berusten op een redelijke schatting van de verschuldigde omzetbelasting. Naar het oordeel van de rechtbank kan de door verweerder gemaakte schatting van de door eiseres verschuldigde omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2015 deze redelijkheidstoets doorstaan. Hierbij overweegt de rechtbank dat verweerder op grond van de bij eiseres aanwezige bij 1.10 tot en met 1.21 bedoelde in- en verkoopdocumenten bij zijn schatting in redelijkheid de omzetbelasting over de verkoopprijzen van de volgens die in- en verkoopdocumenten verhandelde zes auto’s in aanmerking heeft genomen.

5.7

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres, op wie de verzwaarde bewijslast rust, niet doen blijken dat de uitspraken op bezwaar, waarbij de beschikking “Geen teruggaaf” en de naheffingsaanslag zijn gehandhaafd, onjuist zijn. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres op geen enkele wijze (overtuigend) heeft aangetoond dat de verkooptransacties zoals die volgen uit de bij 1.10 tot en met 1.19 bedoelde in- en verkoopdocumenten, niet zijn doorgegaan. Ten aanzien van de verkoop van de Mercedes 280 SL heeft eiseres niet (overtuigend) aangetoond dat hierop de margeregeling van toepassing is. Voor zover eiseres subsidiair nog heeft bedoeld te stellen dat op de levering van de Mercedes 280 SL het nultarief van toepassing is, heeft zij niet (overtuigend) aangetoond dat aan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan. Zij heeft bijvoorbeeld niet (overtuigend) aangetoond dat zij beschikt over een BTW-identificatienummer van de afnemer van de auto. Eiseres heeft verder tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder niet (overtuigend) aangetoond dat alsnog tot een bedrag van € 2.100 rekening dient te worden gehouden met de voorbelasting ter zake van een factuur van haar gemachtigde.

6. Op grond van het voorgaande zijn de beroepen gericht tegen beschikking “Geen teruggaaf” over het tweede kwartaal van 2015 en de naheffingsaanslag over datzelfde tijdvak ongegrond.

7. De beroepen tegen de bij de naheffingsaanslag opgelegde verzuim- en vergrijpboeten zijn – gelet op hetgeen bij 3. is weergegeven – gegrond.

8. Het beroep in de zaak 16/3678 wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de beschikking belastingrente. Het beroep gericht tegen de belastingrente is dus ongegrond.

9. Omdat de rechtbank de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar voor de zaak 16/3678 betaalde griffierecht vergoedt.

10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 1). Omdat eiseres vóór de uitspraak op bezwaar niet heeft verzocht om vergoeding van kosten die zij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft gemaakt, kan de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 7:15, tweede en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, verweerder niet veroordelen in de door eiseres in de bezwaarfase gemaakte kosten.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen gericht tegen de beschikkingen “Geen teruggaaf” en de naheffingsaanslag ongegrond;

-

verklaart het beroep gericht tegen de belastingrentebeschikking ongegrond;

-

verklaart de beroepen gericht tegen de boetebeschikkingen gegrond;

-

vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen;

-

vernietigt de boetebeschikkingen;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168 in de zaak 16/3678 aan eiseres te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van den Bosch, voorzitter, mr. T. Tanghe en mr. M. Nusmeier, leden, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.

w.g. griffier

w.g. voorzitter

Rechtsmiddel