Home

Rechtbank Noord-Nederland, 29-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3865, AWB - 19 _ 2413

Rechtbank Noord-Nederland, 29-10-2020, ECLI:NL:RBNNE:2020:3865, AWB - 19 _ 2413

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
29 oktober 2020
Datum publicatie
4 december 2020
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2020:3865
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2413

Inhoudsindicatie

Rioolheffing. De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan het belastbare feit, omdat geen sprake is van een “gemeentelijke riolering” in de zin van artikel 1, onderdeel b, van de Verordening. De rechtbank heeft daarbij met name in aanmerking genomen dat volgens de Verordening sprake moet zijn van een “voorziening” of “combinatie van voorzieningen”. Volgens de rechtbank is deze formulering niet ruim genoeg om daar ook gemeentelijk oppervlaktewater, zoals de Harlingertrekvaart onder te begrijpen.

Uitspraak

Zittingsplaats Leeuwarden

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 19/2413

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Harlingen, verweerder

(gemachtigden: [gemachtigden verweerder] ).

Procesverloop

Het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 20 juni 2019 op het bezwaarschrift van eiser tegen de aanslag rioolheffing voor het kalenderjaar 2019.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Eiser is verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vernietigt de aanslag rioolheffing;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiser te vergoeden.

Gronden

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

Formeel:

1. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift overweegt de rechtbank als volgt.

De rechtbank heeft geconstateerd dat eisers bezwaarschrift van 13 mei 2019 buiten de wettelijke termijn van 6 weken (zie artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht) is ingediend. In het onderhavige geval heeft eiser op 13 maart 2019 (binnen de bezwaartermijn) telefonisch contact gehad met verweerder en - ook volgens verweerder - in dit gesprek aangegeven het niet eens te zijn met de aanslag rioolheffing. Verweerder was dus bekend met het bezwaar van eiser. Omdat een mondeling (telefonisch) bezwaar volgens de wet niet telt, is sprake van een vormverzuim. Verweerder had eiser in de gelegenheid moeten stellen het bezwaar op juiste wijze in te dienen (per brief dus). Nu eiser vervolgens door verweerder niet in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, acht de rechtbank eiser toch ontvankelijk en merkt de rechtbank het telefonische contact dus in wezen aan als (tijdig ingediend) bezwaarschrift.

Inhoudelijk:

2.1.

Verweerder heeft aan eiser voor 2019 een aanslag rioolheffing opgelegd

ad € 183,44 ter zake van het perceel dat plaatselijk bekend is als [adres] . Op het perceel bevindt zich een boothuis (een niet-woning). Er is geen sprake van een directe lozing (aansluiting dan wel afvoer) op het gemeentelijk riool. Het gaat alleen om het hemelwater en dat hemelwater komt via een buis terecht in het open water in c.q. onder het boothuis. Eiser is eigenaar van het perceel en het boothuis, inclusief het ondergelegen water. Het water onder het boothuis staat in directe verbinding met de Harlinger Trekvaart, dat in eigendom is van de Gemeente Harlingen. Vanuit daar stroomt het water naar het Van Harinxmakanaal, dat in eigendom is van de Provincie Friesland (Provinsje Fryslân). Vervolgens stroomt het water af naar de Waddenzee (de Waadsee).

2.2.

Eiser heeft - kort gezegd - aangevoerd dat nu geen sprake is van een (in)directe aansluiting op het riool, hij dus ook niet loost op de gemeentelijke riolering. Bovendien doet de gemeente niets concreets met het afgevoerde hemelwater. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep en stelt hiertoe

- tevens kort gezegd - dat in het onderhavige geval een juiste toepassing is gegeven aan de bepalingen van de “Verordening op de heffing en invordering van de rioolheffing 2019” (hierna: de Verordening) van de gemeente Harlingen. Verweerder stelt dat het afvoer van het hemelwater plaatsvindt op een water dat in eigendom is van de gemeente (de Harlinger Trekvaart), en dat dit een voorziening is in de zin van de gemeente.

2.3.

In de Verordening is onder meer het volgende vermeld:

“Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Rechtsmiddel