Home

Rechtbank Noord-Nederland, 21-05-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2057, 20-396

Rechtbank Noord-Nederland, 21-05-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2057, 20-396

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
21 mei 2021
Datum publicatie
31 mei 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:2057
Zaaknummer
20-396

Inhoudsindicatie

Loonheffing. Bijtelling privégebruik auto's terecht. Vergrijpboete wegens grove schuld terecht.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 20/396 en 20/397

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

(gemachtigde: [medewerker Belastingdienst] ).

Procesverloop

Verweerder heeft over het jaar 2013 aan eiseres met dagtekening 21 december 2018 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd tot een bedrag van € 19.381. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 3.836 aan belastingrente in rekening gebracht.

Met dagtekening 13 mei 2019 heeft verweerder aan eiseres ter zake van de naheffing loonheffingen over het jaar 2013 een vergrijpboete opgelegd tot een bedrag van € 7.146.

Bij uitspraken op bezwaar van 24 december 2018 heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. Het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag heeft de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer 20/397. Het beroep gericht tegen de vergrijpboete heeft de rechtbank geregistreerd onder het zaaknummer 20/396.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting een pleitnota en een nadere toelichting van haar directeur en enig aandeelhouder ( [A] ) ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] , bijgestaan door haar bovengenoemde gemachtigde en [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker Belastingdienst] . Deze zaken zijn ter zitting gezamenlijk behandeld met de zaak van eiseres met het zaaknummer 20/1681.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres exploiteert een reclame- en mediabureau. Directeur en enig aandeelhouder

van eiseres is [A] . Eiseres is directeur en enig aandeelhouder van [X] Nederland B.V. Deze vennootschap is opgericht op 11 juni 2013 en houdt zich bezig met soortgelijke activiteiten als eiseres.

1.2.

[A] is gehuwd met [echtgenote] . De werkzaamheden voor eiseres en [X] Nederland B.V. worden nagenoeg geheel door [A] verricht. Ter zake van de verloning van [A] wordt de zogenoemde doorbetaaldloonregeling1 toegepast. [echtgenote] verzorgde de dagelijkse financiële (loon)administratie van eiseres. Eiseres’ gemachtigde verzorgde op haar initiatief de loonstroken. [echtgenote] leverde hiervoor alle gegevens aan.

1.3.

Eiseres leasede in het jaar 2013, vanaf 19 januari 2013, een Mini Cooper met het kenteken [##-YYY-#] van [leasebedrijf P] De Mini Cooper stond ter beschikking van [echtgenote] .

1.4.

[A] stond in het jaar 2013 een Porsche Panamera met het kenteken [##-ZZZ-#] ter beschikking. Volgens een bij het verweerschrift als bijlage 21 gevoegde uitdraai van de leasehistorie werd deze auto door [X] Nederland B.V. vanaf 5 september 2011 tot en met 30 juni 2014 en vanaf 2 juli 2014 tot en met 31 januari 2016 geleased van [leasebedrijf Q] Volgens deze uitdraai werd deze auto vanaf 2 februari 2016 geleased door [A] van [leasebedrijf R]

1.5.

Als bijlage 24 heeft verweerder bij zijn verweerschrift een tweetal facturen gevoegd met als factuurdatum 31 maart 2015 en 31 augustus 2015 van Porsche Centrum Groningen BV gericht aan [X] Nederland B.V. inzake werkzaamheden aan de Porsche Panamera. Op deze facturen staat steeds: “Lev.dat.: 05-09-2011”.

1.6.

Eiseres heeft in haar aangiften loonheffingen geen bijtelling opgenomen voor het privégebruik van de Porsche Panamera en de Mini Cooper door [A] respectievelijk [echtgenote] . Eiseres beschikte ter zake niet over zogenoemde verklaringen ‘geen privégebruik’.

1.7.

Verweerder heeft een boekenonderzoek bij eiseres gehouden. Daarbij heeft verweerder de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2016 onderzocht. Verweerder heeft op 3 april 2019 een rapport van dit boekenonderzoek (het controlerapport) opgemaakt, dat is verzonden aan eiseres’ gemachtigde. Hieraan voorafgaande heeft verweerder aan eiseres’ gemachtigde bij brief van 1 maart 2019 een conceptrapport van het boekenonderzoek gestuurd.

1.8.

In het controlerapport is geconcludeerd dat het voordeel van het privégebruik van de Porsche Panamera en de Mini Cooper als niet in geld genoten loon in aanmerking dient te worden genomen. Dit heeft volgens het controlerapport tot gevolg dat de ter zake te weinig geheven loonheffingen zullen worden nageheven, waarbij is aangetekend dat dit voor wat betreft het jaar 2013 reeds ter behoud van rechten is gebeurd.

1.9.

In het controlerapport is verder aangekondigd dat aan eiseres bij de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2013 een vergrijpboete zal worden opgelegd van 40% van de nageheven loonheffingen ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera.

1.10.

Verweerder heeft overeenkomstig de bij 1.8 bedoelde conclusie, al voordat het (concept)controlerapport was opgemaakt, aan eiseres een naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2013 opgelegd. Hierbij heeft hij ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera een bedrag van € 17.866 nageheven en ter zake van het privégebruik van de Mini Cooper een bedrag van € 1.515. Verweerder heeft deze (ter behoud van rechten opgelegde) naheffingsaanslag aangekondigd bij brief van 11 december 2018. Hierin heeft verweerder tevens aangekondigd dat hij het recht voorbehoudt om voor wat betreft een eventuele boete binnen de daarvoor door de wet gestelde termijn de feiten en omstandigheden te verzamelen.

1.11.

Zoals aan eiseres was aangekondigd, heeft verweerder bij beschikking van 13 mei 2019 aan eiseres een vergrijpboete van € 7.146 (40% van € 17.866) opgelegd.

1.12.

In het verweerschrift heeft verweerder bij paragraaf 7.2.2 ten aanzien van de Porsche Panamera opgemerkt:

[X] Nederland B.V. is opgericht op 11 juni 2013. Vanaf dat moment heeft belanghebbende dus een belang van 100 procent in [X] B.V. Uit de mij beschikbare informatie is af te leiden dat [X] Nederland B.V. sedert 5 september 2011 de lessee is van de auto met kenteken [##-ZZZ-#] (Bijlage 21 en 24). Het is mij onduidelijk hoe deze twee vaststellingen zich tot elkaar verhouden. Het voorgaande is noch tijdens het boekenonderzoek, noch tijdens de bezwaarfase opgemerkt of ter sprake gebracht.

Op dit punt ga ik derhalve uit van het vermoeden dat tot 11 juni 2013 belanghebbende zelf de lessee was van de auto met het kenteken [##-ZZZ-#] . Gemachtigde geeft immers in de motivering van het beroepschrift zelf aan dat het leasecontract in kwestie indertijd op naam gesteld was van belanghebbende, hetgeen een bevestiging van mijn vermoeden tot stand brengt”.

1.13.

In de motivering van haar beroepschrift schrijft eiseres onder het kopje “Feiten”:

Door belastingplichtige wordt een reclame- en mediabureau geëxploiteerd. Deze had, dan wel haar 100% dochtervennootschap [X] Nederland B.V. in 2013 een tweetal auto’s geleased. Het betroffen hier de volgende auto’s.

1. Porsche Panamera met kenteken [##-ZZZ-#] en een cataloguswaarde van € 137.435. Periode 1 januari 2013 t/m 31 december 2013, bestuurder was de heer [A] . Bijtelling over deze auto bedraagt in 2013, 25% van € 137.435, is € 34.358.

2. Mini Cooper met kenteken (…).

Onder het kopje “Primair standpunt” schrijft eiseres:

Belastingplichtige stelt zich op het standpunt dat nu hij geen kosten die betrekking hadden op zowel de Porsche Panamera als de Mini Cooper ten laste van het resultaat van de vennootschap heeft gebracht er geen sprake is van ter beschikking stelling in de zin van artikel 13b van de Loonbelasting. Alle kosten van de hiervoor genoemde auto’s zijn verrekend in rekening-courant met de heer [A] .

De reden om de lease op naam van belastingplichtige af te sluiten was dat het voor de heer [A] niet mogelijk om als particulier was een auto te leasen. Uitsluitend op grond daarvan is het contract indertijd op naam gesteld van [eiseres] Op grond van de leasevoorwaarden vond incassering van de leasetermijnen plaats van de bankrekening van [eiseres] Het leasecontract stond slechts juridisch op naam van [eiseres] en deze fungeerde dus uitsluitend als doorgeefluik richting de heer [A] .

1.14.

In haar pleitnota schrijft eiseres:

Door ons is in ons beroepschrift gesteld dat er geen sprake kan zijn van een terbeschikkingstelling van een auto aangezien slechts het leasecontract van de Porsche Panamera met kenteken [##-ZZZ-#] en de Mini Cooper met kenteken [##-YYY-#] op naam stond van de vennootschap en alle kosten die betrekking hadden op deze auto’s niet ten laste van de vennootschap zijn gebracht, doch ten laste van de heer [A] privé.

De reden waarom de leasecontracten op naam van [eiseres] waren gesteld had te maken met het feit dat de leasemaatschappij niet met een privépersoon een leasecontract wenste aan te gaan. Het feit dat de facturen van de leasemaatschappij op naam van [eiseres] , dan wel [X] Nederland B.V. staan is dan ook logisch maar dit achten wij niet relevant. Laatstgenoemde vennootschappen hebben dus een soort “intermediairsfunctie” ten aanzien van deze facturen.

(…)

Subsidiair is door ons gesteld dat de in rekening-courant met de heer [A] geboekte bedragen als eigen bijdrage verrekend zouden moeten worden met de bijtelling waardoor de bijtelling per saldo op nihil uit komt en de naheffingsaanslagen in zijn geheel dienen te vervallen. Ook hier meent de inspecteur op te merken dat belanghebbende op dit gebied nooit enig inzicht heeft verstrekt. Wij menen te moeten verwijzen naar de jaarrekening 2013 en de grootboekkaarten zoals hiervoor is vermeld. Wij wensen op te merken dat de eigen bijdrage via rekening-courant reeds in de jaarrekening 2013 is verwerkt en dat dit niet nadien is geschied om het een en ander even te “repareren”.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

a. Is de naheffingsaanslag loonheffingen terecht en tot het juiste bedrag opgelegd?

b. Is terecht een vergrijpboete opgelegd?

Naheffingsaanslag

3.1

Eiseres heeft ter zitting ten aanzien van de Porsche Panamera gesteld dat deze auto in het jaar 2013 niet door eiseres dan wel door [X] Nederland B.V. werd geleased van [leasebedrijf Q] Hoewel uit de bijlagen 21 en 24 bij het verweerschrift volgt dat deze auto sinds 5 september 2011 door [X] Nederland B.V. werd geleased, kan dit niet juist zijn. [X] Nederland B.V. bestond toen namelijk nog niet. De Porsche Panamera werd volgens eiseres door een andere niet met eiseres gelieerde vennootschap ( [X] België) geleased. Deze vennootschap heeft de auto aan [A] ter beschikking gesteld. Eiseres is daarom van mening dat verweerder ten aanzien van het privégebruik van deze auto ten onrechte loonheffingen van eiseres heeft nageheven.

3.2

Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat de Porsche Panamera vanaf 11 juni 2013 werd geleased door [X] Nederland B.V. en vermoedelijk vanaf 5 september 2011 tot 11 juni 2013 werd geleased door eiseres. Verweerder verwijst naar de bijlagen 21 en 24 bij zijn verweerschrift (zie bij 1.4 en 1.5). Als het al zo zou zijn dat eiseres noch [X] Nederland B.V. de lessee van deze auto was, dan zouden daar volgens verweerder stukken van moeten zijn, zoals een overeenkomst tussen de leasemaatschappij en de door eiseres bedoelde Belgische vennootschap dan wel een overeenkomst tussen deze Belgische vennootschap en eiseres of [A] zelf. Zonder deze stukken kan de door eiseres ter zitting opgeworpen nieuwe stelling volgens verweerder niet gevolgd worden.

3.3

De rechtbank overweegt dat eiseres haar gemachtigde ter zitting heeft gesteld dat de Porsche Panamera niet werd geleased door [X] Nederland B.V. dan wel door eiseres, maar door een andere niet gelieerde, in België gevestigde, vennootschap. De rechtbank gaat aan deze stelling voorbij. Hierbij overweegt de rechtbank dat eiseres haar gemachtigde pas voor het eerst ter zitting deze stelling heeft ingenomen, terwijl deze stelling niet strookt met hetgeen eiseres in haar beroepschrift en (voor de zitting ingediende) pleitnota heeft gesteld. Daarin heeft eiseres namelijk (zie bij 1.13 en 1.14) uitdrukkelijk het standpunt ingenomen dat de leasecontracten wel op naam van eiseres en [X] Nederland B.V. waren gesteld. Eiseres en [X] Nederland B.V. fungeerden op die manier volgens eiseres als een doorgeefluik richting [A] . De rechtbank kan niet volgen waarom eiseres ter zitting opeens een andere stelling heeft ingenomen. Hierbij neemt de rechtbank in beschouwing dat in het dossier geen enkel aanknopingspunt voor deze stelling is te vinden; de naam “ [X] België” komt in het dossier niet voor. De rechtbank neemt verder hierbij in aanmerking dat eiseres niet is ingegaan op verweerders stelling dat, als het al zo zou zijn dat in plaats van eiseres dan wel [X] Nederland B.V. een andere, niet gelieerde, vennootschap de lessee van de Porsche Panamera was, daar stukken van zouden moeten zijn. Indien eiseres haar nieuwe stelling al juist zou zijn, kan de rechtbank bovendien niet volgen waarom eiseres niet eerder heeft gereageerd op hetgeen verweerder bij paragraaf 7.2.2 ten aanzien van de Porsche Panamera heeft opgemerkt (zie bij 1.12). Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres pas ter zitting, niet eens uit eigen beweging, maar desgevraagd heeft verklaard dat het niet kan kloppen dat eiseres dan wel [X] Nederland B.V. vanaf 5 september 2011 lessee was van deze auto. Deze verklaring heeft eiseres niet met stukken onderbouwd.

3.4

Gelet op het voorgaande houdt de rechtbank het ervoor dat, zoals verweerder onder verwijzing naar de bijlagen 21 en 24 van zijn verweerschrift heeft gesteld, de Porsche Panamera in ieder geval vanaf 11 juni 2013 door [X] Nederland B.V. werd geleased. De rechtbank acht daarnaast, gelet op hetgeen bij 1.12 is vermeld, het vermoeden gerechtvaardigd dat deze auto tot 11 juni 2013 door eiseres werd geleased. Zoals volgt uit hetgeen bij 3.3 is overwogen, heeft eiseres dit vermoeden niet ontzenuwd.

3.5

De rechtbank verwerpt dus de bij 3.1 vermelde beroepsgrond van eiseres.

4.1

Eiseres stelt dat niet kan worden gezegd dat de Porsche Panamera en de Mini Cooper door eiseres en [X] Nederland B.V. ter beschikking zijn gesteld aan [A] respectievelijk [echtgenote] , omdat de kosten die betrekking hadden op deze auto’s niet ten laste van de eiseres dan wel [X] Nederland B.V. zijn gebracht. In haar beroepschrift en pleitnota heeft eiseres gesteld dat de leasecontacten slechts juridisch op naam van eiseres en [X] Nederland B.V. stonden en dat zij slechts als doorgeefluik fungeerden (zie bij 1.13 en 1.14).

4.2

Verweerder stelt dat de Porsche Panamera en de Mini Cooper, die door eiseres en [X] Nederland B.V. werden geleased, ter beschikking stonden van [A] en [echtgenote] . Er is volgens verweerder daarom sprake van ter beschikking gestelde auto’s in de zin van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (de Wet LB). Hierbij is niet van belang of er al dan niet kosten ten laste van het resultaat van eiseres dan wel [X] Nederland B.V. zijn gebracht.

4.3

Vaststaat (want tussen partijen is niet in geschil) dat de Porsche Panamera en de Mini Cooper ter beschikking stonden van [A] respectievelijk [echtgenote] . Ten aanzien van de Mini Cooper staat vast dat deze door eiseres werd geleased en ten aanzien van de Porsche Panamera volgt uit hetgeen bij 3.4 is overwogen dat deze eveneens door eiseres en vervolgens door [X] Nederland B.V. werd geleased. Deze feiten leiden de rechtbank tot het oordeel dat genoemde auto’s door eiseres en [X] Nederland B.V. als lessee ter beschikking zijn gesteld van [A] en [echtgenote] . Zoals verweerder terecht stelt, is hierbij naar het oordeel van de rechtbank niet van belang of er al dan niet kosten ten laste van het resultaat van eiseres dan wel [X] Nederland B.V. zijn gebracht.

4.4

De bij 4.1 vermelde beroepsgrond van eiseres treft naar het oordeel van de rechtbank dus geen doel. De rechtbank overweegt dat ter zitting namens eiseres is verklaard dat voor wat betreft het jaar 2013 niet kan worden gezegd dat de Porsche Panamera en de Mini Cooper op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden werden gebruikt. Gelet hierop en gelet op hetgeen bij 4.3 is overwogen, geldt naar het oordeel van de rechtbank het vermoeden dat deze auto’s ook voor privédoeleinden aan [A] en [echtgenote] ter beschikking stonden2.

5.1

Eiseres stelt dat dat de autokosten door [A] en [echtgenote] zelf zijn betaald. De leasetermijnen zijn weliswaar door eiseres en [X] Nederland B.V. betaald aan de desbetreffende leasemaatschappij, maar deze kosten zijn in rekening-courant met [A] verrekend. De door [A] en [echtgenote] gedane betalingen dienen volgens eiseres in mindering te worden gebracht op het bedrag van de bijtelling vanwege het privégebruik. Deze bijtelling bedraagt dan per saldo nihil, aldus eiseres.

5.2

Verweerder stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de autokosten op [A] en [echtgenote] zelf drukken. Uit de overgelegde grootboekkaarten valt volgens verweerder niet af te leiden dat alle kosten met betrekking tot de auto’s voor rekening zijn gekomen van [A] . Tevens heeft eiseres niets overgelegd waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat [A] en [echtgenote] onvoorwaardelijk een eigen bijdrage in verband met het privégebruik van de auto’s verschuldigd waren.

5.3

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat [A] en [echtgenote] in het jaar 2013 onvoorwaardelijk een eigen bijdrage aan eiseres verschuldigd waren voor het privégebruik van de auto’s. Hierbij wijst de rechtbank eiseres erop dat zelfs al zou uit de grootboekkaarten kunnen worden opgemaakt dat alle leasetermijnen in rekening-courant met [A] zijn verrekend, dit niet zonder meer kan leiden tot de gevolgtrekking dat [A] en [echtgenote] die autokosten onvoorwaardelijk verschuldigd waren aan eiseres dan wel [X] Nederland B.V. Ook het enkele feit dat eiseres zelf autokosten aan derden zou hebben betaald, kan naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat eiseres deze autokosten onvoorwaardelijk voor of namens eiseres aan die derden heeft betaald.

5.4

De bij 5.1 vermelde beroepsgrond heeft eiseres dus tevergeefs opgeworpen.

6.1

Eiseres stelt dat verweerder het na te heffen bedrag voor de bijtelling van het privégebruik van de Mini Cooper € 1 te hoog heeft berekend. Er van uitgaande dat deze auto op 19 januari 2013 ter beschikking is gesteld aan [echtgenote] , bedraagt deze bijtelling 347/365 maal 20% van € 21.523 is € 4.092. Het na te heffen bedrag bedraagt dan 37% van € 4.092 is € 1.514. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres desgevraagd verklaard dat eiseres deze beroepsgrond die maar gaat over € 1, wil handhaven in verband met het verkrijgen van een proceskostenvergoeding voor een gegrond beroep.

6.2

Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat hij de naheffing met betrekking tot de bijtelling van het privégebruik van de Mini Cooper tot het juiste bedrag heeft berekend. Volgens verweerder moet eerst op kalenderjaarbasis de grondslag bepaald worden om vervolgens per aangiftetijdvak de bijtelling vast te stellen. De grondslag per kalenderjaarbasis bedraagt 20% van € 21.523 is € 4.304,60. Dit leidt tot een bijtelling van € 358,72 per aangiftetijdvak met volledige ter beschikkingsstelling en een bijtelling van € 150,43 (13 dagen) voor de maand januari, in totaal € 4.096,31. Na toepassing van het tarief van 37% bedraagt de naheffing € 1.515.

6.3

De rechtbank volgt de bij 6.2 bedoelde berekening van verweerder. Bij die berekening is het voordeel van het privégebruik eerst op kalenderjaarbasis bepaald en vervolgens toegerekend aan de desbetreffende aangiftetijdvakken. Dit strookt met het eerste lid van artikel 13bis van de Wet LB alsmede met de systematiek van de loonbelasting. De rechtbank verwerpt daarom de bij 6.1 vermelde beroepsgrond van eiseres.

7. Het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2013 en de daarbij gegeven beschikking belastingrente is ongegrond.

Vergrijpboete

8.1

Eiseres stelt dat de vergrijpboete dient te vervallen. Eiseres is van mening dat zij op goede gronden mocht vermoeden dat er ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera niet bijgeteld hoefde te worden. Volgens eiseres heeft zij te goeder trouw gehandeld. Op zijn hoogst kan worden gezegd dat eiseres wellicht naïef dan wel een beetje onachtzaam is geweest en zich beter had moeten informeren. Er is echter geen sprake van grove schuld.

8.2

Verweerder houdt vast aan zijn standpunt dat de vergrijpboete terecht is opgelegd. Het was volgens eiseres nadrukkelijk de bedoeling dat de Porsche Panamera (mede) voor privédoeleinden zou worden gebruikt. Eiseres had moeten nagaan of het voordeel dat opkomt vanwege het privégebruik van een door haar geleasede auto in de loonheffing betrokken diende te worden. Redelijkerwijs kan het immers als algemeen bekend worden aangenomen dat bij ter beschikkingstelling van een auto aan werknemers het risico wordt gelopen dat daarover loonheffing moet worden afgedragen.

8.3

De rechtbank overweegt dat indien het aan opzet of grove schuld van de belastingplichtige is te wijten dat belasting die op aangifte moet worden voldaan niet is betaald, dit een vergrijp vormt ter zake waarvan de inspecteur hem een bestuurlijke boete kan opleggen van ten hoogste 100 percent van het bedrag van de belasting dat niet is betaald, voor zover dat bedrag als gevolg van de opzet of de grove schuld van de belastingplichtige niet is betaald3.

8.4

Zoals volgt uit hetgeen de rechtbank hiervoor bij 3.1 tot en met 5.4 heeft overwogen, acht de rechtbank aannemelijk dat eiseres ten onrechte geen loonheffing ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera op aangifte heeft voldaan. De rechtbank acht tevens aannemelijk dat dit aan de grove schuld van eiseres is te wijten. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.

8.5

Naar het oordeel van de rechtbank is algemeen bekend dat indien een werknemer voor privédoeleinden gebruik maakt van een auto die op naam van een werkgever staat, dit zou kunnen leiden tot fiscale gevolgen. In het onderhavige geval heeft eiseres en vervolgens [X] Nederland B.V., zoals volgt uit hetgeen de rechtbank bij 3.4 heeft geoordeeld, de Porsche Panamera geleased, terwijl deze auto aan [A] ter beschikking stond. Gelet hierop had eiseres er naar het oordeel van de rechtbank dus alert op moeten zijn dat deze omstandigheid zou kunnen leiden tot fiscale gevolgen. Zij had naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer mogen veronderstellen dat in het onderhavige geval een bijtelling vanwege het privégebruik achterwege kon blijven. Het lag op de weg van eiseres, en meer in het bijzonder op [A] als directeur en enig aandeelhouder van eiseres, om ter zake onderzoek te (laten) doen. Dit onderzoek had eiseres niet mogen overlaten aan [echtgenote] , aan wie zij de taak had opgedragen de loonadministratie te verzorgen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [A] ter zitting heeft verklaard dat [echtgenote] , die ballerina is en in het onderhavige jaar een balletschool met 500 leerlingen runde, onvoldoende deskundig was op het gebied van de loonheffingen en ook te weinig tijd had om zich hierin goed te verdiepen. Gelet hierop kon eiseres niet van [echtgenote] verwachten dat zij ter zake de fiscale gevolgen kon overzien. Overigens heeft eiseres niets gesteld waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat zij zich adequaat heeft (laten) informeren over de fiscale gevolgen ter zake van het gebruik van [A] van de door eiseres geleasede Porsche Panamera.

8.6

Gelet op hetgeen bij 8.5 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat eiseres dermate lichtvaardig en nalatig heeft gehandeld, dat haar grove schuld kan worden verweten.

8.7

Omdat het aan eiseres haar grove schuld is te wijten dat zij ten onrechte geen loonheffing ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera op aangifte heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat verweerder haar hiervoor terecht heeft beboet. De rechtbank acht in dit geval een boete van 40% van het bedrag van de niet voldane loonheffing ter zake van het privégebruik van de Porsche Panamera passend en geboden, gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden van het geval. Hierbij acht de rechtbank het door eiseres begane vergrijp bijzonder ernstig, vanwege het feit dat eiseres in het geheel heeft nagelaten zich adequaat te (laten) informeren over de fiscale gevolgen van het gebruik van haar werknemer van de door haar geleasede auto, terwijl het algemeen bekend is dat deze omstandigheid zou kunnen leiden tot fiscale gevolgen (zie bij 8.5).

8.8

De rechtbank ziet niettemin ambtshalve aanleiding om de vergrijpboete te verminderen, omdat deze boetezaak niet binnen een redelijke termijn is berecht4. De rechtbank sluit voor wat betreft de aanvangsdatum van de strafvervolging aan bij de dagtekening (11 december 2018) van de brief waarin de naheffingsaanslag over het jaar 2013 is aangekondigd en is meegedeeld dat voor wat betreft een eventuele boete het recht is voorbehouden om feiten en omstandigheden te verzamelen (zie bij 1.10). Uitgaande van de datum 11 december 2018 is de redelijke termijn van twee jaar ten tijde van de uitspraak van de rechtbank met ruim vijf maanden overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de vergrijpboete te matigen met 5%, ofwel tot € 6.788.

9. Het beroep gericht tegen de vergrijpboete is ongegrond. Vanwege de ambtshalve geconstateerde termijnoverschrijding, vernietigt de rechtbank de uitspraak op bezwaar betreffende de vergrijpboete en vermindert de rechtbank deze vergrijpboete tot op € 6.788.

Proceskosten

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart de beroepen ongegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de vergrijpboete;

-

vermindert de boete tot een bedrag van € 6.788.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Hiemstra, griffier, op 21 mei 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende dinsdag na deze datum.

De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

w.g. rechter

Rechtsmiddel