Home

Rechtbank Noord-Nederland, 06-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2779, AWB - 20 _ 2577

Rechtbank Noord-Nederland, 06-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:2779, AWB - 20 _ 2577

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
6 juli 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:2779
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2577

Inhoudsindicatie

Wet IB 2001. In geschil is of gespecialiseerde sondevoeding, welke niet door de zorgverzekeraar wordt vergoed, aan te merken is als farmaceutisch hulpmiddel in het kader van de aftrek van specifieke zorgkosten (persoonsgebonden aftrek).

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 20/2577

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. [gemachtigde eiseres] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Het beroep is gericht tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 augustus 2020 op het bezwaarschrift van eiseres tegen de aan haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2016 en de daarbij gegeven belastingrentebeschikking.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker verweerder] .

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en onmiddellijk daarna de mondelinge

uitspraak verdaagd voor de duur van 2 weken, onder aanzegging aan partijen van het tijdstip

van de uitspraak.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.051 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 243;

- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48 aan eiseres te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.030.

Gronden

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Het geschil tussen partijen betreft de hoogte van de persoonsgebonden aftrek in de aanslag IB/PVV 2016. Meer specifiek is in geschil de hoogte van de aftrek specifieke zorgkosten. Eiseres bepleit een hogere aftrek specifieke zorgkosten en verweerder stelt dat deze tot de juiste hoogte is vastgesteld.

3. Eiseres heeft de rechtbank per brief, door de rechtbank ontvangen op 17 juni 2021, geïnformeerd dat partijen een gedeeltelijk compromis hebben bereikt. Dit compromis houdt in dat verweerder instemt met een bedrag van € 282 voor farmaceutische hulpmiddelen en € 240 voor geneeskundige hulp. Partijen zijn eveneens overeengekomen dat eiseres geen recht heeft op een hogere aftrek dan reeds bij uitspraak op bezwaar is toegekend voor kleding- en beddengoed in 2016 (€ 300). Verweerder heeft dit compromis ter zitting bevestigd. Ook heeft verweerder bevestigd dat het belastbaar inkomen uit werk en woning in dat geval verlaagd dient te worden naar € 20.051. Gelet hierop is het beroep reeds gegrond.

4. Het voorgaande betekent dat de rechtbank nog slechts dient te oordelen over de aftrek van de kosten voor sondevoeding. Eiseres heeft in haar aangifte IB/PVV 2016 specifieke zorgkosten in aftrek gebracht, waarvan blijkens het door haar verstrekte overzicht € 702 betrekking had op [sondevoeding] (hierna: de sondevoeding). Dit betreft gespecialiseerde sondevoeding die specifiek is ontwikkeld voor en is afgestemd op de behoefte van eiseres minderjarige zoon. De zoon heeft het Syndroom van Down, een chronische nierinsufficiëntie, incontinentie en is rolstoelafhankelijk. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar een bedrag van € 2.250 aan aftrek toegestaan voor de sondevoeding op basis van de tabel met vast aftrekbare bedragen voor dieetkosten.1

5. Eiseres voert aan dat de daadwerkelijke kosten van de sondevoeding in aftrek mogen worden gebracht in plaats van een forfaitair bedrag, omdat niet sprake is van voeding maar van een farmaceutisch hulpmiddel. Het betreft op maat gemaakte voeding die sinds november 2016 door de zoon van eiseres wordt gebruikt en waar hij beter op reageert dan op reguliere sondevoeding. Verweerder stelt dat eiseres slechts recht heeft op de aftrek van het forfaitaire bedrag omdat sprake is van gespecialiseerde (dieet)voeding en niet van een farmaceutisch hulpmiddel. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat, als eiseres in het gelijk zou worden gesteld, hij de aftrek van € 702 aan farmaceutische hulpmiddelen niet wil compenseren met de reeds door hem toegekende € 2.550 dieetkosten. Dit betekent concreet dat eiseres dan recht zou hebben op een extra aftrek specifieke zorgkosten van € 702 met een verhoging specifieke zorgkosten van 40%.2

6. De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat de sondevoeding is voorgeschreven door een arts, dat er een medische noodzaak bestaat voor de kosten en dat de kosten op eiseres drukken. In geschil is enkel of de kosten voor de gespecialiseerde sondevoeding aangemerkt kunnen worden als kosten voor een farmaceutisch hulpmiddel dan wel als extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet.

7. De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:17, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet IB 2001 uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor farmaceutische hulpmiddelen verstrekt op voorschrift van een arts, kwalificeren als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Verder geldt dat op grond van artikel 6:17, eerste lid, aanhef en onderdeel f van de Wet IB 2001 uitgaven die wegens ziekte of invaliditeit zijn gedaan voor de extra kosten van een op medisch voorschrift gehouden dieet tot een bedrag bepaald bij ministeriële regeling kwalificeren als uitgaven voor specifieke zorgkosten.

8. Tot de farmaceutische hulpmiddelen behoren medicijnen die op recept zijn voorgeschreven en alternatieve geneesmiddelen voor zover zij door een arts zijn voorgeschreven. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook cannabis als farmaceutisch hulpmiddel worden aangemerkt als het gebruik door een arts is voorgeschreven.3 Voor uitgaven voor andere middelen, zoals (vitamine)preparaten en dextrosetabletten, geldt dat deze middelen niet aftrekbaar zijn als dergelijke middelen ook voor andere doeleinden dan de behandeling of voorkoming van ziekte of aandoeningen worden gebruikt (ook niet als deze middelen op medisch voorschrift worden gebruikt). De omstandigheid dat die middelen een gunstige werking hebben voor de gebruiker, leidt niet tot een ander oordeel.4

9. De rechtbank overweegt dat het primaire doel van de sondevoeding is om de zoon van eiseres van de benodigde voedingsstoffen te voorzien. Daarnaast zorgt de sondevoeding er tevens voor dat de zoon van eiseres geen, althans minder, klachten ervaart en daardoor beter functioneert. De sondevoeding heeft aldus twee doelen. Farmaceutische hulpmiddelen hebben maar één doel, te weten het behandelen dan wel voorkomen van ziekte of aandoeningen (zie sub 8.). Ook een op medisch voorschrift gehouden dieet als bedoeld in artikel 6:17, eerste lid, onderdeel f van de Wet IB 2001, heeft dezelfde doelen als de sondevoeding. Naar het oordeel van de rechtbank is de sondevoeding om die reden gelijk te stellen met een op medisch voorschrift gehouden dieet, en niet met een farmaceutisch hulpmiddel. In zoverre slaagt het beroep van eiseres niet.

10. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Eiseres heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. Nu de met de beschikking belastingrente samenhangende aanslag zal worden verminderd, verstaat de rechtbank dat verweerder het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig zal verminderen.

11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, heeft de rechtbank bepaald dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

12. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten heeft de rechtbank zoals partijen in hun compromis zijn overeengekomen en ter zitting hebben bevestigd vastgesteld op € 1.030.

13. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is op 6 juli 2021 gedaan door mr. G. Kattenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Eijk, griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt. De beslissing, evenals de rechtsmiddelenverwijzing, wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel