Home

Rechtbank Noord-Nederland, 08-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3010, AWB - 20 _ 419

Rechtbank Noord-Nederland, 08-07-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3010, AWB - 20 _ 419

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
8 juli 2021
Datum publicatie
29 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:3010
Zaaknummer
AWB - 20 _ 419

Inhoudsindicatie

WOZ. Het bezwaarschrift is door verweerder terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is daarom ongegrond. De rechtbank verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het beroep tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 20/419, 20/420 en 20/421

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 8 juli 2021 in de zaken tussen

[naam curator] in het faillissement van [bedrijf 1] ., te [plaats 1] , eiser,

en

(gemachtigde: [gemachtigde 1] ).

Procesverloop

De beroepen zijn gericht tegen de uitspraken op bezwaar (in één geschrift vervat) van verweerder van 23 december 2019 op het bezwaarschrift van eiser tegen de aan [bedrijf 1] . op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor de kalenderjaren 2017 (20/419), 2018 (20/420) en 2019 (20/421) opgelegde WOZ-beschikkingen ten aanzien van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaats 2] (de onroerende zaak). Via de schakelbepaling van artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ gelden de bezwaren van eiser ook voor de OZB-aanslagen.

In de uitspraken op bezwaar heeft verweerder de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. In hetzelfde geschrift heeft verweerder afwijzend beslist op de verzoeken om ambtshalve vermindering van de WOZ-waarden.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021. Eiser is verschenen, Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen tegen de uitspraken op bezwaar ongegrond;

- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de beroepen tegen de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering van de WOZ-waarden.

Gronden

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

Ontvankelijkheid beroep

1.1.

Allereerst ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser in zijn hoedanigheid van curator bevoegd is om beroep in te stellen.

1.2.

Krachtens artikel 8:22, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn in geval van faillissement de artikelen 25, 27 en 31 van de Faillissementswet (hierna: Fw) van overeenkomstige toepassing.

1.3.

Ingevolge artikel 25, eerste lid, van de Fw worden rechtsvorderingen, welke rechten of verplichtingen tot de failliete boedel behorende ten onderwerp hebben, zowel tegen als door de curator ingesteld.

1.4.

Het faillissement is uitgesproken op 20 juli 2016 en de aanslagen/beschikkingen van 2017, 2018 en 2019 zijn opgelegd na die datum, namelijk op 31 augustus 2017, 31 juli 2018 en 30 maart 2019. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de aanslagen OZB verplichtingen van de boedel. Omdat die aanslagen gebaseerd zijn op de WOZ-beschikkingen, geldt daarvoor hetzelfde. De overeenkomstige toepassing van artikel 25 van de Fw betekent dat de beroepen zijn aan te merken als rechtsvorderingen die betrekking hebben op rechten of verplichtingen die tot de failliete boedel behoren. Daarom is het aan de curator om beroep in te stellen.

1.5.

Naar het oordeel van de rechtbank blijkt dus uit artikel 25, eerste lid, van de Fw en artikel 8:22, tweede lid, van de Awb de bevoegdheid tot het instellen van beroep door eiser.

Voorwerp van beroep

2.1.

De rechtbank stelt vast dat verweerder de bezwaren van eiser mede heeft opgevat als verzoeken om ambtshalve vermindering van de WOZ-waarden. In de uitspraak op bezwaar heeft verweerder op die verzoeken afwijzend beslist en de WOZ-waarden gehandhaafd.

2.2.

Uit het beroepschrift maakt de rechtbank op dat eiser ook in beroep is gekomen tegen die afwijzende beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering. Tegen deze afwijzende beslissingen heeft eiser geen bezwaar aangetekend, maar is eiser rechtstreeks in beroep gekomen.

2.3.

Dit betekent dat er in beroep twee verschillende soorten besluiten worden bestreden:

1. De uitspraken op bezwaar, die zijn gedaan op de bezwaarschriften van eiser en die inhouden dat de bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard;

2. De beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering, die inhouden dat de verzoeken zijn afgewezen.

De rechtbank zal de beroepen tegen beide soorten besluiten hierna afzonderlijk behandelen.

Beroep tegen de uitspraken op bezwaar: ontvankelijkheid bezwaar (termijnoverschrijding)

3.1.

De rechtbank moet de ontvankelijkheid van het bezwaar ambtshalve toetsen en verricht daarvoor zelfstandig feitenonderzoek. In dat verband overweegt de rechtbank het volgende. Eiser heeft in één geschrift bezwaar gemaakt tegen de aanslagen/beschikkingen.

3.2.

De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7 van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 22j van de Algemene wet Rijksbelastingen (AWR)). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb).

3.3.

Uit de stukken blijkt dat verweerder de beschikkingen/aanslagen voor 2017, 2018 en 2019 met dagtekeningen 31 augustus 2017, 31 juli 2018 en 30 maart 2019 heeft opgelegd. Eiser heeft niet gesteld dat de bekendmaking na de dagtekening heeft plaatsgevonden, zodat de termijn voor het indienen van bezwaar van de laatste beschikking/aanslag (2019) op 13 mei 2019 is verstreken. Het bezwaarschrift van eiser, dat is gedateerd op 3 oktober 2019 en door verweerder is ontvangen op 8 oktober 2019, is dus niet tijdig ingediend. Eiser heeft dit ook niet betwist.

3.4.

Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Ter zitting heeft eiser hierover desgevraagd verklaard dat zijn kantoor naar aanleiding van het faillissement van [bedrijf 1] . (en van daaraan gelieerde vennootschappen) werd bedolven onder de aanslagen. Steeds moest informatie worden opgevraagd bij het Kadaster om te bepalen hoe het precies zat. Daardoor was het lastig om tijdig te reageren op alle post waar een termijn op zat. De rechtbank ziet hierin geen grond voor het oordeel dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Niet is gebleken dat eiser telkens gedurende de gehele bezwaartermijn van zes weken niet in staat is geweest om tijdig (desnoods pro forma) bezwaar in te stellen. Ook als er veel post binnenkomt, moet het voor een curator redelijkerwijs mogelijk zijn om die post snel te scannen op termijnen en zo nodig te reageren met een (pro forma) bezwaar. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dus geen geldige reden gegeven waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend.

3.5.

Het bezwaarschrift is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen de uitspraak op bezwaar is daarom ongegrond.

Beroep tegen de beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering

4.1

Eiser heeft in zijn beroepschrift gewezen op artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken. Omdat volgens eiser de WOZ-waarden van de onroerende zaak met meer dan 20% moeten worden verlaagd, heeft dit volgens eiser tot gevolg dat de WOZ-waarden moeten worden aangepast.

4.2.

Verweerder heeft gesteld dat artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken een invulling betreft van de beleidsvrijheid van de heffingsambtenaar bij het toepassen van de zogenoemde ambtshalve verminderingen. Het beroep van eiser op dat artikel is in de uitspraak op bezwaar derhalve beschouwd als een verzoek om een ambtshalve vermindering en dat verzoek is niet ingewilligd. Volgens verweerder staan tegen een weigering om een ambtshalve vermindering door te voeren geen rechtsmiddelen open.

4.3.

De rechtbank overweegt als volgt. In artikel 30, eerste lid, van de Wet WOZ zijn de regels van de AWR inzake bezwaar en beroep van toepassing verklaard voor de Wet WOZ. In artikel 26 van de AWR is bepaald dat beroep bij de belastingrechter slechts openstaat in bepaalde gevallen (het gesloten stelsel van rechtsmiddelen). Het moet gaan om een aanslag of een – als zodanig aangeduide – voor bezwaar vatbare beschikking. Een op grond van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit Wet waardering onroerende zaken ambtshalve genomen beschikking behoort niet tot die gevallen, omdat een dergelijke beschikking niet is aangewezen als een ‘voor bezwaar vatbare’ beschikking. Ook uit de toelichting bij het Uitvoeringsbesluit blijkt dat beschikkingen op basis van artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn.1 Dan brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen mee dat tegen zulke beschikkingen geen bezwaar en beroep bij de belastingrechter openstaat.2

4.4.

Eiser heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen de afwijzende beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering. In zulke gevallen moet de belastingrechter zich onbevoegd verklaren.3 Eiser kan uitsluitend een vordering bij de burgerlijke rechter instellen (zie artikel 8:71 van de Awb).

4.5.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van het beroep tegen de afwijzende beslissingen op de verzoeken om ambtshalve vermindering van de WOZ-waarden.

Ten slotte

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Deze uitspraak is op 8 juli 2021 gedaan door mr. A. Heidekamp, voorzitter, mr. G. Kattenberg en mr. A.F. Gerding, leden, in aanwezigheid van R.H. Wolfslag, griffier. De beslissing, evenals de rechtsmiddelenverwijzing, wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

griffier voorzitter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel