Home

Rechtbank Noord-Nederland, 04-08-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3360, AWB - 21 _ 490

Rechtbank Noord-Nederland, 04-08-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:3360, AWB - 21 _ 490

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
4 augustus 2021
Datum publicatie
11 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:3360
Zaaknummer
AWB - 21 _ 490

Inhoudsindicatie

Eiser heeft bij zijn aangifte IB/PVV 2017 zorgkosten in aftrek gebracht. Verweerder heeft het door eiser opgevoerde bedrag niet in aftrek toegelaten. Verweerder heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat de pedicurekosten aftrekbaar zijn. Verweerder heeft ter zitting verklaard als uitgaven voor vervoer in verband met genees- en heelkundige hulp te accepteren 600 kilometer tegen een kostprijs per kilometer van € 0,35. Het beroep slaagt op deze onderdelen. Hetgeen eiser meer voorstaat, wordt niet toegewezen.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/490

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 4 augustus 2021 in de zaak tussen

(gemachtigde: [gemachtigde eiser] ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2017 met dagtekening 15 september 2020 aan eiser een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.458.

Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 15 aan belastingrente in rekening gebracht.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juli 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [medewerker 1] , bijgestaan door [medewerker 2] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser heeft op 18 juli 2018 aangifte IB/PVV gedaan voor het jaar 2017.

1.2.

Bij deze aangifte heeft eiser een bedrag van € 1.265 aangegeven als aftrekbare uitgaven voor specifieke zorgkosten.

1.3.

De uitgaven voor specifieke zorgkosten zijn volgens de aangifte als volgt opgebouwd:

Kosten medicijnen

677

Genees- en heelkundige hulp

123

+

Uitgaven specifieke zorgkosten voor toepassing verhoging

800

Verhoging specifieke zorgkosten

766

+

Totaal uitgaven specifieke zorgkosten

1.566

Drempel

301

-/-

Totaal aftrekbaar bedrag specifieke zorgkosten

1.265

1.4.

Verweerder heeft – na verzoek om informatie ten aanzien van de kosten voor medicijnen en de genees- en heelkundige hulp – het door eiser opgevoerde bedrag aan specifieke zorgkosten niet in aftrek toegelaten.

1.5.

Eiser heeft in bezwaar onder andere een zorgkostenoverzicht van de ziektekostenverzekeraar overgelegd en een drietal tandartsfacturen. De tandartsfacturen zijn gedateerd 1 juli 2017 (€ 22,36), 16 november 2017 (€ 11,01) en 11 januari 2018 (€ 86,87).

1.6.

Verweerder heeft met dagtekening 3 december 2020 een vooraankondiging gestuurd van de uitspraak op het bezwaarschrift. In deze brief staat – voor zover van belang – het volgende:

Ik stel u in de gelegenheid uw standpunt mondeling toe te lichten. Als u van de mogelijkheid gebruik wilt maken, kunt u binnen de gestelde termijn van deze brief contact met mij opnemen. (…)

Indien u wenst te reageren, gaarne u reactie vóór 17 december 2020.

1.7.

Eisers gemachtigde heeft op deze brief gereageerd bij brief met dagtekening 16 december 2020, door verweerder ontvangen op 21 december 2020. In deze brief schrijft eisers gemachtigde – voor zover van belang – het volgende:

In het telefoongesprek hadden wij afgesproken dat ik komende week zou reageren op uw vooraankondiging. Echter per aangetekende brief naar Eindhoven had ik per 12 november j.l mijn herziene opgave over 2017 en gevraagde stukken over 2018 verzonden. Nu is mijn vraag heeft u deze stukken over 2017 ontvangen? Zo ja – dan heb ik niets toe te voegen m.b.t 2017.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag 2017 tot een te hoog bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich met name toe op de vraag of eiser recht had op een hogere persoonsgebonden aftrek in verband met uitgaven voor specifieke zorgkosten. Verder is in geschil of de hoorplicht is geschonden.

Hoorplicht

3.1.

Eiser stelt zich op het standpunt dat hij onterecht niet gehoord is in de bezwaarfase.

3.2.

Verweerder heeft ter zitting verwezen naar de onder 1.6. genoemde vooraankondiging waarin eiser wordt uitgenodigd om contact op te nemen. Uit de reactie op deze vooraankondiging heeft verweerder niet kunnen opmaken dat eiser gehoord wilde worden.

3.3.

De rechtbank overweegt dat verweerder eiser in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord. De rechtbank leest in de onder 1.7. genoemde reactie van eiser op de vooraankondiging niet het verzoek om te worden gehoord. Integendeel, eisers gemachtigde geeft zelf aan dat hij met betrekking tot 2017 niets heeft toe te voegen. De onder 3.1. genoemde beroepsgrond van eiser faalt.

Specifieke zorgkosten

4. Ten aanzien van de aftrek van specifieke zorgkosten stelt de rechtbank voorop dat op eiser, die een beroep doet op een aftrekpost, de bewijslast rust. Dat betekent dat hij aannemelijk moet maken dat de gestelde kosten zijn gemaakt en op hem drukken en dat ook aan de overige in de Wet IB 2001 opgenomen voorwaarden voor aftrek van specifieke zorgkosten is voldaan.1

Pedicure

5. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat eiser inderdaad recht heeft op aftrek van een bedrag van € 163 aan pedicurekosten. Partijen hebben ter zitting verklaard dat deze kosten vallen onder genees- en heelkundige hulp en dat daarop de verhoging niet van toepassing is. Deze beroepsgrond van eiser slaagt.

Tandarts

6.1.

Eiser stelt zich op het standpunt dat hij in 2017 een bedrag van € 123 aan tandartskosten mag aftrekken, ook al heeft hij daarvan een bedrag van € 87 in 2018 betaald. Op het zorgkostenoverzicht van de ziektekostenverzekeraar staan deze kosten voor 2017 vermeld en daarom zijn ze volgens eiser in 2017 aftrekbaar.

6.2.

Verweerder is van mening dat in 2017 slechts een bedrag van € 34 aan tandartskosten voor aftrek in aanmerking komt en dat het meerdere niet in 2017 aftrekbaar is, omdat dit pas in 2018 is betaald.

6.3.

De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2017 recht heeft op een hogere aftrek dan het door verweerder geaccepteerde bedrag van € 34. Het door eiser opgevoerde bedrag van € 87 aan tandartskosten is naar het oordeel van de rechtbank niet aftrekbaar in 2017 omdat in de aangifte van 2017 alleen in het desbetreffende jaar betaalde rekeningen in aanmerking kunnen worden genomen. De onder 6.1. vermelde beroepsgrond van eiser faalt.

Vervoerskosten

7.1.

Eiser stelt zich op het standpunt dat hij 1.055 kilometer heeft gereisd in verband met genees- een heelkundige hulp en dat de kostprijs per kilometer € 0,55 bedraagt.

7.2.

Verweerder heeft ter zitting verklaard als uitgaven voor vervoer in verband met genees- en heelkundige hulp te accepteren 600 kilometer tegen een kostprijs per kilometer van € 0,35.

7.3.

De rechtbank is van oordeel dat eiser, met hetgeen hij heeft overgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij meer dan 600 kilometer heeft gereisd in verband met genees- en heelkundige hulp. Zo heeft eiser 387,5 kilometer opgevoerd van en naar de apotheek terwijl reiskosten in verband met apotheekbezoek überhaupt niet voor aftrek in aanmerking komen. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de werkelijke kosten hoger zijn dan de door verweerder geaccepteerde € 0,35 per kilometer. De enkele verwijzing naar een ANWB-overzicht is daarvoor onvoldoende.

7.4.

Eisers onder 7.1. genoemde beroepsgrond slaagt met inachtneming van 7.2. De rechtbank stelt de uitgaven voor vervoer vast op 600 x € 0,35 = € 210. Hetgeen eiser meer voorstaat, wordt niet toegewezen.

Belastingrente

8. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Nu de met de beschikking belastingrente samenhangende aanslag zal worden verminderd, zal de rechtbank het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig verminderen.

Conclusie

9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar. De rechtbank vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.114. De rechtbank vermindert de belastingrente dienovereenkomstig.

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.761 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag tot een aanslag berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.114,

- vermindert de belastingrente dienovereenkomstig;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49 aan eiser te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.761.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Jongsma-van Helden, griffier, op 4 augustus 2021. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

w.g. griffier

w.g. rechter

Rechtsmiddel