Home

Rechtbank Noord-Nederland, 24-12-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5352, AWB - 21 _ 954

Rechtbank Noord-Nederland, 24-12-2021, ECLI:NL:RBNNE:2021:5352, AWB - 21 _ 954

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
24 december 2021
Datum publicatie
13 januari 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2021:5352
Zaaknummer
AWB - 21 _ 954

Inhoudsindicatie

IB/PVV, SU, gegrond, art. 16 AWR, geen sprake van kwader trouw

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/954

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 24 december 2021 in de zaak tussen

en

(gemachtigde: [naam gemachtigde van verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft voor het jaar 2018 met dagtekening 6 maart 2021 aan eiser een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) berekend naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.133. Tegelijk met dit besluit heeft verweerder bij beschikking een bedrag van € 44 aan belastingrente in rekening gebracht. Bij de gelijktijdig afgegeven herziene verliesvaststellingsbeschikking heeft verweerder, met toepassing van artikel 3.151, vierde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001), het verlies uit werk en woning over 2018 vastgesteld op nihil.

Bij uitspraak op bezwaar van 18 maart 2021 heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Eiser en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.

Eiser heeft op 5 oktober 2021 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A. Heidekamp. De wrakingskamer heeft het verzoek van eiser bij beslissing van 12 november 2021 afgewezen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 november 2021. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [naam persoon 1] .

Op de zitting is deze zaak gezamenlijk behandeld met de zaken van eiser met nummers LEE 21/914, 21/915, 21/916, 21/917, 21/907 en 21/908.

Eiser heeft, zoals afgesproken op de zitting, op 3 december 2021 enkele facturen nagezonden in verband met de onderbouwing van de door hem gevraagde proceskostenvergoeding.

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiser heeft een herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2018 gedaan, door verweerder ontvangen op 22 maart 2020, naar uitsluitend een belastbaar inkomen uit werk en woning van -/- € 3.303. Eiser heeft onder de rubriek 12 “Loon of uitkering Ziektewet” het volgende aangegeven:

Naam werkgever(s)

Ingehouden loonheffing

Loon

[naam B.V. 1]

3.520

23.531

[naam B.V. 2]

0

-23.531

1.2.

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 11 april 2020 een tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2018 opgelegd, overeenkomstig de door eiser ingediende herziene aangifte IB/PVV voor het jaar 2018.

1.3.

Verweerder heeft met dagtekening 27 augustus 2020 aan eiser een definitieve aanslag IB/PVV 2018 opgelegd, conform de door eiser ingediende herziene aangifte en de hiervoor onder 1.2. genoemde tweede voorlopige aanslag IB/PVV 2018. Het aanslagbiljet van de definitieve aanslag bevat een verliesvaststellingsbeschikking van -/- € 3.303, waarvan het gehele bedrag is aangemerkt als ondernemingsverlies.

1.4.

Met dagtekening 6 maart 2021 heeft verweerder aan eiser een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2018 opgelegd en een beschikking belastingrente afgegeven. Bij de gelijktijdig afgegeven herziene verliesvaststellingsbeschikking heeft verweerder het verlies over 2018 vastgesteld op nihil.

1.5.

Bij brief met dagtekening 17 februari 2021, door verweerder ontvangen op 18 februari 2021, heeft eiser bezwaar gemaakt tegen de onder 1.4 vermelde besluiten.

1.6.

Eiser heeft met betrekking tot de IB/PVV over jaren vóór 2018 eerder een procedure gevoerd bij deze rechtbank. Op 13 november 2018 heeft de behandeling ter zitting in die procedure plaatsgevonden. De zaken die toen aan de orde waren, gingen over de (afwijzende beslissingen op verzoeken om ambtshalve vermindering van) aanslagen IB/PVV voor de jaren 2012 tot en met 2016 met de zaaknummers LEE 17/2566, 18/1477 t/m 18/1479 en 17/4107. Tot de stukken van het geding dat in deze zaak (met nummer LEE 21/954) aan de orde is, behoort een verkort proces-verbaal van de zitting van 13 november 2018, dat door zowel eiser als de destijds optredende gemachtigde van verweerder is ondertekend. In het verkort proces-verbaal dat destijds is opgemaakt, is het gesloten compromis ter zitting opgenomen. Er staat – voor zover hier van belang – het volgende geschreven:

“Verkort proces-verbaal

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

proces-verbaal van het verhandelde ter zitting

[naam eiser] , te [woonplaats eiser] , eiser,

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere, verweerder.

Beslissing

Rechtsmiddel