Home

Rechtbank Noord-Nederland, 20-05-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1743, AWB - 21 _ 3683

Rechtbank Noord-Nederland, 20-05-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:1743, AWB - 21 _ 3683

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
20 mei 2022
Datum publicatie
13 juni 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:1743
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3683

Inhoudsindicatie

BPM-zaak met de volgende aspecten:

- geen reden om te twijfelen aan deskundigheid en onafhankelijkheid hertaxateur;

- er dient te worden uitgegaan van de door eiseres gehanteerde historische nieuwprijs horend bij de ‘high executive’ uitvoering van de auto, nu verweerder dit onvoldoende heeft weersproken;

- er dient te worden uitgegaan van de door eiseres gehanteerde handelsinkoopwaarde voor correctie, nu in de koerslijst de CO2-uitstoot handmatig kan worden gewijzigd en de CO2 uitstoot zelf niet in geschil is;

- geen aanleiding om meer schade in aanmerking te nemen dan is vastgesteld door DRZ.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 21/3683

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof ),

en

(gemachtigde: [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres met dagtekening 12 maart 2021 een naheffingsaanslag opgelegd in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ten bedrage van € 940.

Bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [medewerker verweerder] .

Overwegingen

Feiten

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.

1.1.

Eiseres heeft op 16 september 2020 aangifte BPM gedaan voor een BMW 540i xDrive (hierna: de auto) naar een te betalen bedrag van € 3.394. De aangifte is door verweerder op 17 september 2020 ontvangen. De datum eerste toelating van de auto is 14 augustus 2017. De tenaamstelling van het kenteken heeft plaatsgevonden op 23 september 2020.

1.2.

De te betalen BPM van € 3.394 is door eiseres berekend aan de hand van een taxatierapport van De Auto Taxateur met datum 16 september 2020. De kilometerstand op het moment van de taxatie bedroeg 61.338. De verschuldigde BPM is berekend op basis van een historische nieuwprijs van € 108.242 en handelsinkoopwaarde van € 23.921. Die handelsinkoopwaarde is als volgt berekend:

Handelsinkoopwaarde voor correctie wegens schade

€ 32.590

Af: correctie wegens schade (100%)

€ 8.669

Handelsinkoopwaarde na correctie wegens schade

€ 23.921

1.3.

De onder 1.2. opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde voor correctie zijn bepaald met behulp van een X-ray koerslijst van een BMW 540i xDrive ‘Executive’ met een CO2-uitstoot van 172 gr/km.

1.4.

Verweerder heeft eiseres uitgenodigd de auto bij Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) te tonen. DRZ heeft met dagtekening 28 september 2020 een verslag van haar bevindingen gemaakt. In het rapport van DRZ is een historische nieuwprijs van € 106.406 opgenomen en een handelsinkoopwaarde van € 30.026. Die handelsinkoopwaarde is als volgt vastgesteld:

Handelsinkoopwaarde voor correctie wegens schade

€ 33.326

Af: correctie wegens schade (72% van € 4.583)

€ 3.300

Handelsinkoopwaarde na correctie wegens schade

€ 30.026

1.5.

De onder 1.4. opgenomen historische nieuwprijs en handelsinkoopwaarde voor correctie zijn bepaald met behulp van een X-ray koerslijst van een BMW 540i xDrive ‘High Executive’ met een CO2-uitstoot van 167 gr/km.

1.6.

Verweerder heeft op basis van de bevindingen van DRZ de verschuldigde BPM berekend op een bedrag van € 4.334, waarna aan eiseres met dagtekening 12 maart 2021 de onderhavige naheffingsaanslag is opgelegd.

Geschil en beoordeling

2. In geschil is of terecht en tot het juiste bedrag BPM is nageheven. Meer specifiek is in geschil of de hertaxateur van DRZ voldoende onafhankelijk en deskundig is, of verweerder van de juiste historische nieuwprijs is uitgegaan en wat de handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat is. Ook is in geschil of en in hoeverre rekening moet worden gehouden met een hoger bedrag aan meer dan normale gebruiksschade dan verweerder heeft gedaan.

Onafhankelijkheid en deskundigheid hertaxateur DRZ

3.1.

De rechtbank stelt voorop dat het verweerder vrijstaat een deskundige van zijn keuze in te schakelen, omdat artikel 8, vierde lid, van de Uitvoeringsregeling belastingen van personenauto’s en motorrijwielen 1992, waarnaar eiseres heeft verwezen in het beroepschrift, betrekking heeft op de door de belastingplichtige in te schakelen taxateur. In het kader van de onderhavige procedure beschouwt de rechtbank de taxateurs van beide partijen als partijdeskundigen, omdat ieder van hen door één partij is verzocht om een oordeel te geven over de waarde van de auto. Bewijsrechtelijk bestaat daartegen geen bezwaar. Er bestaan ook geen rechtsregels die bijzondere eisen stellen aan de deskundige die verweerder inschakelt. Het is eenvoudigweg en kwestie van weging van bewijsmiddelen.

3.2.

Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de hertaxateur een persoonlijk of zakelijk belang zou hebben bij de uitkomst van de procedure, anders dan het belang als ingehuurde deskundige. Niet valt in te zien dat de hertaxateur in zijn rol belang heeft bij een hogere of lagere autoprijs en dus bij de uitkomst van de hertaxatie. De rechtbank heeft ook verder, afgaande op de inhoud van het DRZ-verslag en de daarop gegeven toelichting, geen reden om ernstig aan de deskundigheid van DRZ en/of de [medewerker DRZ] te twijfelen. Kortom, het DRZ-rapport geldt gewoon als bewijsmiddel. De waarde die de rechtbank daaraan hecht, is een kwestie die is voorbehouden aan de rechtbank. De beroepsgrond faalt.

Historische nieuwprijs

4.1.

Partijen verschillen van mening over de vraag welke uitvoering de auto nu eigenlijk had. Volgens verweerder had de auto een ‘high executive’ uitvoering, volgens eiseres betrof het de ‘executive’ uitvoering. Beide partijen wijzen ter onderbouwing van hun standpunt op een database met specificaties die de auto van eiseres al dan niet bezat ten tijde van de taxatie die is uitgevoerd door de taxateur respectievelijk de hertaxateur. De taxateur van eiseres heeft uit de aanwezige opties en kenmerken van de auto kennelijk geconcludeerd dat er sprake moet zijn geweest van de ‘executive’ uitvoering. DRZ heeft op zijn beurt kennelijk geconcludeerd dat sprake moet zijn geweest van de ‘high executive’.

4.2.

Ter zitting heeft eiseres gesteld dat het doorslaggevende verschil tussen de ‘executive’ en de ‘high executive’ is het ontbreken van een dvd-speler bij de ‘executive’. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de auto van eiseres een viertal opties had die allemaal passen bij de ‘high executive’ uitvoering. Uit beide rapportages die in het dossier zitten, kan de rechtbank niet goed opmaken wie er nu gelijk heeft. Het is zelfs mogelijk dat beide partijen gelijk hebben en dat de gesignaleerde uitrusting in verschillende hoedanigheden voorkomt in de specificaties. Beide partijen zijn pas op de zitting met een aanvullende onderbouwing gekomen. Dat betekent dat de rechtbank dit punt zal beslissen louter op basis van de bewijslastverdeling.

4.3.

Het is in dit geval redelijk dat verweerder de bewijslast draagt van de feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat sprake is geweest van de ‘high executive’ uitvoering, aangezien de auto daadwerkelijk gezien is door DRZ en DRZ kon beschikken over het taxatierapport van eiseres. DRZ is dus – naar de rechtbank aanneemt welbewust – van het taxatierapport van eiseres afgeweken voor wat betreft de precieze uitvoering van de auto, zonder evenwel die afwijking op enige wijze toe te lichten, anders dan door een andere X-ray koerslijst van de auto bij te voegen. Daarmee vindt de rechtbank dat de stelling van eiseres onvoldoende is weersproken en dus zal de rechtbank eiseres op dit punt volgen. Dan dient een historische nieuwprijs van € 108.242 als uitgangspunt te worden genomen, zoals die voortvloeit uit de door eiseres gehanteerde X-ray koerslijst. De rechtbank merkt hierbij op dat dit uitgangspunt alleen wordt gehanteerd om de afschrijving van de auto in een percentage te kunnen uitdrukken.

4.4.

Eiseres heeft in haar beroepschrift en ter zitting nog bepleit dat de historische nieuwprijs € 108.543 zou moeten zijn, namelijk de netto catalogusprijs van € 77.007 plus € 16.171 aan BTW plus € 15.365 aan historische bruto BPM. De rechtbank gaat daar aan voorbij omdat er geen appels met peren moeten worden vergeleken. De X-ray koerslijst die eiseres heeft overgelegd gaat uit van de meest vergelijkbare auto, die heeft een historische nieuwprijs van € 108.242. Daar hoort een koerslijstwaarde (handelsinkoopwaarde voor correctie) van € 32.590 bij. Eiseres kan niet buiten de koerslijst om de historische nieuwprijs verhogen (door die opnieuw op te bouwen), zonder daarbij ook de koerslijstwaarde aan te passen die de historische nieuwprijs als basis heeft.

Handelsinkoopwaarde voor correctie

5.1.

Vervolgens bestaat er een verschil tussen de door eiseres en verweerder gehanteerde handelsinkoopwaarde voor correctie. Dit komt doordat eiseres in de koerslijst de werkelijke CO2-uitstoot (172 gr/km) van de auto handmatig heeft ingevoerd, in plaats van uit te gaan van de lagere CO2-uitstoot van 167 gr/km de die de koerslijst automatisch geeft voor dit merk, type en model auto.

5.2.

De rechtbank overweegt dat dient te worden uitgegaan van de X-ray koerslijst van de ‘executive’ uitvoering van de auto (zie onder 4.2. en 4.3.). Naar het oordeel van de rechtbank dient te worden uitgegaan van de door eiseres gehanteerde handelsinkoopwaarde voor correctie, en wel om twee redenen. In de eerste plaats biedt X-ray klaarblijkelijk de mogelijkheid om de CO2-uitstoot handmatig in te voeren en op basis daarvan een koerslijstwaarde te genereren. Omdat dit kan worden aangepast in X-ray, is dit een aspect dat door X-ray kennelijk relevant wordt geacht voor het bepalen van die koerslijstwaarde. In de tweede plaats wordt zodoende gerekend met de daadwerkelijk verschuldigde bruto BPM, passend bij de CO2-uitstoot van de auto. Niet in geschil is dat de CO2-uitstoot van de auto in werkelijkheid 172 gr/km is. Deze CO2-uitstoot is door de RDW vastgesteld ten tijde van de keuring van de auto. Bij deze CO2-uitstoot van een BMW 540i xDrive (die dan wordt aangemerkt als de uitvoering ‘Executive’) hoort een bruto BPM van € 15.365 en volgt uit X-ray een handelsinkoopwaarde van € 32.590.

Waardevermindering wegens schade

6.1.

Eiseres heeft in haar taxatierapport een bedrag van € 8.669 aan schade vermeld, en dit volledige bedrag in aftrek gebracht, terwijl verweerder blijkens het rapport van DRZ slechts een bedrag van € 4.583 heeft geaccepteerd als meer dan normale gebruiksschade. Verweerder heeft vervolgens 72% van dit schadebedrag in mindering gebracht als waardevermindering van de auto.

6.2.

Eiseres beroept zich op een vermindering van de BPM wegens schade. De rechtbank overweegt dat het aan eiseres is om de feiten te stellen en, bij betwisting daarvan door verweerder, aannemelijk te maken, die kunnen leiden tot een vermindering van de verschuldigde belasting.1 In dit licht bezien kan het rapport van DRZ dienst doen als weerspreking van het taxatierapport van eiseres.

6.3.

Eiseres heeft gesteld dat binnen de branche beleid is ontwikkeld op grond waarvan onderscheid kan worden gemaakt tussen gebruikssporen en ‘echte’ schade. Dit beleid vindt zijn grondslag in diverse innameprotocollen die leasemaatschappijen en verhuurbedrijven hanteren bij de inname van auto’s. Meerdere van de schadeposten in het taxatierapport zouden op grond van dat beleid hebben geleid tot een waardevermindering en verweerder had dat beleid moeten volgen, zo stelt eiseres. De rechtbank denkt daar anders over. Wat (meer dan) normale gebruiksschade is en hoe dat moet worden beoordeeld staat gewoon in de Wet BPM2 en de rechtbank gaat daar dan ook vanuit. Anders gezegd: beschadigingen waar je als huurder van een huurauto of berijder van een lease-auto problemen mee krijgt als je de auto inlevert, zijn niet om die reden per definitie ook beschadigingen die volgens de Wet BPM gelden als meer dan normale gebruiksschade.

6.4.

De rechtbank heeft de rapportages van partijen bestudeerd en komt op basis daarvan tot de constatering dat inderdaad sprake is van meer dan normale gebruiksschade. Met name waar het gaat om de beide bumpers, de velg rechtsachter en diverse beschadigingen aan de rechterzijde van de auto. De rechtbank constateert ook dat DRZ hiermee rekening heeft gehouden en ziet geen aanleiding om meer schade dan is vastgesteld door DRZ in aanmerking te nemen.

6.5.

Voor wat betreft de invloed van de schade op de waarde van de auto, ziet de rechtbank geen aanleiding om meer dan 72% in aanmerking te nemen. Hierbij is van belang dat het gaat om een auto van meer dan 3 jaar oud en meer dan 60.000 kilometer op de teller. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat uit dient te worden gegaan van een hoger percentage dan 72.

Hoogte naheffingsaanslag

7. Gelet op het voorgaande verloopt de berekening van de naheffingsaanslag als volgt:

Historische nieuwprijs: € 108.242

Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat € 32.590

Waardevermindering wegens schade € 3.300

Handelsinkoopwaarde in beschadigde staat € 29.290

Waardevermindering t.o.v. historische nieuwprijs € 78.952

De procentuele waardevermindering is dan € 78.952 ten opzichte van € 108.242, ofwel 72,94%. De historische BPM bedraagt € 15.365 en de rest-BPM € 4.157 (zijnde 100% min 72,94% x € 15.365). De naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 763 (€ 4.157 min het op aangifte voldane bedrag van € 3.394).

8. Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

Proceskosten

9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.620 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 269, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 541 en een wegingsfactor 1).

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

-

vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 763;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360 aan eiseres te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.620;

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Heidekamp, rechter, in aanwezigheid vanmr. M.A. Veenstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2022.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel