Home

Rechtbank Noord-Nederland, 25-02-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:802, LEE 22/280

Rechtbank Noord-Nederland, 25-02-2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:802, LEE 22/280

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
25 februari 2022
Datum publicatie
25 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2022:802
Zaaknummer
LEE 22/280

Inhoudsindicatie

Verzoek voorlopige voorziening afgewezen. Geen spoedeisend belang.

Uitspraak

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: LEE 22/280

en

(gemachtigde: mr. B. Niemeijer).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [naam derde-partij], advocaat te [plaats] .

Procesverloop

In het besluit van 11 januari 2022 (primair besluit) heeft verweerder de aan verzoekster verleende toevoeging voor rechtsbijstand met terugwerkende kracht ingetrokken.

Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 februari 2022 op zitting behandeld. Verzoekster is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

2. Verweerder heeft de aan verzoekster verleende toevoeging voor rechtsbijstand met terugwerkende kracht ingetrokken op grond van artikel 34g, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand. Het gevolg hiervan is dat de advocaatkosten op basis van het normale tarief bij verzoekster in rekening kunnen worden gebracht.

3. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. Bij een financieel belang, zoals in deze zaak, is dat niet snel het geval. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood is, neemt de voorzieningenrechter aan dat spoedeisend belang ontbreekt, zodat hij alleen al daarom geen voorlopige voorziening treft.

4. Verzoekster heeft ter zitting inzage gegeven in enkele financiële stukken. Deze stukken zijn niet aan het dossier toegevoegd, maar zijn tijdens de zitting door de voorzieningenrechter ingezien. Uit die stukken – die betrekking hadden op financiële aangelegenheden in het jaar 2018 – volgt niet dat er op dit moment sprake is van acute financiële nood. Verzoekster heeft ter zitting tevens aangegeven dat zij het geld dat zij toegekend heeft gekregen in de door haar gevoerde rechtszaak graag wil behouden om schulden af te betalen en om van te leven. Hoewel dat begrijpelijk is, maakt dat niet dat er op dit moment spoedeisend belang is bij het treffen van een voorlopige voorziening.

5. Uit de gedingstukken blijkt verder dat de advocaat van verzoekster (thans de derde-partij) namens haar op 3 november 2021 bij de wederpartij aanspraak heeft gemaakt op betaling van € 16.307,00 (hoofdsom en rente) en daarnaast op de proceskosten ad

€ 5.692,01. Er is niet gebleken dat de wederpartij voornoemde bedragen niet wil betalen.

6. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een financiële noodsituatie, op grond waarvan spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening moet worden aangenomen.

7. Voor het overige is van belang dat het verzoek niet zozeer is gericht op het verkrijgen van een voorlopige voorziening hangende de bodemprocedure, maar op het verkrijgen van een spoedig eindoordeel in die bodemprocedure. Ook dat geeft geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.

8. De voorzieningenrechter is – gelet op het voorgaande – van oordeel dat er geen sprake is van voldoende spoedeisend belang. Het verzoek wordt daarom afgewezen.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.D.C. van der Ven, griffier, op 25 februari 2022. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op de eerstvolgende maandag na deze datum.

griffier

voorzieningenrechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: