Home

Rechtbank Noord-Nederland, 22-02-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:546, 22/2379 en 22/2380

Rechtbank Noord-Nederland, 22-02-2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:546, 22/2379 en 22/2380

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Datum uitspraak
22 februari 2024
Datum publicatie
8 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:RBNNE:2024:546
Zaaknummer
22/2379 en 22/2380
Relevante informatie
Art. 3.58 Wet IB 2001, Art. 3.62 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

art. 3.62 Wet IB. In geschil is of:

- Het noodzakelijk is dat zowel in de aangifte van de overleden echtgenoot als de achterblijvende echtgenoot om doorschuiving wordt verzocht;

- Het doorschuivingsverzoek ook betrekking heeft op het buitenvennootschappelijke ondernemingsvermogen of alleen op het maatschapsvermogen.

De rechtbank oordeelt dat voor doorschuiving vereist is dat degene die de onderneming voortzet dit bij de aangifte van de overleden belastingplichtige verzoekt. De rechtbank oordeelt verder dat een doorschuivingsverzoek alleen betrekking kan hebben op het gehele ondernemingsvermogen van de overledene en dat niet de mogelijkheid bestaat om op bepaalde vermogensbestanddelen van een onderneming de doorschuifregeling wel toe te passen en op andere vermogensbestanddelen niet.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummers: LEE 22/2379 en 22/2380

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van 22 februari 2024 in de zaken tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: drs. P. Zijlstra),

en

Belastingdienst/MKB kantoor Emmen, de inspecteur

(gemachtigde: [gemachtigde Belastingdienst] ).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: de Minister voor Rechtsbescherming, de Minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 6 mei 2022.

1.1.

De inspecteur heeft aan eiseres over het jaar 2015 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 950.446 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 9.200. Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur € 22.714 belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft aan eiseres over het jaar 2015 een aanslag Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) opgelegd over een bijdrage-inkomen van € 23.517. Gelijktijdig met de vaststelling van deze aanslag heeft de inspecteur € 54 belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslagen IB/PVV en ZVW 2015 en de belastingrentebeschikkingen gehandhaafd.

1.4.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft de beroepen op 16 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens de inspecteur [medewerker 1 Belastingdienst] en [medewerker 2 Belastingdienst] .

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep