Rechtbank Noord-Nederland, 04-03-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:748, LEE 24/2410
Rechtbank Noord-Nederland, 04-03-2025, ECLI:NL:RBNNE:2025:748, LEE 24/2410
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Noord-Nederland
- Datum uitspraak
- 4 maart 2025
- Datum publicatie
- 26 maart 2025
- Zaaknummer
- LEE 24/2410
- Relevante informatie
- Art. 8:75 Awb
Inhoudsindicatie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de ontvanger van de Belastingdienst terecht betekeningskosten voor een dwangbevel in rekening heeft gebracht.
De rechtbank stelt voorop dat een dwangbevel slechts kan worden uitgevaardigd indien de belastingschuldige is aangemaand en daarna in gebreke blijft.
Dat de aanmaning door de ontvanger verzonden is wordt niet betwist. Dat rechtvaardigt het vermoeden dat de aanmaning ook is ontvangen. Met hetgeen eiseres aanvoert ontzenuwd zij dat vermoeden. De ontvanger slaagt er vervolgens niet in om aannemelijk te maken dat de aanmaning ontvangen is of dat het niet-ontvangen van de aanmaning het gevolg is van aan eiseres toe te rekenen omstandigheden. Het moet er daarom voor gehouden worden dat eiseres niet is aangemaand.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de betekeningskosten ten onrechte in rekening zijn gebracht.
Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 24/2410
[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. [naam 1] ),
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Midden- en kleinbedrijf/kantoor Groningen,
de ontvanger
(gemachtigde: mr. [naam 2] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de ontvanger van 10 april 2024.
De ontvanger heeft met dagtekening 13 september 2023 aan eiseres per post een dwangbevel betekend, met bevel tot betaling van het nog openstaande bedrag van de aan eiseres opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor het jaar 2021 en de daarbij in rekening gebrachte belastingrente. In dat dwangbevel heeft de ontvanger voor de betekening bij beschikking een bedrag aan kosten in rekening gebracht van € 3.206.
De ontvanger heeft het bezwaar van eiseres tegen de betekeningskosten ongegrond verklaard.
De ontvanger heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 5 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres haar gemachtigde bijgestaan door [naam 3] en mevrouw [naam 4] , en namens de ontvanger zijn gemachtigde bijgestaan door mr. [naam 5] en mr. [naam 6] .