Rechtbank Oost-Brabant, 28-04-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2022, 21/773
Rechtbank Oost-Brabant, 28-04-2023, ECLI:NL:RBOBR:2023:2022, 21/773
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 28 april 2023
- Datum publicatie
- 27 juni 2023
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2023:2022
- Zaaknummer
- 21/773
Inhoudsindicatie
Wet WOZ. Waardering woning. Het op de valreep van de “tien dagen voor de zitting”-termijn indienen van bijna 350 pagina’s aanvullend beroepschrift is in principe in strijd met de goede procesorde, maar wordt toch toegelaten omdat sprake is van een herhaling van eerder ingenomen standpunten en de heffingsambtenaar er zich daarom niet tegen verzet. Wet WOZ niet in strijd met artikel 1 EP EVRM (recht op eigendom). EU-hypothekenrichtlijn hoeft niet in de Wet WOZ te worden geïmplementeerd. De heffingsambtenaar is in zijn bewijslast geslaagd en heeft met de door hem overgelegde taxatie aannemelijk gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. Eiser is het niet eens met de door de heffingsambtenaar gehanteerde maatvoering van de woning. De rechtbank ziet geen reden die maatvoering voor onjuist te houden, wat eiser al in eerdere procedures is uitgelegd. Overigens zou ook met de door eiser voorgestane maatvoering de getaxeerde waarde nog boven de vastgestelde waarde uitkomen. Aan de berekening van de m3-prijs van de woning o.b.v. marktgegevens van de taxateur van de heffingsambtenaar komt meer bewijskracht toe dan aan de door eiser voorgestane wiskundige methode, omdat van die laatste niet is gebleken dat die relatie met de markt heeft. Verder vindt eiser het waardebegrip in de Wet WOZ onjuist en bepleit eiser een lagere waarde op basis van de door hem gehanteerde wiskundige methode die volgens hem meer bewijskracht toekomt dat de taxatie van de heffingsambtenaar. In eerdere zaken, ook van eiser, is al geoordeeld dat dit standpunt niet kan worden gevolgd. Beroep ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: SHE 21/773
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: [naam] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch, de heffingsambtenaar
(gemachtigde: mr. R.A.M.T. Klaassen).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de hoogte van de WOZ1-waarde van zijn woning aan de [adres] in ’ [woonplaats] (de woning).
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning met de WOZ-beschikking van 30 juni 2020 vastgesteld op € 490.000. De waarde is vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2019 en geldt voor het kalenderjaar 2020. De WOZ-beschikking is opgenomen in een aanslagbiljet. In dit aanslagbiljet heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd.
De heffingsambtenaar heeft met de uitspraak op bezwaar van 9 februari 2021 de waarde van de woning gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld en een aanvullend beroepschrift ingediend.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft partijen ervan op de hoogte gesteld de zaak aan te houden in verband met het hoger beroep van eiser tegen de uitspraak van de rechtbank van 27 oktober 2020 waarin een aantal dezelfde geschilpunten aan de orde is als in deze zaak.2
Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft op 28 september 2022 uitspraak gedaan op het hiervoor bedoelde hoger beroep.3
Eiser heeft een viertal aanvullende beroepschriften ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en voor eiser [naam] , de gemachtigde van de heffingsambtenaar en de taxateur van de heffingsambtenaar ing. P.H.R.J. Roijmans.