Home

Rechtbank Overijssel, 20-12-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:4827, ak_18 _ 2327

Rechtbank Overijssel, 20-12-2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:4827, ak_18 _ 2327

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
20 december 2019
Datum publicatie
20 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2019:4827
Zaaknummer
ak_18 _ 2327

Inhoudsindicatie

WOZ; rechtbank laat aanvullend verweerder buiten beoordeling omdat verweerder ruimschoots de tijd heeft gehad verweer tijdig aan te vullen.

Uitspraak

Bestuursrecht

Zittingsplaats Zwolle

Registratienummer: Awb 18/2327

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer in de zaak tussen

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] , eiser,gemachtigde: M. Uijen,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tubbergen, verweerder,

gemachtigde: [naam]

1 Ontstaan en loop van het geding

Ingevolge de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) heeft verweerder

de waarde van de onroerende zaak [adres] te Geesteren (verder: de onroerende zaak) vastgesteld bij beschikking van 28 februari 2018. Daarbij is de waarde vastgesteld op

€ 359.000 per waardepeildatum 1 januari 2017 voor het belastingjaar 2018. Tegelijk

met deze beschikking heeft verweerder eiser voor het belastingjaar 2018 een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) opgelegd. Bij uitspraak op bezwaar van 26 oktober 2018 heeft verweerder het tegen de beschikking gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd.

Tegen deze uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2019. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door

hun voornoemde gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

2 Het geschil

2.1

In geschil is de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017.

2.2

Eiser is eigenaar van de onroerende zaak. Deze betreft een vrijstaande woning van

het bouwjaar 2016, met een inhoud van 576m³ en een kaveloppervlakte van 432m². Bij de onroerende zaak horen een aangebouwde en een vrijstaande overkapping. Van de onroerende zaak is geen op of rond de peildatum gerealiseerde verkoopprijs bekend.

Eiser heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat verweerder de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 met het bedrag van € 359.000 te hoog heeft vastgesteld. Eiser staat op grond van wat hij daarin stelt een waarde voor van

€ 318.000.

2.3

Verweerder heeft op 28 december 2018 voorlopig verweer gevoerd. Op 10 oktober

2019 is dit verweer aangevuld en voorzien van een waardenmatrix en een grondstaffel-overzicht. Verweerder heeft zich daarin op het standpunt gesteld dat de waarde van de onroerende zaak bij de uitspraak op bezwaar niet te hoog is vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat hij door een ongelukkige planning niet eerder het aanvullende

verweer heeft ingediend.

De betreffende stukken zijn op 11 oktober 2019 aan eisers gemachtigde toegezonden.

Eisers gemachtigde heeft aangegeven niet adequaat op het verweer te kunnen reageren.

De werkwijze van verweerder acht de rechtbank in strijd acht met de goede procesorde.

In dit geval heeft verweerder ruimschoots de tijd gehad het voorlopige verweer tijdig aan

te vullen, maar deze tijd ongebruikt gelaten. Van belang is tevens, dat er een eerdere zitting was gepland op 20 augustus 2019 en deze zitting op verzoek van verweerder is uitgesteld.

De rechtbank laat het aanvullende verweer derhalve buiten beoordeling.

2.4

Ter zitting heeft verweerder voorts verklaard zich te kunnen vinden in een

waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 van € 339.000.

Eisers gemachtigde heeft ter zitting verklaard zich met die waarde te kunnen verenigen.

De rechtbank ziet geen grond om van een andere waarde uit te gaan.

3. De rechtbank stelt vast dat verweerder de bestreden uitspraak niet langer handhaaft.

De rechtbank zal het beroep om die reden gegrond verklaren. De rechtbank zal de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigen en zelf in de zaak voorzien door de waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2017 vast te stellen op € 339.000. De aanslag in de onroerendezaakbelasting moet overeenkomstig deze waarde worden verminderd.

4. Verweerder moet daarom het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser vergoeden.

Daarnaast veroordeelt de rechtbank verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.

De rechtbank stelt de kosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.532, berekend als volgt:

-

bezwaar: 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, tegen een waarde van € 254 per punt en de wegingsfactor 1;

-

beroep: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, tegen een waarde per punt van € 512,- en de wegingsfactor 1.

3 Beslissing

De rechtbank:

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de uitspraak op het bezwaar;

-

stelt de waarde van de onroerende zaak voor het belastingjaar 2018 vast op € 339.000;

-

bepaalt dat de aanslag onroerendezaakbelasting overeenkomstig deze waarde wordt verminderd;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden;

-

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.532.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van

R.K. Witteveen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

Griffier Rechter

Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.