Home

Rechtbank Overijssel, 10-02-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:507, ak_22_383

Rechtbank Overijssel, 10-02-2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:507, ak_22_383

Gegevens

Instantie
Rechtbank Overijssel
Datum uitspraak
10 februari 2023
Datum publicatie
13 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:RBOVE:2023:507
Zaaknummer
ak_22_383

Inhoudsindicatie

Verweerder had op eisers verdiensten in de periode 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 artikel 5, vijfde lid van het Dagloonbesluit niet moeten toepassen, omdat dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel; beroep gegrond.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: ZWO 22/383

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (verweerder)

(gemachtigde: J.P. Keizer).

Inleiding

In het besluit van 5 november 2021 heeft verweerder eiser met ingang van

1 november 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend, vanaf 1 januari 2022 verhoogd met een toeslag. Het dagloon is vastgesteld op € 117,57.

Eiser heeft tegen het besluit van 5 november 2021 bezwaar gemaakt.

Met het bestreden besluit van 20 januari 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.

Eiser heeft tegen het besluit van 20 januari 2022 beroep ingesteld.

Verweerder heeft verweer gevoerd.

De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

1.1.

Van 7 september 2020 tot en met 30 oktober 2020 en van 1 maart 2021 tot en met

30 september 2021 is eiser bij [naam vennootschap 1] B.V. (hierna: [naam vennootschap 1] ) werkzaam geweest. [naam vennootschap 1] gaf het loon van eiser elke vier weken door aan de belastingdienst. Eiser is daarnaast van 1 oktober 2020 tot en met 31 oktober 2020 en van 1 mei 2021 tot en met 30 september 2021 werkzaam geweest bij [naam vennootschap 2] B.V. (hierna: [naam vennootschap 2] ). Deze werkgever gaf het loon maandelijks door aan de belastingdienst.

1.2.

Op 30 oktober 2021 heeft eiser een WW-uitkering aangevraagd. Hierna heeft verweerder de besluiten genomen, zoals weergegeven onder ‘Inleiding’.

Het standpunt van verweerder

2. Verweerder heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiser tegen het vastgestelde dagloon ongegrond verklaard. Volgens verweerder is het WW-dagloon overeenkomstig de geldende regels berekend en correct vastgesteld. De referteperiode is 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021. In deze periode heeft eiser inkomsten uit arbeid ontvangen van twee werkgevers; [naam vennootschap 1] en [naam vennootschap 2] . Het totale SV-loon in de referteperiode is vastgesteld op € 23.161,09 en dit is gedeeld door 197 SV-dagen, wat resulteert in het dagloon van € 117,57. Het feit dat werkgever [naam vennootschap 1] het loon vierwekelijks aan de belastingdienst doorgaf en [naam vennootschap 2] maandelijks, heeft gevolgen voor de wijze waarop deze SV-dagen zijn bepaald.

Het standpunt van eiser

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat het WW-dagloon niet juist is vastgesteld, omdat het aantal SV-dagen niet klopt. Zijn arbeidscontract bij [naam vennootschap 1] eindigde op 30 oktober 2020 en nadien heeft hij niet meer gewerkt. Omdat de vierwekelijkse periode van zijn salarisbetaling loopt tot en met 1 november 2020 heeft verweerder de hele maand november 2020 meegeteld bij de vaststelling van het aantal dagloondagen. Eiser was op 1 november 2020 niet meer werkzaam bij [naam vennootschap 1] en van loondagen was in november 2020 geen sprake. Volgens eiser is er sprake van ongelijke behandeling tussen werknemers met een vierwekelijkse loonbetaling en werknemers met een maandloon. Hij vindt dit onrechtvaardig en onredelijk. Volgens eiser moet de maand november 2020 buiten beschouwing worden gelaten bij de bepaling van zijn loondagen. Eiser heeft berekend dat hij in dat geval maar 176 loondagen heeft, wat leidt tot een hoger dagloon. Volgens eiser is het besluit in strijd met artikel 4:1, elfde lid, van het Algemeen inkomensbesluit (AIB).

Oordeel van de rechtbank

4.1.

De rechtbank beoordeelt of verweerder de hoogte van het WW-dagloon van de WW-uitkering van eiser juist heeft vastgesteld. Dit doet de rechtbank aan de hand van de beroepsgronden.

4.2.

In artikel 5 van het Dagloonbesluit is geregeld hoe het WW-dagloon moet worden berekend. In het vijfde lid van artikel 5 van het Dagloonbesluit staat dat indien de referteperiode voor de dagloonvaststelling van een reguliere WW-uitkering één of meer kalendermaanden kent waarin geen loon is genoten, anders dan vanwege verlof of werkstaking, dan staat D, in afwijking van het eerste lid, voor het aantal dagloondagen van de kalendermaanden waarin loon is genoten of waarin geen loon is genoten vanwege verlof of werkstaking. Het in een aangiftetijdvak genoten loon wordt, voor zover het binnen de referteperiode is genoten, toegerekend aan de kalendermaand waarin de laatste dag van het aangiftetijdvak ligt. Een kalendermaand ligt binnen de referteperiode, indien één of meer dagloondagen van de kalendermaand binnen de referteperiode vallen.

4.3.

De overige voor de beoordeling relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

Eisers situatie

4.4.

In de situatie van eiser geldt de periode van 1 oktober 2020 tot en met

30 september 2021 als referteperiode. Omdat loonloze tijdvakken in de referteperiode voor de WW-dagloonberekening op grond van artikel 5, vijfde lid van het Dagloonbesluit buiten beschouwing blijven heeft verweerder de maanden december 2020, januari 2021 en februari 2021 niet meegenomen bij de vaststelling van het aantal dagloondagen. Eiser en verweerder zijn het erover eens dat eiser in die maanden geen loon heeft genoten.

De discussie in deze zaak gaat over de vraag of ook de maand november 2020 is aan te merken als kalendermaand waarin geen loon is genoten. Eiser had in die maand geen dienstverband meer en heeft nergens gewerkt. In de daaraan voorafgaande maand, oktober 2020, had eiser nog twee werkgevers, [naam vennootschap 1] en [naam vennootschap 2] . Volgens de gegevens in de polisadministratie genoot eiser bij [naam vennootschap 2] over de maand oktober 2020 een SV-loon van € 738,28 en bij werkgever [naam vennootschap 1] , die vierwekelijks betaalde, over de periode 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 een loon van € 1.746,07. Verweerder heeft toepassing gegeven aan artikel 5, vijfde lid van het Dagloonbesluit en het loon bij [naam vennootschap 2] toegerekend aan oktober 2020 en het loon dat eiser bij [naam vennootschap 1] verdiende aan november 2020. Dat komt omdat de laatste dag van het aangiftetijdvak van [naam vennootschap 1] 1 november 2020 was. Verweerder rekent het loon daarom toe aan de maand november 2020. Zowel oktober 2020 als november 2020 worden dus aangemerkt als gewerkte maand, hoewel eiser niet feitelijk in beide maanden heeft gewerkt. Omdat dit betekent dat de totale verdiensten in het refertejaar worden gedeeld door meer dagloondagen, heeft toepassing van de geldende wettelijke bepalingen een verlagend effect op eisers dagloon.

Het geschil

4.5.

Tussen partijen is op zichzelf niet in geschil dat verweerder de van toepassing zijnde dagloonbepalingen correct heeft toegepast. Eiser heeft echter aangevoerd dat de toepassing in zijn concrete geval onrechtvaardig en onevenredig is. Verweerder heeft erkend dat de wijze waarop in dit geval het WW-dagloon moet worden vastgesteld ongunstig uitpakt voor eiser, maar vindt dat op zichzelf onvoldoende om de regels niet toe te passen.

Het oordeel van de rechtbank

4.6.

Het Dagloonbesluit is een algemeen verbindend voorschrift. In principe is het zo dat de wetgever van een algemeen verbindend voorschrift zelf de betrokken belangen afweegt, en dat de rechter het resultaat daarvan moet respecteren. Bij de beoordeling van een beroep tegen een concreet besluit kan de rechtbank wel toetsen of het algemeen verbindend voorschrift als grondslag kan dienen voor dat besluit. Als er ernstige gebreken kleven aan de inhoud van het voorschrift of aan de manier waarop het tot stand is gekomen kan de rechter oordelen dat dit voorschrift niet als grondslag voor het besluit kan dienen. Bij die toetsing vormen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijk richtsnoer. Eén van die algemene beginselen is het evenredigheidsbeginsel. Het bestuursorgaan moet bij de toepassing van de wettelijke regel er steeds voor zorgen dat sprake is van een evenredige verhouding tussen het doel (wat moet worden bereikt met het besluit) en het middel (hoe wordt dat doel bereikt). De bedoeling van het evenredigheidsbeginsel is dus niet zozeer het voorkomen van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het tegengaan van onnodig nadelige gevolgen.

4.7.

De rechtbank staat voor de vraag of er verweerder in dit concrete geval af had moeten zien van strikte toepassing van de geldende bepalingen omdat dit voor eiser onevenredig nadelige gevolgen heeft. De rechtbank is het met eiser eens dat in dit geval sprake is van schending van het evenredigheidsbeginsel. Daarbij vindt de rechtbank het volgende van belang.

4.8.

Aan de dagloonregelingen ligt het beginsel ten grondslag dat het dagloon een redelijke afspiegeling moet vormen van de welvaart in de periode voorafgaand aan de verzekerde gebeurtenis1. In de nota van toelichting bij artikel 5 van het Dagloonbesluit staat het volgende:

Het nieuw ingevoegde zesde lid regelt dat kalendermaanden zonder loon (anders dan vanwege verlof) binnen de referteperiode buiten beschouwing worden gelaten, dat wil zeggen dat de factor D in artikel 5, eerste lid, wordt bepaald door het aantal dagloondagen in de kalendermaanden waarin wel loon is genoten (of geen loon is genoten vanwege verlof). (…)Omdat een werknemer in dienst kan zijn geweest van zowel een werkgever die per vier weken loonaangifte doet als een werkgever die per kalendermaand loonaangifte doet, is het nodig om het loon toe te rekenen naar dezelfde tijdeenheid. Daarbij is gekozen voor de tijdseenheid van de kalendermaand 2.”

De wetgever heeft willen regelen dat kalendermaanden zonder loon buiten beschouwing worden gelaten. Daarbij is kennelijk ook bedoeld uniformiteit te creëren in de situatie dat een werknemer in dienst is bij zowel een werkgever die vierwekelijks loonaangifte doet, als een werkgever die per kalendermaand loonaangifte doet.

Zoals in rechtsoverweging 4.4. is uitgelegd heeft de wijze van toerekening in de situatie van eiser juist tot gevolg dat het loon dat hij met zijn werkzaamheden bij twee werkgevers in oktober 2020 verdiend heeft voor de ene werkgever wordt toegerekend aan oktober 2020 en voor de andere aan november 2020. Niet alleen is de beoogde uniformiteit zo niet bereikt, de uitkomst lijkt ook in strijd met het doel van de bepaling. Het vastgestelde dagloon vormt naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval geen redelijke afspiegeling van eisers welvaart in de referteperiode. Alles overziend is de rechtbank daarom van oordeel dat verweerder op eisers verdiensten in de periode 5 oktober 2020 tot en met 1 november 2020 artikel 5, vijfde lid van het Dagloonbesluit niet had moeten toepassen, omdat dit in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.

5. Het beroep is, gelet op wat hiervoor is overwogen, gegrond, omdat het besluit in strijd is met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. Het bestreden besluit zal worden vernietigd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen, en daarbij rekening houden met wat de rechtbank in deze uitspraak heeft geoordeeld.

6. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

7. Omdat het beroep gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser voor de behandeling van dit beroep heeft moeten maken. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op

€ 174,42, bestaande uit de verlet- en reiskosten van eiser. De reiskosten worden vastgesteld op € 12,10 (openbaar vervoer 2e klas) en de verletkosten, overeenkomstig de opgave van eiser op € 162,32.

Beslissing

Informatie over hoger beroep

Werkloosheidswet

Dagloonbesluit