Rechtbank Rotterdam, 24-12-2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10801, 3541193
Rechtbank Rotterdam, 24-12-2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10801, 3541193
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 24 december 2014
- Datum publicatie
- 6 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2014:10801
- Zaaknummer
- 3541193
Inhoudsindicatie
Beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst met 60 jarige medewerkster van een kinderopvangorganisatie. Functioneren van de medewerkster is niet optimaal, maar haar is geen dan wel onvoldoende begeleiding aangeboden. Afwijzing van het verzoek.”
Uitspraak
Zaaknummer: 3541193 VZ VERZ 14-13903
Uitspraak: 24 december 2014
Beschikking ex artikel 7:685 BW van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
inzake het verzoek van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BSO Zus en Zo B.V.,
gevestigd te Bergschenhoek, gemeente Lansingerland,
verzoekster,
gemachtigde: mr. J.F.M.J.H van Aken te Bergschenhoek,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats],
verweerster,
gemachtigde: Abvakabo FNV te Rotterdam.
Partijen worden hierna de BSO respectievelijk [woonplaats] genoemd.
1 Het verloop van de procedure
Van de volgende processtukken is kennisgenomen:
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift.
De mondelinge behandeling heeft plaats gehad op 8 december 2014. Daarbij is verschenen namens de BSO mevrouw [X](personeelsmedewerker), bijgestaan door de gemachtigde. [woonplaats] is in persoon verschenen, bijgestaan door mevrouw mr. L.M. Hoogeveen, werkzaam bij Abvakabo FNV. Partijen hebben ieder hun standpunt mondeling toegelicht, waarbij mr. Van Aken gebruik heeft gemaakt van door haar overgelegde pleitnotities. Van hetgeen ter zitting is besproken, heeft de griffier aantekening gehouden.
De datum van de uitspraak van deze beschikking is bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze door de ene partij zijn gesteld dan wel uit de overgelegde stukken blijken en door de andere partij zijn erkend dan wel niet of niet voldoende gemotiveerd zijn bestreden:
De BSO houdt zich bezig met buitenschoolse opvang van kinderen in de leeftijd van 4 tot 13 jaar en biedt opvang op een aantal locaties in de gemeente Lansingerland en Rotterdam. De BSO onderscheidt zich in de markt door het aanbieden van activiteiten aan de kinderen, veelal op een andere locatie dan de opvanglocatie.
[woonplaats], geboren op [geboortedatum] en thans 60 jaar oud, is met ingang van
11 december 2008 in dienst getreden van de BSO in de functie van pedagogisch medewerker / groepsleider. Het dienstverband geldt thans voor onbepaalde tijd. Het loon van [woonplaats] bedraagt € 1.073,92 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en exclusief overige emolumenten.
In de functieomschrijving van de pedagogisch medewerker /groepsleider is -voor zover relevant- het volgende opgenomen:
“(...) De groepsleider schept een situatie binnen de groep waarin de kinderen zich veilig voelen en stimuleert kinderen, d.m.v. uitvoering van het pedagogische plan van BSO Zus en Zo, zich verder te ontwikkelen.
De groepsleider functioneert zelfstandig en neemt initiatief tot het bedenken, organiseren en uitvoeren van activiteiten die aansluiten bij de interesse en de ontwikkelingsfase van het kind of de groep kinderen.(...)”.
[woonplaats] heeft als groepsleider de verantwoordelijkheid over een groep van maximaal 10 kinderen. Aanvankelijk was zij werkzaam in een zogeheten 8+ groep (kinderen ouder dan 8 jaar). Vanaf begin 2013 is zij overgeplaatst naar een kleinschaliger team op een andere locatie, met jongere kinderen.
Onderdeel van het takenpakket van de groepsleider is het fietsen met de kinderen en hen begeleiden, van de opvanglocatie naar de andere locatie, waar activiteiten voor de kinderen worden verzorgd.
Er heeft zich op 9 februari 2012 een incident voorgedaan tijdens het terugfietsen naar de opvanglocatie, waarbij [woonplaats] de zorg had over die groep en hen heeft begeleid bij het fietsen. Zij fietste achteraan de groep (om overzicht te houden, hetgeen conform de regels is) en was gestopt om een kind uit de groep te helpen met een kapotte fiets, terwijl de rest van de groep reeds was doorgefietst en uit het zicht van [woonplaats] was verdwenen.
Bij brief d.d. 15 maart 2012 heeft de BSO naar aanleiding van bedoeld incident aan [woonplaats] een schriftelijke waarschuwing gegeven.
In maart 2012 hebben partijen een functioneringsgesprek gevoerd. Op het beoordelingsformulier is onder het kopje nadere afspraken door de leidinggevende van [woonplaats] het volgende opgenomen: “Gezichtspunt verbreden, van afstand bekijken, hele groep overzien. Anticiperen in alle situaties. Iets actievere houding/meer aanwezig tov regels/afspraken. Anticiperen op problemen.”
In november 2012 heeft een beoordelingsgesprek plaats gehad. De conclusie die door de BSO wordt getrokken is dat [woonplaats] voldoet aan de eisen voor wat betreft de onderdelen ‘kwaliteit en kwantiteit’ en niet voldoet aan de eisen voor wat betreft ‘gedrag’.
[woonplaats] was het met die conclusie niet eens en heeft als commentaar op het beoordelingsformulier het volgende aangegeven: “de werkomstandigheden bij de 8+ zijn niet optimaal: chaotisch, er is voortdurend tijdsdruk, je hebt weinig of geen contact met ouders, je kan maar weinig echt aandacht geven aan de kinderen.”
Nadat [woonplaats] is overgeplaatst begin 2013 naar een andere, kleinere locatie met jongere kinderen, voeren partijen in april 2013 een functioneringsgesprek.
Daaruit blijkt dat de wijziging in locatie als goed wordt ervaren.
In oktober 2013 vindt wederom een beoordelingsgesprek plaats en wordt geconcludeerd dat het functioneren van [woonplaats] voldoet aan de gestelde eisen.
In mei en juni 2014 vindt een tweetal incidenten plaats, rondom een zogeheten ‘zorgkindje’(een kindje dat extra aandacht nodig heeft).
Op 23 juni 2014 vindt nog een incident plaats. [woonplaats] had de opdracht gekregen om 12 kinderen op te halen op een andere locatie. Toen zij terug kwam bleek dat 5 kinderen niet waren opgehaald en ook niet waren afgevinkt op de lijst met namen.
In juni 2014 hebben partijen wederom een functioneringsgesprek gevoerd. Daarin is door de leidinggevende van [woonplaats] –voor zover relevant- het volgende opgenomen:
“het mag wat strenger”, “overwicht en overzicht zijn belangrijk in een drukke groep”, “let op waar je staat en wat je dan wel en niet kan zien”, “is vaak afwachtend”.
3 Het verzoek
Het verzoek van de BSO strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, op grond van gewichtige redenen in de zin van artikel 7:685 BW, zonder toekenning van een vergoeding, kosten rechtens.
De BSO baseert haar verzoek op een verandering van omstandigheden, die van dien aard is dat de dienstbetrekking billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
De verandering van omstandigheden bestaat hierin dat van de BSO in alle redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsverhouding met [woonplaats] voort te zetten.
Er hebben zich in de afgelopen jaren enkele incidenten rondom het functioneren en het handelen van [woonplaats] voorgedaan. Zij schiet tekort in haar functioneren. De rode lijn daarin is dat [woonplaats] moeite heeft met hectiek/stress, grenzen stellen, overzicht en overwicht hebben op de groep, duidelijk en consequent zijn omtrent de regels en kunnen improviseren als een onvoorziene gebeurtenis daar om vraagt. [woonplaats] kan niet mee in de tijdsdruk, de dynamiek en de hectiek die inherent is aan het type werkzaamheden van groepsleider in de buitenschoolse opvang. Het werken met (een groep) kinderen vereist snelheid en alertheid. [woonplaats] is traag in haar handelen en niet alert genoeg om in te grijpen voordat er een incident gebeurt. Het is voor de BSO zelfs zo ernstig dat zij thans geen groep kinderen meer durft toe te vertrouwen aan [woonplaats], terwijl het zelfstandig en alleen in de groep staan het werk van de groepsleider is. Een tweede groepsleider in de groep is simpelweg financieel niet haalbaar.
De BSO is thans alle vertrouwen in [woonplaats] kwijtgeraakt en wenst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. De BSO is een bedrijf dat moet kunnen vertrouwen op het gezag, het overwicht binnen de groep en het zelfvertrouwen van de groepsleiders.
Uit de incidenten in de afgelopen jaren is haar gebleken dat het bij [woonplaats] daaraan ontbreekt. De BSO heeft er ook geen vertrouwen in dat [woonplaats] daarin zal kunnen verbeteren of ontwikkelen. Ook nadat [woonplaats] begin 2013 is overgeplaatst van een 8+ groep naar een kleinere groep met jongere kinderen, op een overzichtelijke locatie, ziet de BSO geen verbetering in het functioneren.
Er is dan ook sprake van een verandering in de omstandigheden welke van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of op korte termijn behoort te eindigen.