Rechtbank Rotterdam, 13-01-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:777, 3626849
Rechtbank Rotterdam, 13-01-2015, ECLI:NL:RBROT:2015:777, 3626849
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 13 januari 2015
- Datum publicatie
- 6 februari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2015:777
- Zaaknummer
- 3626849
Inhoudsindicatie
vordering tot ontruiming in kort geding afgewezen
Uitspraak
zaaknummer: 3626849 VV EXPL 14-646
uitspraak: 13 januari 2015
vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 10 december 2014,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. W. Suttorp te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als “Woonbron” en “[gedaagde]”.
1 Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van de inhoud van de dagvaarding in kort geding van 10 december 2014 met producties.
De mondelinge behandeling van het kort geding heeft plaatsgevonden op 30 december 2014. Voorafgaand aan die zitting zijn van de zijde van [gedaagde] nog 3 producties ingediend. Ter zitting is namens Woonbron verschenen mevrouw[SdB], sociaal beheerder, bijgestaan door de gemachtigde mr. T.A. Vermeulen. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. W. Suttorp. Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij aan de zijde van [gedaagde] een pleitnota is overgelegd, die aan de dossierstukken is toegevoegd. De griffier heeft eveneens aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2 De vaststaande feiten
In het kader van de onderhavige procedure kan van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
Tussen Woonbron als verhuurder en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 6 januari 2014 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [straatnaam en plaats].
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden 2013 van toepassing.
Hierin staat onder meer:
(...)
Huurder zal het gehuurde als een goed huurder en overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming gebruiken.
(artikel 9 lid 1)
Indien de bestemming van het gehuurde ‘woonruimte’ is, zal huurder het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en de leden van zijn huishouden gebruiken. Hij dient er zijn hoofdverblijf te hebben, hetgeen betekent dat hij er permanent woont en hij geen andere permanente woonruimte heeft.
(artikel 9 lid 2)
Huurder zal in, vanuit of in de nabijheid van het gehuurde geen woning- of buurtgerelateerde misdrijven of overtredingen plegen of aanleiding geven tot bestuursdwang door de overheid.
(artikel 11 lid 2)
Het is huurder niet toegestaan activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Het handelen in drugs in en in de nabijheid van de woning is niet toegestaan. Het is huurder evenmin toegestaan voorzieningen aanwezig te hebben om op / in het gehuurde hennep te kweken.
(artikel 11 lid 3)
Bij overtreding van het in de leden 2 of 3 bepaalde wordt zonder nadere aankondiging een procedure gestart waarin ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt gevorderd.
(artikel 11 lid 4)
(...)
Tijdens een doorzoeking van de politie in het gehuurde op 28 oktober 2014 werden op verschillende (verborgen) plaatsen drugs, versnijdingsmiddelen en aan drugshandel- en verwerking gerelateerde en met drugssporen besmette accessoires gevonden en in beslag genomen. In totaal is aangetroffen: 298,4 gram heroïne, 40,3 gram cocaïne, 1118,5 gram versnijdingsmiddel en diverse accessoires zoals tape, vacuumzakken, sealapparaat, grammenweegschaal met cocaïnesporen, ammoniak en diverse andere artikelen met poeder- en drugssporen. Voorts blijkt uit de rapportage van de politie dat tijdens de doorzoeking geen vrouwenkleding of vrouwelijke verzorgingsproducten werd aangetroffen maar wel mannenkleding en mannelijke verzorgingsproducten.
Op 25 november 2014 heeft de burgemeester van Rotterdam zowel Woonbron als [gedaagde] onder meer als volgt bericht:
“(...)
Uit de rapportage van Delfshaven ondersteund door de rapportage van de Politie Eenheid Rotterdam, is gebleken dat in genoemde woning drugs is aangetroffen.
(...)
Gezien de ernst van de constatering, heb ik het voornemen gebruik te maken van mijn bevoegdheid tot bestuursdwang ex artikel 13b Opiumwet door genoemde woning voor een bepaalde periode te sluiten.”
Bij brief van 25 november 2014 heeft Woonbron [gedaagde] verzocht de huur van de woning per direct op te zeggen. [gedaagde] heeft hierop niet gereageerd.
Naar aanleiding van zijn voornemen heeft de burgemeester [gedaagde] en Woonbron uitgenodigd hun zienswijzen naar voren te brengen tijdens een hoorzitting op 11 december 2014.
3 De vordering
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten vordert Woonbron [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning.
Aan deze vordering heeft Woonbron – zakelijk weergegeven – ten grondslag gelegd dat door in en/of vanuit de woning te handelen in verdovende middelen en/of de woning voor dat doel ter beschikking te stellen en de woning bovendien niet zelf te bewonen maar onder te verhuren [gedaagde] op verschillende wijze gehandeld heeft in strijd met de contractuele bepalingen. Mitsdien is er sprake van ernstige tekortkomingen zijdens [gedaagde], die elk op zich maar zeker in onderlinge samenhang ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen.
In verband met de aangetroffen grote hoeveelheid drugs kan, gezien het beleid van de burgemeester van Rotterdam, met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid voorspeld worden dat de burgemeester overgaat tot sluiting en dat deze beslissing stand zal houden in bezwaar en beroep. Mede gelet op haar taak als toegelaten instelling in de zin van artikel 70 Woningwet heeft Woonbron er belang bij dat de woning vóór de sluiting wordt ontruimd. De ervaring leert dat de burgemeester van Rotterdam afziet van het nemen van een maatregel ten aanzien van een verhuurd huis indien de verhuurder, voordat de maatregel is genomen, beschikt over een ontruimingstitel. Gelet op de kosten en vertraging die te verwachten zijn als de ontruiming pas na de sluiting zal kunnen plaatsvinden, heeft Woonbron spoedeisend belang bij haar vordering.