Rechtbank Rotterdam, 24-04-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3347, 516888
Rechtbank Rotterdam, 24-04-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:3347, 516888
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Rotterdam
- Datum uitspraak
- 24 april 2017
- Datum publicatie
- 2 mei 2017
- ECLI
- ECLI:NL:RBROT:2017:3347
- Zaaknummer
- 516888
Inhoudsindicatie
Gezagsbeëindiging. Anders dan het advies van de Raad en de GI worden de pleegouders met de voogdij belast. Belasting van de GI met de voogdij zou naar het oordeel van de rechtbank in de onderhavige zaak leiden tot een voortdurende onduidelijkheid over het toekomstperspectief van de minderjarige. Dit is het tegenovergestelde van wat een gezagsbeëindigende maatregel zou moeten bewerkstelligen.
Uitspraak
beschikking
Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/516888 / JE RK 16-3883
datum uitspraak: 24 april 2017
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[Naam van de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
wonende te [woonplaats 1] (Polen),
wonende te [woonplaats 2] ,
[Namen pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders (grootouders vaderszijde), wonende te [woonplaats 3] .
Het procesverloop
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 december 2016, ingekomen bij de griffie op 19 december 2016 en het faxbericht van 29 december 2016 van mr. V.M.A. Saris inhoudende een schriftelijke reactie van de moeder op het verzoekschrift van de Raad.
Op 11 april 2017 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. V.M.A. Saris en mw. I. Tomesen, tolk in de Poolse taal (WBTV-nummer 146),
- de pleegouders,
- mw. [naam 1] , zittingsvertegenwoordigster van de Raad,
- mw. [naam 2] en mw. [naam 3] , vertegenwoordigers van de gecertificeerde
instelling stichting Jeugdbescherming west, hierna te noemen de GI.
Alhoewel daartoe correct opgeroepen is de vader niet ter zitting verschenen.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[de minderjarige] is vóór haar geboorte, te weten op 19 augustus 2011 voorlopig onder toezicht gesteld. Op 13 oktober 2011 is er een machtiging uithuisplaatsing voor verblijf in het Erasmus Medisch Centrum en (aansluitend) in een voorziening voor pleegzorg afgegeven. De maatregelen zijn sindsdien steeds verlengd.
Bij beschikking van de kinderrechter van 2 december 2016 zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg laatstelijk verlengd, te weten tot 15 juni 2017.
De GI heeft zich bij brief van 18 november 2016 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.
Het verzoek
De Raad heeft verzocht het gezag van de ouders te beëindigen en de GI tot voogd over [de minderjarige] te benoemen.
Ter zitting heeft de Raad het verzoek als volgt toegelicht.
[de minderjarige] is direct na haar geboorte uithuisgeplaatst en verblijft sinds december 2011 bij de pleegouders. Ten aanzien van de ouders was destijds sprake van verslavingsproblematiek en persoonlijke problematiek.
[de minderjarige] is thans een vrolijk, ondernemend en sociaal meisje. Er zijn wel signalen dat zij onveilig is gehecht. Bij de moeder is sprake van psychiatrische problemen en zij is woonachtig te Polen. Het leven van de vader is inmiddels gestabiliseerd, maar hij heeft geen medewerking willen verlenen aan een persoonlijkheidsonderzoek. Hierdoor is onvoldoende duidelijk geworden of de vader in staat geacht kan worden om de zorg voor [de minderjarige] te dragen. De Raad betwijfelt dat. De vader en de pleegouders staan op gespannen voet met elkaar. Er zijn zorgen over de draagkracht van de pleegouders gelet op hun leeftijd en gezondheid. [de minderjarige] is goed gehecht aan de pleegouders. Zij voelt zich daar veilig en geliefd. De Raad is van mening dat de voor [de minderjarige] aanvaardbare termijn inmiddels is verstreken. De Raad adviseert om een neutrale partij met de voogdij te belasten. De GI kan de belangen van [de minderjarige] het beste behartigen en het contact tussen de ouders en [de minderjarige] waarborgen. De pleegouders zijn ambivalent gebleken voor wat betreft de zorg voor [de minderjarige] op de lange termijn. De Raad gaat ervan uit dat de GI het belang van [de minderjarige] voorop stelt bij de keuze voor een eventuele overplaatsing naar een zogenaamd bestandsgezin.