Home

Rechtbank Rotterdam, 19-04-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4765, 522693

Rechtbank Rotterdam, 19-04-2017, ECLI:NL:RBROT:2017:4765, 522693

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
19 april 2017
Datum publicatie
21 juni 2017
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2017:4765
Zaaknummer
522693

Inhoudsindicatie

Kort geding. Erfrecht. Geen spoedeisend belang. Vordering onvoldoende bepaalbaar.

Uitspraak

vonnis

Team Handel

zaaknummer / rolnummer: C/10/522693 / KG ZA 17-246

Vonnis in kort geding van 19 april 2017

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,

eiser,

advocaat mr. J.F. van Duin te Ridderkerk,

tegen

1 [gedaagden] ,

2. [gedaagden],

beiden wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. W.H. Benard te Rotterdam.

Eiser zal hierna [eiser] worden genoemd en gedaagden [gedaagden] .

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

de dagvaarding van 24 maart 2017,

-

5 producties van de zijde van [eiser] ,

-

de conclusie van antwoord,

-

3 producties van de zijde van [gedaagden] ,

-

de mondelinge behandeling,

-

de pleitnota van [eiser] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[persoon 1] , [persoon 1] van [eiser] , tevens [persoon 1] van [gedaagden] , is op 1 oktober 2016 overleden. Naast [gedaagden] zijn er nog twee [persoon 2] .

2.2.

In het testament van [persoon 1] (hierna ook: [persoon 1] ), opgemaakt op 17 mei 1985, is onder meer het volgende bepaald:

“II. Ik wens gebruik te maken van mijn recht tot verdeling en scheiding van mijn nalatenschap op grond van het bepaalde in artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek en derhalve deel ik toe aan:

  1. mijn echtgenoot: alle zaken, die tot mijn nalatenschap zullen behoren onder de last en verplichting om wegens overbedeling voor zijn rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen alle schulden, die ten laste van mijn nalatenschap blijken te bestaan, alsmede mijn begrafenis- of crematiekosten, de terzake van mijn nalatenschap verschuldigde successierechten en de boedel- en taxatiekosten, alsmede om vast te stellen – en aan ieder van mijn – afstammelingen schuldig te blijven – het bedrag van het aan hem/haar toekomende erfdeel;

  2. ieder van mijn afstammelingen: een vordering in kontanten ten laste van mijn echtgenoot, wegens de aan hem gedane overbedeling, ten bedrage van het aan hem/haar toekomende zuiver erfdeel, met dien verstande, dat deze vordering eerst opeisbaar zal zijn bij het overlijden-, het onherroepelijk worden van het faillissement-, het onder curatele stellen- of het hertrouwen van mijn echtgenoot zonder het maken en handhaven van huwelijkse voorwaarden, inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen en van verrekenbedingen, met uitzondering van die ten aanzien van onverteerbare inkomsten, een en ander onder bijberekening van een enkelvoudige interest, berekend naar negen procent per jaar, vanaf de dag van mijn overlijden tot die der voldoening van de vordering, welke interest eerst opeisbaar zal zijn bij opeisbaar worden van de vordering.

[...]

V. De ten behoeve van mijn echtgenoot gemaakte beschikkingen, tref ik mede ter voldoening aan mijn verplichting jegens hem, welke ik bij deze uitdrukkelijk erken en in een civiele verbintenis omzet, hem na mijn overlijden een overeenkomstig zijn stand en behoeften redelijk levensonderhoud te waarborgen. Indien en voorzover deze verplichting niet wordt aanvaard dienen gemelde beschikkingen als een liberaliteit te worden aangemerkt.

[...]

VII. Ik benoem mijn [persoon 3] tot uitvoerder van mijn uiterste wilsbeschikkingen, bezorger van mijn begrafenis of crematie en beredderaar van mijn nalatenschap met het recht mijn nalatenschap in bezit te nemen en in bezit te houden tot de eindafwikkeling. Hij zal als executeur geen loon in rekening brengen.”

2.3.

Op 1 september 2015 heeft [persoon 1] een verzoek tot echtscheiding ingediend. Op 22 juli 2016 heeft de rechtbank Rotterdam de echtscheiding tussen [persoon 1] en [eiser] , gehuwd op 23 januari 1951, uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking was op het moment van overlijden van [persoon 1] nog niet in de registers van de burgerlijke stand ingeschreven en kon nog niet worden ingeschreven omdat de beschikking nog niet in kracht van gewijsde was gegaan (en, zo begrijpt de voorzieningenrechter, een akte van de berusting van [eiser] niet aan de orde was omdat hij in hoger beroep wilde gaan).

3 Het geschil

4 De beoordeling