Home

Rechtbank Rotterdam, 19-03-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:2379, 8655753 CV EXPL 20-24829

Rechtbank Rotterdam, 19-03-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:2379, 8655753 CV EXPL 20-24829

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
19 maart 2021
Datum publicatie
1 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:2379
Zaaknummer
8655753 CV EXPL 20-24829

Inhoudsindicatie

Binnenvaart. Reisbevrachting, Verschuldigdheid overliggelden. Zijn partijen uitdrukkelijk overeengekomen dat de schipper zich niet eerder dan de overeengekomen lostermijn losgereed mocht melden bij de eerste ontvanger? Bewijsvermoeden ten gunste van scheepsbevrachter, schipper mag tegenbewijs leveren.

Uitspraak

zaaknummer: 8655753 \ CV EXPL 20-24829

uitspraak: 19 maart 2021

vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

1. [eiseres 1][eiseres 1] ,statutair gevestigd te [vestigingsplaats eiseres 1] ,

2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats eiser 2] ,

3. [eiseres 3],

wonende te [woonplaats eiseres 3] ,

eisers,

gemachtigde: mr. J.J. van de Velde

tegen

[gedaagde]
,

statutair gevestigd te [vestigingsplaats gedaagde] ,

gedaagde,

in persoon.

Partijen zullen hierna [eiseres 1] c.s. (in mannelijk enkelvoud) en [gedaagde] worden genoemd.

1. De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 16 juli 2020, met producties 1 tot en met 5;

- de conclusie van antwoord (e-mail van 15 augustus 2020), met een productie;

- het tussenvonnis van 30 november 2020 waarin de mondelinge behandeling is bepaald;

- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 16 februari 2021;

- het faxbericht van mr. Van de Velde van 24 februari 2021, met opmerkingen over het proces-verbaal.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1.

[eiseres 1] c.s. heeft een binnenvaartonderneming, waartoe hij het motorschip “ [naam vaartuig] ” (hierna: de " [naam vaartuig] ") exploiteert. Eiser sub 2 en eiseres sub 3 zijn samen vennoten van eiseres sub 1.

2.2.

[gedaagde] is een scheepsbevrachter.

2.3.

[eiseres 1] c.s. en [gedaagde] hebben op 29 november 2019 een reisbevrachtingsovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiseres 1] c.s. zich jegens [gedaagde] heeft verplicht een lading maïs te vervoeren van Rotterdam naar twee ontvangers in Oss ( [naam ontvanger 1] en [naam ontvanger 2] ).

2.4.

Kranenburg & Vlietstra B.V. (hierna: Kranenburg & Vlietstra) is een bevrachtingskantoor. Kranenburg & Vlietstra heeft als tussenpersoon gehandeld bij de totstandkoming van de reisbevrachtingsovereenkomst tussen [eiseres 1] c.s. en [gedaagde] .

2.5.

In de reisbevrachtingsovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Laadgereed 02-12-2019 17.00 uur Lostermijn 09-12-2019 va 06.00 uur

Laadtijd Ned. wett. 2011 Lostijd 72 uur

Overliggeld laden Ned. Wettelijk 2011 Overliggeld lossen Ned. wettelijk 2011”

2.6.

Nadat de " [naam vaartuig] " op 2 december 2019 was beladen heeft zij zich op 5 december 2019 om 06:00 uur losgereed gemeld bij [naam ontvanger 1] (de eerste ontvanger van de lading). Het lossen van de lading bij [naam ontvanger 1] is aangevangen op 6 december 2019 om 06:00 uur en is op diezelfde dag om 12:30 uur afgerond.

2.7.

De " [naam vaartuig] " is daarna meteen doorgevaren naar [naam ontvanger 2] (de tweede ontvanger van de lading) en is daar op 6 december 2019 om 13:30 uur aangekomen. De " [naam vaartuig] " heeft zich op 9 december 2019 om 06:00 uur losgereed gemeld bij [naam ontvanger 2] . Het lossen is aangevangen op 12 december 2019 om 18:15 uur en is diezelfde dag afgerond om 23:55 uur.

2.8.

[eiseres 1] c.s. heeft [gedaagde] op 31 december 2019 een factuur van € 17.493,51 gestuurd. Voormeld bedrag betrof de overeengekomen vracht vermeerderd met het door [eiseres 1] c.s. berekende overliggeld en de provisie van 5% ten behoeve van Kranenburg & Vlietstra.

2.9.

[gedaagde] heeft van de factuur een gedeelte van € 15.235,41 betaald.

2.10.

Op 1 mei 2020 heeft (de rechtsbijstandsverzekeraar van) [eiseres 1] c.s. [gedaagde] gesommeerd om het openstaande factuurbedrag van € 2.258,10 te betalen. [gedaagde] is op 16 mei 2020 door (de gemachtigde van) [eiseres 1] c.s. nogmaals gesommeerd tot betaling van het volledige factuurbedrag.

3. De vordering

4. De beoordeling

5. De beslissing