Home

Rechtbank Rotterdam, 19-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7195, 9180125

Rechtbank Rotterdam, 19-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7195, 9180125

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
19 juli 2021
Datum publicatie
30 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:7195
Zaaknummer
9180125

Inhoudsindicatie

Begeleidster van (onder meer) verslaafden kampte zelf langdurig met terugval in verslaving. Geen reflexwerking opzegverbod bij ziekte. Ontbinding op de g-grond. Geen ernstig verwijtbaar handelen.

Uitspraak

zaaknummer: 9180125 \ VZ VERZ 21-7368

uitspraak: 19 juli 2021

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

de stichting

Zorgbelang Inclusief,

gevestigd te Arnhem,

verzoekster, verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. H. Frijlink te Arnhem,

tegen

[persoon A] ,

wonende te [woonplaats A] ,

verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk tegenverzoek,

gemachtigde: mr. H.L. Ko te Rotterdam.

Partijen worden hierna ZBI en [persoon A] genoemd.

1. Het verloop van de procedure:

1.1.

Van de volgende processtukken is kennisgenomen:

-

het verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ex. art. 7:671b BW, met producties, op de griffie ontvangen op 23 april 2021;

-

het verweerschrift met producties.

1.2.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juni 2021. Namens ZBI zijn de heer [persoon B] (bestuurder), mevrouw [persoon C] (leidinggevende) en mevrouw [persoon D] (HR-adviseur) verschenen, bijgestaan door de voornoemde gemachtigde. [persoon A] is in persoon verschenen, vergezeld door mevrouw [persoon E] en bijgestaan door haar gemachtigde. Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Van hetgeen verder is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

1.3.

De kantonrechter heeft de uitspraak van deze beslissing bepaald op heden.

2. De feiten

2.1.

ZBI is een organisatie die inwoners, patiënten, zorg- en welzijnsorganisaties, gemeenten, zorgverzekeraars, onderwijsinstellingen en anderen ondersteunt op het gebied van gezondheidszorg en leefbaarheid.

2.2.

[persoon A] , 62 jaar oud, is op 1 augustus 2009 in dienst getreden bij een rechtsvoorgangster van ZBI. Zij is bij ZBI 32 uur per week werkzaam, in de functie van Straatadvocaat, op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het salaris van [persoon A] bedraagt € 3.789,60 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag en 8,3% eindejaarsuitkering.

2.3.

In haar functie van Straatadvocaat houdt [persoon A] zich bezig met de bevordering van de maatschappelijke zelfstandigheid van kwetsbare doelgroepen, te weten (ex)cliënten van de GGZ, maatschappelijke opvang en verslavingszorg, door het bieden van begeleiding op collectief en individueel niveau.

2.4.

[persoon A] is (onder meer) aangenomen bij ZBI omdat zij ervaringsdeskundige is, net als de andere straatadvocaten. Bij haar indiensttreding was bij ZBI bekend dat [persoon A] verslaafd was geweest aan het gebruik van alcohol.

2.5.

In de periode 30 juli 2014 tot 5 juni 2016 is [persoon A] arbeidsongeschikt geweest, vanwege een terugval in haar alcoholverslaving, gecombineerd met de gevolgen van een valpartij.

2.6.

Op 15 juli 2016 stuurt ZBI een brief aan [persoon A] , waarin zij onder meer meldt:

“De afgelopen jaren heeft Zorgbelang Zuid-Holland veel begrip opgebracht voor de

problematiek waar je mee te kampen had, je gesteund en je alle ruimte gegeven om te herstellen. Ik kan het echter niet accepteren als je in de toekomst weer terugvalt in je alcoholverslaving. In de brief van 25 januari jl. heb ik het ook vermeld: ‘Voorafgaand aan het werk en op de werkvloer is alcoholgebruik niet toegestaan.’ Mocht je tijdens werktijd onder invloed zijn van alcohol of hier naar ruiken dan zie ik mij genoodzaakt je direct onbetaald op non-actief te stellen en maatregelen te nemen die tot ontslag kunnen leiden.

2.7.

Op 16 november 2016 heeft de directeur van ZBI [persoon A] erop aangesproken dat collega’s hebben aangegeven een alcohollucht te hebben geroken bij [persoon A] . [persoon A] heeft daarop aangegeven dat dit niet kan, omdat zij alleen ‘s avonds drinkt.

2.8.

Van 12 juni 2017 tot 6 april 2018 was [persoon A] wederom arbeidsongeschikt, nadat zij door de directeur was aangesproken op het vermoeden dat zij onder invloed van alcohol op het werk was verschenen. In deze periode van arbeidsongeschiktheid is [persoon A] opgenomen in een verslavingskliniek.

2.9.

Op 25 februari 2019 is [persoon A] naar huis gestuurd, omdat zij volgens collega’s naar alcohol rook.

2.10.

In de periode 26 augustus 2019 tot 7 oktober 2019 was [persoon A] arbeidsongeschikt. [persoon A] was destijds opgenomen in de verslavingskliniek Bouman.

2.11.

Op 5 maart 2020 vond een kapstokoverleg plaats. Dat is een overleg in het stadhuis, waarbij daklozen in overleg gaan met lokale politici. Volgens een collega, stagiaire en vrijwilliger die daarbij ook aanwezig waren was [persoon A] bij dat overleg behoorlijk onder invloed (door hen aangeduid als ‘ladderzat’).

2.12.

[persoon A] heeft zich op 9 maart 2020, haar eerstvolgende werkdag na 5 maart 2020, ziekgemeld. Op of omstreeks die dag is zij opgenomen in de Bouman verslavingskliniek, waar zij intensieve behandeling heeft ondergaan.

2.13.

Op 23 juni 2020 hebben [persoon C] en mevrouw [persoon D] (HR-adviseur) een gesprek gevoerd met [persoon A] . ZBI heeft besproken dat wat haar betreft re-integratie zou moeten plaatsvinden in het tweede spoor, omdat het vertrouwen in [persoon A] dermate beschadigd was door de terugkerende verslavingsproblematiek, dat re-integratie in het eerste spoor te grote risico’s met zich zou brengen.

2.14.

Met ingang van 6 oktober 2020 is het re-integratiebureau Oxhill7 gestart met het voeren van re-integratiegesprekken met [persoon A] .

2.15.

ZBI heeft een arbeidsdeskundig onderzoek laten verrichten door ArboNed. Op 8 december 2020 heeft de arbeidsdeskundige naar aanleiding daarvan een rapport uitgebracht, waarvan de conclusie als volgt luidt:

2.2 Vraagstelling

• Is de eigen functie voor werknemer als passend aan te merken?

• Zo nee, is het eigen werk met behulp van aanpassingen passend te maken?

• Zo nee, heeft werkgever reële en haalbare mogelijkheden werknemer duurzaam te

herplaatsen in een andere functie?

• Zo nee, zijn er mogelijkheden om werknemer naar ander werk bij een andere werkgever te begeleiden en is een vervolgtraject noodzakelijk?

2.3

Conclusie

• Nee, de belasting in de functie van Straatadvocaat overschrijdt op dit moment de

belastbaarheid van werknemer. In hoeverre de eigen functie als re-integratie-einddoel in beeld kan blijven hangt in eerste instantie af van de ontwikkelingen ten aanzien van de belastbaarheid.

• Nee, uitgaande van de huidige belastbaarheidskaders is de eigen functie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet passend te maken door voorzieningen of aanpassingen. Voor een volledige en duurzame werkhervatting in deze functie is het essentieel dat de belastbaarheid van werknemer substantieel toeneemt en stabiliseert.

• Uitgaande van de huidige belastbaarheidskaders heeft werkgever in het bestaande functiegebouw van de organisatie (het 1e spoor) geen reële en haalbare mogelijkheden werknemer te herplaatsen in een andere functie.

• Werknemer heeft benutbare (arbeids-)mogelijkheden, waarmee ze passende arbeid elders op de arbeidsmarkt kan verrichten. Werkgever en werknemer worden geadviseerd het reeds eerder gestarte 2e spoor begeleidingstraject in het kader van een zogenoemd 'tweesporenbeleid' voort te zetten.”

2.16.

Met ingang van 22 februari 2021 heeft [persoon A] zich volledig hersteld gemeld.

2.17.

Na het herstel van [persoon A] hebben ZBI en [persoon A] gesprekken met elkaar gevoerd over de toekomst van de samenwerking tussen hen. ZBI heeft daarbij te kennen gegeven dat zij gezien de voorgeschiedenis tussen partijen binnen haar organisatie (zowel in de functie van straatadvocaat als een andere functie) geen mogelijkheden ziet om [persoon A] te laten terugkeren. [persoon A] heeft daarentegen steeds gemeld dat zij dit juist wel wil en dat zij geen interesse heeft in een functie elders.

3. Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1.

ZBI heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair op grond van disfunctioneren, subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair een combinatie van deze gronden (respectievelijk artikel 7:669 lid 3 sub d, g en i BW) en te bepalen dat [persoon A] naast de wettelijke transitievergoeding geen aanspraak heeft op een andere (billijke) vergoeding wegens de beeindiging van de arbeidsovereenkomst, waaronder de vergoeding bij ontbinding op de i-grond (artikel 7:671b lid 8 BW), en de kosten van deze procedure te compenseren.

3.2.

Aan haar verzoek legt ZBI (samengevat) het volgende ten grondslag.

d-grond: disfunctioneren

3.2.1.

[persoon A] is door haar herhaalde terugval in alcoholverslaving ongeschikt voor de functie van Straatadvocaat. Vanuit haar rol als ervaringsdeskundige heeft zij juist een voorbeeldfunctie die erop is gericht mensen vanuit ervaringen uit het verleden te helpen deze problematiek te ontvluchten. Doordat [persoon A] , ondanks herhaalde waarschuwingen door ZBI en ondanks door ZBI geboden ruimte om hieraan te werken, keer op keer terugvalt in haar verslaving kan zij deze functie niet langer uitvoeren.

g-grond: verstoorde arbeidsverhouding

3.2.2.

Een goede arbeidsverhouding vraagt om wederzijds vertrouwen. Echter is het vertrouwen van ZBI in [persoon A] ernstig beschaamd en dermate verstoord geraakt dat van ZBI niet meer kan worden gevraagd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. ZBI heeft [persoon A] voortdurend geprobeerd te begeleiden en te behoeden voor terugval, maar dit heeft niet tot resultaten geleid. [persoon A] heeft geen zelfreflectie getoond en juist ZBI ervan beticht dat zij [persoon A] vals beschuldigd en dat ZBI de reden is van haar opname in de verslavingskliniek.

i-grond: cumulatie van de d- en g-grond

3.2.3.

Door een combinatie van de omstandigheden zoals hiervoor genoemd bij de d- en g-grond is een onoplosbaar probleem ontstaan, waardoor ontbinding van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.

herplaatsing

3.2.4.

Er zijn geen mogelijkheden voor herplaatsing van [persoon A] . Er is weliswaar een vrijkomende vacature, maar deze is om redenen die ook ten grondslag liggen aan de ontbinding, evenmin geschikt voor [persoon A] , aangezien daarbij ook sprake is van contact met kwetsbare ex-verslaafden.

4. Het verweer

5. De beoordeling

6. De beslissing