Rechtbank 's-Gravenhage, 30-01-2004, AO6206 AO6702, AWB 04/4298 VRWET
Rechtbank 's-Gravenhage, 30-01-2004, AO6206 AO6702, AWB 04/4298 VRWET
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 30 januari 2004
- Datum publicatie
- 7 april 2004
- ECLI
- ECLI:NL:RBSGR:2004:AO6206
- Zaaknummer
- AWB 04/4298 VRWET
Inhoudsindicatie
Somalië / zicht op uitzetting.
Uit hetgeen verweerder omtrent het zogenaamde Nairobi-traject naar voren heeft gebracht, bestaat zicht op verwijdering van verzoekster naar Somalië en wordt uitzetting rechtmatig geacht. Verzoekster zal via dit traject worden uitgezet naar de provincie Mudug, een provincie die behoort tot het relatief veilige deel van Somalië. Het beroep van verzoekster op de zaken waarin het Europese Hof een zogenaamde Rule 39 heeft uitgesproken faalt. Het betreft hier voorlopige maatregelen in individuele zaken en hieruit valt niet af te leiden dat uitzetting naar Somalië in zijn algemeenheid onmogelijk zou zijn. Niet is gebleken dat verzoekster bij terugkeer naar Somalië een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM en artikel 5 EVRM te wachten staat. Niet is gebleken dat de EU-documenten, waarvan verzoekster stelt dat zij onbevoegd zijn afgegeven, niet worden geaccepteerd door de autoriteiten van Kenia of Somalië. Dat deze documenten geaccepteerd worden door de buitenlandse autoriteiten en dat vreemdelingen daarmee derhalve onbelemmerd kunnen reizen, is in het onderhavige geschil de enige relevante informatie. Afwijzing verzoek.
Uitspraak
Voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:83, vierde lid, juncto artikel 8:67 Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: AWB 04/4298 VRWET
Inzake: A, verzoekster, IND-nummer 0304.06.2007, woonplaats kiezende ten kantore van haar gemachtigde, mr. A.A.W.A. Vissers, advocaat te Utrecht,
tegen : de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder.
1. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Op 29 januari 2004 heeft verzoekster, geboren op [...] 1985, van Somalische nationaliteit, de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat de uitzetting van verzoekster op vrijdag 30 januari 2004 achterwege blijft, zolang niet op het zijdens verzoeker bij verweerder ingediende bezwaarschrift, gericht tegen de geplande uitzetting, is beslist.
2. De voorzieningenrechter heeft op 29 januari 2004 telefonisch inlichtingen ingewonnen bij mr. J.W. de Graaf, werkzaam bij het Gemeenschappelijk Centrum Procesvertegenwoordiging van verweerder te ’s-Gravenhage. Namens verweerder is betoogd geen reden te zien de voorgenomen uitzetting op 30 januari 2004 uit te stellen.
2. OVERWEGINGEN
1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak. Gelet op hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd en gelet op de korte termijn waarop door de voorzieningenrechter moet zijn geoordeeld over het onderhavige verzoek, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot toepassing van het bepaalde in artikel 8:83, vierde lid, Awb onmiddellijk uitspraak te doen als onder 3 vermeld.
2. De voorzieningenrechter overweegt dat vereiste spoed aanwezig is, nu het ervoor gehouden moet worden dat vrijdag 30 januari 2004 om 10.25 uur vanaf Schiphol gevlogen wordt ter uitzetting van verzoekster. Voorts voldoet het verzoek aan het connexiteitsvereiste nu verzoekster bij schrijven van 29 januari 2004 een bezwaarschrift heeft ingediend.
3. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij niet kan worden uitgezet naar Somalië en verwijst daartoe naar de UNHCR Position Paper van januari 2004. Voorts heeft het Europese Hof voor de Rechten van de Mens drie Rule 39 maatregelen uitgesproken in zaken van uitgeprocedeerde Somaliërs die uitgezet zouden worden. Uitzetting van een alleenstaande 18-jarige zoals verzoekster is in strijd met artikel 3 en artikel 5 van het EVRM, gelet op de verslechterde situatie in Somaliland en Puntland en de dreigende oorlog tussen deze twee gebieden. Het is op dit moment onduidelijk of Zuid-Somaliërs zullen worden opgenomen in de drie aangewezen veilige gebieden Somaliland, Puntland en overig Noord-Somalië. Verwezen wordt naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (AWB 04/2699), nevenzittingsplaats Amsterdam, d.d. 27 januari 2004, waarin is verboden een Somalische vreemdeling uit te zetten. Tevens heeft de rechtbank, nevenzittingsplaats Rotterdam, op 28 januari 2004 een zaak geschorst voor nadere vraagstelling over de mogelijkheid van toelating van uitgezette Somaliërs. Onder verwijzing naar een rapport van UNICEF (“A 2003 report by UNICEF Somalia, from perception to Reality: A study on a child) stelt verzoekster zich op het standpunt dat zij bij terugkeer naar Mogadishu in een ontheemdenkamp terecht zal komen. Tenslotte acht verzoekster uitzetting met een EU-laissez-passer onrechtmatig. Dit document is gebaseerd op een aanbeveling van de Raad van de Europese Unie van 30 november 1994. Noch uit de tekst van de aanbeveling noch op basis van het communautaire recht valt af te leiden dat een EU-orgaan bevoegd is om een reisdocument af te geven voor niet-EU onderdanen die zich zonder titel bevinden op het grondgebied van een EU-lidstaat. Uit artikel 2 van de Paspoortwet valt af te leiden dat verweerder in het geheel niet bevoegd is reisdocumenten af te geven.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de voorgenomen uitzetting rechtmatig is. Verwezen wordt naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 27 januari 2004 (AWB 04/3866) waarbij het verzoek, strekkende tot een verbod van uitzetting van een Somalische vreemdeling, is afgewezen. Verzoekster zal worden uitgezet via het zogenaamde Nairobi-traject. Zij zal vanuit Schiphol worden verwijderd naar Nairobi op basis van een EU-document, onder begeleiding van vier ambtenaren van de KMAR. Bij aankomst in Nairobi zal zij worden begeleid door de autoriteiten van Kenia en in het bezit worden gesteld van een vliegticket voor het traject Nairobi-Galkayo en een geldig Somalisch paspoort. Hierbij is een Immigration Liaison Officer (ILO) aanwezig. Vervolgens zal verzoekster onbegeleid naar Galkayo, Somalië, gelegen in de provincie Mudug, vliegen. Deze provincie behoort tot het relatief veilige deel van Somalië. In 2003 zijn 24 personen via dit traject uitgezet en in 2004 1 persoon. Verweerder heeft geen aanwijzingen dat hen de toegang tot Somalië is geweigerd. Verweerder acht de uitzetting met een EU-document rechtmatig. Dit document vindt zijn basis in de aanbeveling die op 30 november 1994 door de Raad van Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van de EU is aangenomen. Met deze aanbeveling werd een snelle en efficiënte aanpak van de verwijdering van vreemdelingen van het grondgebied van de EU beoogd. Dat de Minister van Justitie niet bevoegd zou zijn een EU-document te gebruiken blijkt niet uit de aanbeveling.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat uit hetgeen verweerder omtrent het zogenaamde Nairobi-traject naar voren heeft gebracht zicht op verwijdering van verzoekster naar Somalië en wordt deze uitzetting rechtmatig geacht. Verzoekster zal via dit traject worden uitgezet naar de provincie Mudug, een provincie die behoort tot het relatief veilige deel van Somalië. Derhalve is geen sprake van de door verzoekster beschreven situatie van terugkeer naar Mogadishu waarbij zij stelt in een ontheemdenkamp terecht te komen.
Het beroep van verzoekster op de zaken waarin het Europese Hof een zogenaamde Rule 39 heeft uitgesproken dient te falen. Immers, het betreft hier voorlopige maatregelen in individuele zaken. Derhalve valt hieruit niet af te leiden dat uitzetting naar Somalië in zijn algemeenheid onmogelijk zou zijn.
Niet is gebleken dat verzoekster bij terugkeer naar Somalië een behandeling in strijd met artikel 3 en artikel 5 EVRM te wachten staat. Daartoe zij allereerst verwezen naar de beschikking van 9 april 2003 waarbij de asielaanvraag van verzoekster is afgewezen. Niet is gebleken dat verzoekster hiertegen enig rechtsmiddel heeft aangewend. Voorts acht de voorzieningenrechter de stelling van verzoekster dat de situatie in Somaliland en Puntland is verslechterd, wat hier ook van zij, niet relevant voor onderhavige zaak nu verzoekster niet naar deze gebieden zal worden uitgezet maar naar de provincie Mudug. De verwijzing van verzoekster naar de UNHCR Position Paper leidt niet tot een ander oordeel.
Niet is gebleken dat de EU-documenten, waarvan verzoekster stelt dat zij onbevoegd zijn afgegeven, niet worden geaccepteerd door de autoriteiten van Kenia of Somalië. Dat deze documenten geaccepteerd worden door de buitenlandse autoriteiten en dat vreemdelingen daarmee derhalve onbelemmerd kunnen reizen, is in het onderhavige geschil de enige relevante informatie.
6. Gelet op het overwogene wordt de gevraagde voorziening geweigerd.
7. De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
4. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. M.A. Dirks, voorzieningenrechter, en uitgesproken op 30 januari 2004 om 09.40 uur in tegenwoordigheid van mr. M.M. Meijers, griffier.
Verzonden op: 30 januari 2004