Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 12-03-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:4694 BI0970, AWB 08/2128 LB/PV

Rechtbank 's-Gravenhage, 12-03-2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:4694 BI0970, AWB 08/2128 LB/PV

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
12 maart 2009
Datum publicatie
14 april 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BI0970
Zaaknummer
AWB 08/2128 LB/PV

Inhoudsindicatie

Vergrijp- en verzuimboete m.b.t. niet afdragen van loonbelasting. In navolging van HR 13 februari 2009, nr. 07/12891, LJN BH2586, oordeelt de rechtbank dat eiseres geen verwijt kan worden gemaakt dat zij zich niet zelfstandig heeft verdiept in het aan haar toegezonden voorlichtingsmateriaal, en dat haar evenmin kan worden verweten dat zij geen navraag heeft gedaan of controle heeft uitgeoefend op de taakuitoefening door de gemachtigde. De oorzaak van de onjuiste toepassing van de wettelijke bepalingen ligt bij de gemachtigde, wiens (eventuele) grove schuld niet aan eiseres kan worden toegerekend. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres te kort is geschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht.

Voor het opleggen van de verzuimboete van artikel 67c AWR is geen opzet of grove schuld vereist. Reeds om deze reden kan het betoog van eiseres dat haar geen opzet of grove schuld kan worden verweten, geen doel treffen. Eiseres maakt niet aannemelijk dat sprake is van avas. Beroep gedeeltelijk ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 08/2128 LB/PV

Uitspraakdatum: 12 maart 2009

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 8 februari 2008 op het bezwaar van eiseres tegen de aan haar tezamen met de naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31december 2005 opgelegde naheffingsaanslag opgelegde verzuim- en vergrijpboete.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009. Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [ B], mr. [C] en mr. [D].

1 Beslissing

- De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de vergrijpboete;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze de vergrijpboete betreft;

- vernietigt de vergrijpboete;

- verklaart het beroep voor het overige ongegrond;

- gelast dat de Staat der Nederlanden het door eiseres betaalde griffierecht van € 288 vergoedt.

2 Gronden

2.1. In geschil is of sprake is van schending van de hoorplicht, of het aan grove schuld van eiseres is te wijten dat zij geen loonbelasting/premie volksverzekeringen heeft betaald ter zake van de kerstpakketten en de tegemoetkoming in premies van ziektekostenverzekeringen en of ter zake van de afdrachtverschillen sprake is van afwezigheid van alle schuld (avas).

2.2. In de brief van de gemachtigde van eiseres aan verweerder die als bijlage 11 bij het verweerschrift is gevoegd, heeft de gemachtigde een compromisvoorstel gedaan en daaraan toegevoegd: "Gaarne vernemen wij uw standpunt hierover". Ter zitting heeft de gemachtigde verklaard dat in het telefoongesprek, waaraan in de eerste zin van voormelde brief wordt gerefereerd, ook over een compromis is gesproken, dat verweerder daarbij heeft toegezegd te zullen reageren op het voorstel van eiseres en dat is afgesproken dat partijen nog zouden onderhandelen. In dit licht bezien moet de in de vorige volzin geciteerde toevoeging in redelijkheid worden opgevat als een verzoek om te worden gehoord, hetzij teneinde alsnog een compromis te sluiten hetzij om - indien partijen daarin niet zouden slagen - het standpunt van eiseres nader toe te lichten.

2.3. Nu verweerder geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om te worden gehoord, heeft hij gehandeld in strijd met artikel 7:2 Awb. Eiseres heeft ter zitting heeft verklaard dat zij geen terugwijzing naar verweerder verlangt. De rechtbank zal daarom afzien van terugwijzing en zelf in de zaak voorzien. Zij overweegt daartoe als volgt.

2.4. Voor de beoordeling van de vergrijpboete gaat de rechtbank uit van de volgende vaststaande feiten. De bestuurders van eiseres zijn op fiscaal gebied een leek. Voor fiscale aangelegenheden maakt eiseres gebruik van (het kantoor van) haar gemachtigde. Tot 2005 verzorgde dit kantoor de (loon)administratie en de aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen van eiseres. Sinds 2005 worden de (loon)administratie en de aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen verzorgd door een werknemer van eiseres, waarbij het kantoor van gemachtigde nog wel een begeleidende en controlerende rol vervult, ook op fiscaal gebied. Het feit dat ter zake van de kerstpakketten en de tegemoetkomingen premies voor de ziektekostenverzekeringen geen loonbelasting/premie volksverzekeringen is betaald, is het gevolg van het onjuist toepassen van de in de Wet opgenomen bepalingen omtrent het loonbegrip. De kerstpakketten en de tegemoetkomingen zijn ten onrechte niet tot het loon gerekend.

2.5. Verweerder heeft ter onderbouwing van de vergrijpboete samengevat het volgende betoogd. Omtrent de fiscale behandeling van kerstpakketten wordt ieder jaar veel voorlichting gegeven, onder meer in het Handboek Loonheffing en in fiscale nieuwsbrieven die aan alle inhoudingsplichtigen, en dus ook aan eiseres, worden toegezonden. Eiseres was derhalve op de hoogte van de fiscale regelgeving terzake of had dit kunnen zijn en heeft niet de zorg betracht die van haar mag worden verwacht door geen navraag te doen bij haar gemachtigde of terzake controle uit te oefenen.

Met betrekking tot de drie werknemers die een tegemoetkoming in de premie voor de ziektekostenverzekering ontvangen is in één geval de Wet correct toegepast doordat de tegemoetkoming tot het loon is gerekend. Hieruit blijkt dat eiseres, althans de voor de loonadministratie verantwoordelijke medewerker, op de hoogte was van de relevante regelgeving. Eiseres heeft terzake onvoldoende toezicht gehouden.

In aanvulling op het vorenstaande geldt voor 2005 dat eiseres zelf de loonadministratie voerde en daar verantwoordelijk voor was. In die situatie mag van eiseres worden verwacht dat zij zich op de hoogte stelt van de relevante fiscale regelgeving, hetgeen eiseres ten onrechte achterwege heeft gelaten.

2.6. In zijn arrest van 13 februari 2009, nr. 07/12891, LJN BH2586, heeft de Hoge Raad in een geschil over de toepassing van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen het volgende overwogen:

"3.2. Voor het Hof was onder meer in geschil of aan belanghebbende terecht een boete is opgelegd wegens grove schuld.

3.3. Het Hof heeft te dien aanzien overwogen dat het met de Inspecteur van oordeel is dat van belanghebbende, die op grote schaal van de afdrachtverminderingen gebruik maakt, mag worden verwacht dat zij zich in de inhoudelijke aspecten van deze regeling verdiept en dat zij van de jaarlijks door de Belastingdienst toegezonden handleiding kennisneemt. Volgens het Hof heeft belanghebbende door deze handleiding en alle andere op de loonbelasting betrekking hebbende bescheiden, zonder daarvan kennis te nemen, door te sturen naar haar adviseur, dermate lichtvaardig gehandeld dat haar grove schuld kan worden verweten. Hierbij heeft het Hof mede in aanmerking genomen dat C namens belanghebbende de aangiften loonbelasting beoordeelde en duidelijke opvattingen had over de wijze waarop de regeling diende te worden toegepast.

3.4.1. Bij de beoordeling van de tegen dit oordeel gerichte klacht gelden de navolgende uitgangspunten. Indien een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die hij voor voldoende deskundig mocht houden en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen (hierna: deskundige adviseur), is er geen aanleiding tot het stellen van de algemene eis dat de belastingplichtige zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen verdiept. Dit wordt niet anders door het enkele feit dat hij - al dan niet op grote schaal - gebruik maakt van de desbetreffende regeling, ook niet indien het een regeling als de onderhavige betreft. Reeds hierom kan een belastingplichtige in zo'n geval geen grove schuld ter zake van het niet-betalen van belasting worden verweten op de enkele grond dat hij aan hem toegezonden stukken, die op de desbetreffende belasting betrekking hebben, doorzendt naar zijn deskundige adviseur zonder daarvan zelf kennis te nemen.

(...)

Opmerking verdient in dit verband dat ook indien de belastingplichtige zich in een geval als het onderhavige wél zelf heeft verdiept in de op hem toepasselijke belastingregelingen, hetgeen belanghebbende stelt gedaan te hebben, dat enkele feit nog niet meebrengt dat hij gehouden is om te controleren of zijn deskundige adviseur in de door deze opgemaakte aangiften die regelingen juist heeft toegepast. "

2.7.1. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd omtrent de deskundigheid van haar gemachtigde en omtrent de relatie tussen hen beiden verstaat de rechtbank aldus dat eiseres haar gemachtigde voor voldoende deskundig mocht houden en dat zij aan zijn zorgvuldige taakvervulling niet behoefde te twijfelen. Verweerder heeft dit onvoldoende weersproken en de rechtbank ziet evenmin reden om eiseres niet te volgen in haar betoog.

2.7.2. Hiervan uitgaande kan, gelet op het hiervoor aangehaalde arrest, aan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij zich niet zelfstandig heeft verdiept in het aan haar toegezonden voorlichtingsmateriaal.

2.7.3. Dit oordeel brengt op zijn beurt mee dat aan eiseres evenmin kan worden verweten dat zij geen navraag heeft gedaan of controle heeft uitgeoefend indien en voor zover dat verwijt er vanuit gaat dat raadpleging van het voorlichtingmateriaal eiseres had moeten aanzetten tot die navraag of controle. Andere feiten en omstandigheden die eiseres tot een dergelijke navraag of controle hadden moeten nopen, zijn niet gesteld of gebleken.

2.7.4. Uit de onder 2.4 vermelde feiten leidt de rechtbank af dat de fiscale behandeling van de kerstpakketten en de tegemoetkom

2.7.5 Gelet op het vorenoverwogene acht de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het in de jaren tot 2005 aan grove schuld van eiseres te wijten is geweest dat ter zake van de kerstpakketten en de tegemoetkomingen in de premies ziektekostenverzekeringen te weinig loonbelasting/premie volksverzekeringen is betaald. De oorzaak daarvan ligt bij (het kantoor van) de gemachtigde, wiens (eventuele) grove schuld echter niet aan eiseres kan worden toegerekend. Niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres te kort is geschoten in de zorg die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht.

2.7.6. Het vorenstaande geldt mutatis mutandis ook voor het jaar 2005. De rechtbank begrijpt het, door verweerder niet betwiste, betoog van eiseres voor dat jaar aldus dat zij de loonadministratie en de aangiften loonbelasting/premie volksverzekeringen liet verzorgen door een werknemer die werd gecontroleerd en begeleid door de gemachtigde. Aldus heeft eiseres kennelijk gekozen voor een werkwijze waarbij de eindverantwoordelijkheid voor de juiste toepassing van de wettelijke bepalingen inzake het loonbegrip bij de gemachtigde bleef berusten. Verweerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat eiseres niet in redelijkheid tot deze keuze heeft kunnen komen, zodat eiseres terzake geen verwijt kan worden gemaakt. zoals hiervoor reeds is overwogen, kunnen fouten van de gemachtigde niet aan eiseres worden toegerekend.

2.7.7.De rechtbank komt tot de slotsom dat de vergrijpboete moet vervallen.

2.8.1.Ten aanzien van de verzuimboete overweegt de rechtbank als volgt.

2.8.2. Voor het opleggen van de verzuimboete van artikel 67c AWR is geen opzet of grove schuld vereist. Reeds om deze reden kan het betoog van eiseres dat haar geen opzet of grove schuld kan worden verweten, geen doel treffen.

2.8.3. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd leidt de rechtbank evenmin tot het oordeel dat sprake is van avas. In dit verband is van belang dat de verzuimboete betrekking heeft op afdrachtverschillen, dat wil zeggen op verschillen tussen het in de aangiften aangegeven bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekeringen en het afgedragen bedrag. In deze omstandigheden kan slechts sprake zijn van avas indien van eiseres alle in de gegeven omstandigheden van haar in redelijkheid te vergen zorg heeft betracht om te bewerkstelligen dat het volledige aangegeven bedrag aan loonbelasting/premie volksverzekeringen zou worden afgedragen (vgl. HR 15 juni 2007, nr. 42 687, BNB 2007/251). Eiseres, op wie in deze de bewijslast rust, heeft hieromtrent onvoldoende gesteld, laat staan aannemelijk gemaakt.

De verzuimboete is derhalve terecht opgelegd en de rechtbank ziet geen reden om deze te matigen.

2.9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gedeeltelijk gegrond.

2.10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is komen vast te staan dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Weliswaar heeft eiseres een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener ingeschakeld (de gemachtigde), maar de rechtbank acht het gezien de door deze ter zitting afgelegde verklaringen in samenhang met de gronden voor de vernietiging van de vergrijpboete niet aannemelijk geworden dat eiseres ter zake van de bezwaar- en beroepsprocedure kosten in rekening zijn of zullen worden gebracht.

Aldus vastgesteld door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.M. Holdert.

Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2009.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.