Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 02-09-2009, BJ7910, AWB 07/5854 en 07/5855

Rechtbank 's-Gravenhage, 02-09-2009, BJ7910, AWB 07/5854 en 07/5855

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
2 september 2009
Datum publicatie
17 september 2009
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7910
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/5854 en 07/5855

Inhoudsindicatie

KB-Lux. Rechtbank verwerpt stellingen eiseres en vermindert de aanslagen overenkomstig het standpunt van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 4, meervoudige belastingkamer

Procedurenummers: 07/5854-5855 IB/PVV

Uitspraakdatum: 2 september 2009

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003 opgelegd. Bij de aanslagen zijn vergrijpboetes van 100% opgelegd.

1.2. Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 29 juni 2007 de onderhavige aanslagen en vergrijpboetes gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 augustus 2007, ontvangen bij de rechtbank op 7 augustus 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld bij brief van 5 september 2007, ingekomen bij de rechtbank op 6 september 2007.

1.4. Verweerder heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.5. Vervolgens heeft de rechtbank verweerder bij brief van 7 november 2008 verzocht om zowel de ongeschoonde als de geschoonde versie van het draaiboek en de nieuwsbrieven betreffende het Rekeningenproject aan de rechtbank te verstrekken en bij brief van 26 januari 2009 om overlegging van alle microfiches en cijfermatige gegevens uit de databases "Zoeklicht" en "Applicatie correcties". Verweerder heeft bij brief van 14 november 2008 en bij brief van 6 februari 2009 een aantal stukken aan de rechtbank toegezonden en onder meer een beroep gedaan op artikel 8:29 van de Awb. Voor het verloop van de zogenoemde artikel 8:29 Awb-procedure verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover is opgenomen in de door de enkelvoudige geheimhoudingskamer gedane tussenuitspraak van 23 maart 2009 (de uitspraak draagt kennelijk abusievelijk als dagtekening: 23 maart 2008). In die tussenuitspraak is geoordeeld dat beperking van de kennisneming van de door verweerder ingebrachte stukken gerechtvaardigd is en dat verweerder niet alle cijfermatige gegevens, zoals door eiseres werd verzocht, behoefde in te brengen. Eiseres heeft geen toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb verleend, zodat deze kamer van de rechtbank geen kennis heeft genomen van de desbetreffende stukken en dus niet mede op grondslag daarvan uitspraak kan doen.

1.6. De beroepen zijn vervolgens op 2 april 2009 ter zitting van de meervoudige kamer behandeld. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [B], mr. [C], drs. [D] en [E].

1.7. Tevens zijn ter zitting de beroepen behandeld van de echtgenoot van eiseres, [F], inzake de aan hem opgelegde (navorderings-)aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 2003, navorderingsaanslagen vermogensbelasting over de jaren 1991 tot en met 2000 en de in die aanslagen begrepen vergrijpboetes behandeld. Voormelde beroepen zijn bij de rechtbank onder de nummers 07/5850-5853, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891, 07/5894, 07/6496, 07/6498-6500, 07/6507-6508 IB/PVV geregistreerd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Algemeen

2.1. Eiseres, geboren op [datum] 1961, drijft in firmaverband met haar echtgenoot, geboren op [datum] 1957, een onderneming. Zij hebben drie minderjarige kinderen.

2.2. In 1994 hebben (ex-)medewerkers van de Kredietbank Luxembourg te Luxemburg (hierna: de KB Lux) kennelijk documenten en microfiches van de KB Lux ontvreemd. Deze gegevens zijn in handen gekomen van de Belgische autoriteiten. Op 27 oktober 2000 zijn deze gegevens door de Belgische autoriteiten op basis van de Europese Richtlijn 77/799/EEG (hierna: de Richtlijn) in het kader van een zogenoemde spontane uitwisseling van inlichtingen verstrekt aan het Ministerie van Financiën te Den Haag. De Belastingdienst/FIOD heeft naar aanleiding van deze gegevens vervolgens onderzoek gedaan, later bekend geworden als het Rekeningenproject. Het onderzoek richtte zich op het vaststellen van de identiteit van Nederlandse rekeninghouders waarvan de gegevens waren vermeld op de afdrukken van de microfiches. Het Rekeningenproject is eind 2001 van start gegaan.

2.3. Verweerder heeft informatie ontvangen van rekeningen bij de KB Lux (hierna: het renseignement). De daarop voorkomende getallen zijn rekeningnummers en de daarbij behorende saldi per 31 januari 1994 in Nederlandse guldens. Het renseignement luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"52-[nummer]-73-0000 00 0040 VUE [X] 85,33

53-[nummer]-03-0000 00 0040 TER LDO [X] 71.572,63".

Aanslagen 2002 en 2003

2.4. Verweerder heeft eiseres en haar echtgenoot bij brief van 24 juni 2002 verzocht gegevens en inlichtingen te verstrekken ter zake van hun in het buitenland aangehouden bankrekening. In deze brief staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:

"De Belastingdienst is een onderzoek gestart naar Nederlandse ingezetenen die in het buitenland één of meerdere bankrekening(en) aanhouden, dan wel aan hebben gehouden, waarbij het vermoeden bestaat dat in de aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting geen opgaaf is gedaan van saldi en opbrengsten daarvan.

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat u houder bent (geweest) van in het buitenland aangehouden bankrekeningen. De gegevens van deze bankrekening(en) kunnen van belang zijn voor uw belastingheffing. Tijdens het boekenonderzoek heb ik u reeds hiernaar gevraagd. Aangezien u toen ontkende dat u houder bent (geweest) wil ik deze vraag herhalen.

Daarom verzoek ik u mij de gegevens en inlichtingen te verstrekken, die in de bijlage bij deze brief worden gevraagd.

Ik wijs u erop dat u op grond van artikel 47, lid 1, letter a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken. In artikel 49 AWR is bepaald dat deze gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt op de aangegeven wijze en binnen de door de inspecteur te stellen termijn. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigend aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navorderings)aanslag onjuist is.

Indien u de gevraagde gegevens en inlichtingen niet, onjuist of onvolledig verstrekt pleegt u bovendien een strafbaar feit als omschreven in artikel 68 en 69 AWR.".

2.5. Naar aanleiding van vorengenoemde vragenbrief hebben eiseres en haar echtgenoot, in in een door hen op 2 juli 2002 ondertekende "Verklaring buitenlandse bankrekeningen", erkend dat zij ná 1 januari 1990 rekeninghouder zijn (geweest) van een rekening bij de KB Lux met rekeningnummer [nummer] (hierna: de KB Lux rekening).

2.6. Bij brief van 2 juli 2002 heeft verweerder eiseres en diens echtgenote verzocht om nadere gegevens en inlichtingen omtrent de voormelde KB Lux rekening te verstrekken. In deze brief staat het volgende - voor zover van belang - vermeld:

"Op 24 juni 2002 heb ik u verzocht om gegevens en inlichtingen te verstrekken over bankrekeningen in het buitenland. Naar aanleiding van uw brief d.d. 2 juli 2002 het volgende.

U heeft vermeld houder te zijn geweest van een bankrekening bij de [KB Lux].

Mede aan de hand van de door de bank te verstrekken gegevens verzoek ik u de volgende vragen te beantwoorden

Algemeen

* Wat voor soort rekening betrof het in welke valuta?

* Op welke datum (dag-maand-jaar) is deze rekening geopend?

* Door wie is deze rekening geopend?

Crediteringen:

* Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen gestort of laten storten, dan wel overgemaakt of laten overmaken op deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?

* Op welke data (dag-maand-jaar) hebben stortingen en/of overmakingen plaatsgevonden?

* Wat is de hoogte van de afzonderlijke stortingen en/of overmakingen?

* Wat is de herkomst van de gestorte en/of overgemaakte bedragen?

Debiteringen:

* Op welke wijze hebben u en/of uw partner bedragen opgenomen of laten opnemen, dan wel overgeboekt of laten overboeken van deze bankrekening (in de ruimste zin van het woord)?

* Op welke data (dag-maand-jaar) hebben opnamen en/of overboekingen plaatsgevonden?

* Wat is de hoogte van de afzonderlijke opnamen en/of overboekingen?

* Wat was het bestedingsdoel van deze opnamen of overboekingen?

Opbrengsten:

Heeft u het saldo en/of de opbrengsten van deze banktegoeden vermeld op uw aangiften inkomstenbelasting en/of vermogensbelasting?

Tevens verzoek ik u mij de volgende bescheiden te verstrekken:

* Het afschrift van het openingsformulier van de bankrekening;

* De afschriften van de banktegoeden per 31 december van ieder jaar;

* Een specificatie van de ontvangen rente per jaar (vermeld hierbij ook het soort rente, bijvoorbeeld spaarrekeningen, obligaties, etc.);

* Een specificatie van de opbrengst van effecten per jaar. Vermeld hierin ook de te verrekenen dividendbelasting en buitenlandse bronbelasting;

* Een specificatie van de beleggingsfondsen per 31 december van ieder jaar. Vermeld hierin ook de namen van de fondsen.

Ik wijs u er nogmaals op dat u op grond van artikel 47, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) verplicht bent de gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken, alsmede de bescheiden en andere gegevensdragers beschikbaar te stellen, die voor uw belastingheffing van belang kunnen zijn. In artikel 49 AWR is bepaald dat de gegevens duidelijk, stellig en zonder voorbehoud moeten worden verstrekt. Indien u niet of niet volledig aan deze verplichtingen voldoet is op grond van artikel 25, lid 6, letter b en artikel 27e, letter b AWR omkering van de bewijslast van toepassing. In dat geval moet u in een latere procedure overtuigend aantonen dat, en in hoeverre, een hierop betrekking hebbende (navorderings)aanslag onjuist is.

Indien u de gevraagde gegevens en inlichtingen niet, onjuist of onvolledig verstrekt, dan wel de gevraagde bescheiden en andere gegevensdragers niet beschikbaar stelt, pleegt u bovendien een strafbaar feit als omschreven in artikel 68 en 69 AWR.".

2.7. Eiseres en haar echtgenoot hebben bij brief van 12 juli 2002 aangegeven dat zij niet over de bankafschriften van de KB Lux rekening beschikken. Bij brief van 25 juli 2002 heeft verweerder eiseres en haar echtgenoot, wederom onder verwijzing naar de hiervoor onder 2.5 genoemde artikelen inzake omkering van de bewijslast en het plegen van een strafbaar feit, nogmaals in de gelegenheid gesteld om gegevens over de KB Lux rekening te verstrekken. Daarbij heeft verweerder gewezen op de mogelijkheid om de gevraagde gegevens bij de KB Lux op te vragen.

2.8. Bij brief van 20 augustus 2002 geeft de door eiseres ingeschakelde gemachtigde aan dat van niet-administratieplichtigen, zoals eiseres en haar echtgenoot, niet kan worden geëist dat zij bepaalde bescheiden en gegevens, waarover zij niet (meer) beschikken, bij een derde opvragen ten einde de door verweerder gestelde vragen te kunnen beantwoorden. Voorts geeft de gemachtigde aan dat eiseres en haar echtgenoot, gelet op de in de brief van 25 juli 2002 neergelegde strafdreiging, zich toch genoodzaakt voelden om alsnog informatie bij de KB Lux op te vragen, en dat zij die informatie bij brief van 9 augustus 2002 bij de KB Lux hebben opgevraagd. De gemachtigde heeft in dat kader om uitstel verzocht tot 25 september 2002. Verweerder heeft hierop bij brief van 2 september 2002 gereageerd. In deze brief staat - voor zover van belang - het volgende vermeld:

"Met betrekking tot uw cliënten [de echtgenoot van eiseres en eiseres] het volgende.

Naar mijn mening is hier sprake van administratieplichtigen die op grond van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, e.d. te bewaren. Omdat het hier betrekking heeft op een in het buitenland gehouden of opgekomen bestanddeel van het voorwerp van enige belasting, artikel 16 lid 4 AWR, is de navorderingstermijn 12 i.p.v. 5 jaar. Aangezien uw cliënten, volgens hun zeggen, met betrekking tot in het buitenland gehouden bankrekeningen(en) niets hebben bewaard, heb ik hen gewezen op de mogelijkheid om bij de bank zelf de betreffende stukken op te vragen. De door u in uw brief genoemde bepaling dat een derde verplicht is de aldaar aanwezige stukken desgevraagd ter inzage te verstrekken is alleen van toepassing op in Nederland gevestigde derden, alsmede het geval genoemd in artikel 47a AWR.

De door u gevraagde verlenging van de inlevertermijn tot 25 september a.s. in akkoord.".

2.9. Een reactie van de zijde van eiseres is vervolgens uitgebleven.

2.10. Eiseres heeft over de jaren 2002 en 2003 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van nihil, rekening houdende met de volgende bedragen aan bezittingen (inclusief binnenlandse banktegoeden) en schulden:

tabel 1

Eiseres heeft voor die jaren geen aangifte gedaan van buitenlandse banktegoeden.

2.11. Bij brief van 4 september 2006 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om van de aangifte over het jaar 2002 af te wijken en daarbij een vergrijpboete van 100% op te leggen. Met dagtekening 30 september 2006 heeft verweerder een aanslag over het jaar 2002 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 6.218. Verweerder heeft daarbij de helft van de correctie ten aanzien van de KB Lux rekening bij eiseres in aanmerking genomen.

2.12. Bij brief van 11 oktober 2006 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn voornemen om van de aangifte over het jaar 2003 af te wijken en daarbij een vergrijpboete van 100% op te leggen. Met dagtekening 20 december 2006 heeft verweerder een aanslag over het jaar 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 7.919.

2.13. De in de aanslagen begrepen vergrijpboetes zijn op de voet van artikel 67d van de Awr opgelegd.

3 Geschil

3.1. In geschil is of de aanslagen en vergrijpboetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.

3.2. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de aanslagen en de vergrijpboetes.

3.3. Verweerder concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vermindering van de aanslagen over de jaren 2002 en 2003 tot een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen naar de rechtbank begrijpt van respectievelijk € 5.286 (2002) en € 6.081 (2003) en vermindering van de vergrijpboetes in verband met overschrijding van de redelijke termijn.

3.4. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

4 Beoordeling van het geschil

De op de zaak betrekking hebbende stukken

4.1. De rechtbank verwijst met betrekking tot het - in de pleitnota herhaalde - verzoek van eiseres om overlegging van alle cijfermatige gegevens naar de uitspraak van de enkelvoudige geheimhoudingskamer van de rechtbank van 23 maart 2009 op dit punt. Nu de rechtbank reeds op dat verzoek heeft beslist en voorts tegen een dergelijke tussenuitspraak niet eerder kan worden opgekomen dan in hoger beroep tegen de einduitspraak, gaat de rechtbank aan hetgeen eiseres overigens in haar pleitnota omtrent de door de rechtbank gevolgde artikel 8:29 Awb-procedure heeft aangevoerd voorbij.

Bewijslastverdeling

4.2. Ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr is een ieder verplicht desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verschaffen en bescheiden over te leggen die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn en de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers waarvan de raadpleging van belang kan zijn voor de vaststelling van de feiten welke invloed kunnen uitoefenen op de belastingheffing te zijnen aanzien, voor dit doel beschikbaar te stellen.

4.3. Vaststaat dat eiseres en haar echtgenoot in de door hen op 2 juli 2002 ondertekende verklaring hebben erkend dat zij houder zijn (geweest) van een rekening bij de KB Lux. Voorts staat vast dat verweerder nadien eiseres herhaaldelijk om nadere gegevens, zoals de jaarlijkse rente- en saldigegevens, van die rekening heeft verzocht en dat eiseres daarbij is gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting als hiervoor onder 4.2. genoemd. Op grond van artikel 47, eerste lid, van de Awr was eiseres verplicht om die gegevens aan verweerder te verstrekken. Nu eiseres deze gegevens niet heeft verstrekt, heeft zij niet aan haar inlichtingenverplichting voldaan. De rechtbank is dan ook, met verweerder, van oordeel dat in dit geval ingevolge het bepaalde in artikel 27e, aanhef, onderdeel b, en slot, van de Awr, de bewijslast dient te worden omgekeerd. Hieruit volgt dat de beroepen van eiseres ongegrond moeten worden verklaard, tenzij zou blijken dat en in hoeverre de uitspraken op bezwaar onjuist zijn. Het ligt mitsdien op de weg van eiseres om aan te tonen dat de uitspraken op bezwaar niet in stand kunnen blijven. Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres hierin niet geslaagd.

4.4. De stelling van eiseres dat zij geen dagafschriften van de KB Lux heeft ontvangen, doet aan de omkering van de bewijslast niet af. De rechtbank acht daarbij van belang dat de KB Lux, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, een zogenoemd "Postverbot" hanteert, hetgeen inhoudt dat bankafschriften uitsluitend ter plekke bij de KB Lux kunnen worden ingezien en afgehaald. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat die bankafschriften in de meeste gevallen ter plekke bij de KB Lux worden vernietigd, met als doel de bij de KB Lux gehouden bankrekeningen uit het zicht van de fiscus te houden. Daarnaast mocht van eiseres redelijkerwijs worden verwacht dat zij met enige inspanning bij de KB Lux nadere informatie zou opvragen omtrent de KB Lux rekening. Nu verweerder ter zitting heeft gesteld dat de KB Lux op verzoek van haar rekeninghouders overzichten verstrekt, dient eiseres haar stelling aannemelijk te maken dat zij, ondanks een verzoek daartoe, geen gegevens van de KB Lux heeft ontvangen. Eiseres heeft dit laatste niet aannemelijk gemaakt. De enkele, blote stelling van eiseres op dit punt is hiervoor onvoldoende. Voor zover eiseres nog heeft bedoeld te stellen dat aan haar als particulier geen bewaarplicht is opgelegd, kan haar dit evenmin baten, aangezien eiseres ingevolge artikel 47, eerste lid, van de Awr verplicht was om de door verweerder opgevraagde gegevens te verstrekken. De in artikel 47, eerste lid, van de Awr opgenomen verplichtingen zijn immers niet aan een termijn gebonden.

Redelijke schatting

4.5. Op verweerder rust ondanks de omkering van de bewijslast wel de verplichting om een redelijke schatting te maken van de verzwegen inkomens- en vermogensbestanddelen. Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem gecorrigeerde inkomens- en vermogensbestanddelen een berekening overgelegd, welke nader is toegelicht in het verweerschrift onder 6.6. In aanvulling op deze berekening heeft verweerder ter zitting nog verklaard dat de vermogens voor de rendementsgrondslag over de jaren 2002 tot en met 2003 te hoog zijn vastgesteld en dat deze, op grond van het gelijkheidsbeginsel, dienen te worden verminderd conform hetgeen in de notities voor het opleggen van aanslagen 2001 tot en met 2003 betreffende het Rekeningenproject (bijlage 66 van het beroepschrift) staat vermeld.

4.6. Alhoewel aan de berekeningswijze van verweerder een zekere grofheid niet kan worden ontzegd, is die berekeningswijze op zichzelf bezien niet zodanig willekeurig en onbetrouwbaar dat de daaruit voortvloeiende schatting als onredelijk ter zijde moet worden geschoven. In situaties als de onderhavige is dat nu eenmaal eigen aan te maken schattingen en dient te worden aanvaard dat daarbij nog enige marge in aanmerking wordt genomen, teneinde te voorkomen dat door voorzichtig te schatten - objectief - een te laag bedrag in de heffing wordt betrokken en de desbetreffende belanghebbende op die wijze wordt "beloond" voor het niet doen verstrekken van de door verweerder gevraagde gegevens en inlichtingen. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verweerder slechts over beperkte gegevens beschikte, te weten de microfiches, de bekende rentepercentages van KB Lux en de gegevens die verkregen zijn van de meewerkende KB Lux rekeninghouders, terwijl eiseres daarentegen juist degene is die over informatie van de KB Lux rekening beschikt dan wel zou kunnen beschikken en dus in staat is om aan te tonen dat de correcties in haar geval lager moeten zijn. Nu zij dit heeft nagelaten, is verweerder aangewezen op het maken van een schatting. Op basis van de wel beschikbare gegevens en de gevolgde werkwijze moet de schatting zeker als redelijk worden aangemerkt. Dat de schatting niet volledig statistisch kan worden onderbouwd, maakt dit niet anders. Dergelijke hoge eisen worden immers aan een redelijke schatting niet gesteld. Hetgeen eiseres overigens omtrent de berekeningswijze van verweerder heeft aangevoerd, zoals onder meer de toepassing van de factor 1,5 en de zogenoemde 95%-norm, brengt evenmin mee dat de schatting onredelijk zou zijn. Naar het oordeel van de rechtbank past het eiseres in deze ook niet om verweerder de ruwheid van zijn schatting te verwijten, nu zij in geen enkel stadium van het geschil bereid is gebleken aan haar wettelijke inlichtingenverplichting te voldoen om het door haar veroorzaakte gebrek aan informatie op te heffen, zodat verweerder gedwongen was om tot een schatting over te gaan.

4.7. Gelet op het gestelde in 3.3. dienen de aanslagen te worden verminderd. Nu eiseres de door verweerder gestelde hoogte van de begin- en eindvermogens over de jaren 2002 en 2003, te weten een begin- en eindvermogen voor ondernemers over het jaar 2002 van ƒ 900.000, een beginvermogen voor ondernemers over het jaar 2003 van ƒ 900.000, en een eindvermogen voor ondernemers over het jaar 2003 van ƒ 950.000, niet heeft betwist, zal de rechtbank bij het vaststellen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen over die jaren daarvan uitgaan.

4.8. De aanslagen dienen als volgt te worden verminderd:

tabel 2

4.9. Tot slot wijst de rechtbank er nog op dat eiseres in reactie op de aan haar gerichte vragenbrieven geen nadere gegevens omtrent de KB Lux rekening heeft verstrekt. De vraag of verweerder, naar eiseres heeft gesteld, op eiseres een ongeoorloofde druk zou hebben uitgeoefend door de correcties veel te hoog vast te stellen, wat daar overigens gelet op het vorenoverwogene ook van zij, kan daarom in het midden blijven.

Gelijkheidsbeginsel

4.10. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder de onderhavige aanslagen in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft opgelegd, aangezien binnen het Rekeningenproject aan overleden of geëmigreerde belastingplichtigen geen aanslagen zijn opgelegd. Verweerder heeft het bestaan van een dergelijk beleid echter gemotiveerd betwist. Nu eiseres haar stelling op dit punt niet nader heeft onderbouwd, dient haar beroep op het gelijkheidsbeginsel reeds hierom te worden verworpen.

Bewijsaanbod

4.11. Eiseres heeft nog aangegeven dat zij zonodig nader bewijs van haar stellingen aanbiedt. De rechtbank wijst dit voorwaardelijke bewijsaanbod af, nu eiseres niet concreet heeft aangegeven welke feiten zij precies wil bewijzen.

Verhogingen / vergrijpboetes

4.12. De rechtbank acht aannemelijk dat eiseres en haar echtgenoot in ieder geval vanaf 1990 houder zijn (geweest) van de KB Lux rekening. Voorts blijkt uit de aangiften over de jaren 2002 en 2003 dat eiseres de tegoeden van die rekening niet heeft aangegeven. Door deze tegoeden niet in haar aangiften op te nemen, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangiften over de jaren 2002 en 2003 onjuist zijn gedaan. Aldus heeft verweerder (voorwaardelijk) opzet aannemelijk gemaakt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het van algemene bekendheid is dat banktegoeden moeten worden aangegeven voor de heffing van de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen. Aangezien Nederlandse banken verplicht zijn opgave te doen aan de fiscus van bij hen aangehouden rekeningen, heeft eiseres door geld te storten op een rekening in een land met een bankgeheim dit geld gedurende een lange reeks van jaren bewust aan het zicht van de fiscus onttrokken. Vorengenoemde omstandigheden alsmede de omstandigheid dat eiseres tot op heden geen enkele opening van zaken omtrent de KB Lux rekening heeft gegeven en zij op geen enkele wijze heeft meegewerkt om tot een juiste belastingheffing met betrekking tot die rekening te komen, maken dat sprake is van omstandigheden die in beginsel vergrijpboetes van 100% van de verschuldigde belastingbedragen rechtvaardigen. De rechtbank acht, afgezien van de hierna nog aan de orde komende toetsing van de redelijke termijn, in het onderhavige geval verhogingen en vergrijpboetes van 100% dan ook, rekening houdende met de omstandigheid dat de verschuldigde belastingbedragen zijn komen vast te staan met omkering van de bewijslast, passend en vanuit een oogpunt van normhandhaving geboden (vgl. Hoge Raad 18 januari 2008, nr. 41 832, LJN BC1962 en Hoge Raad 24 oktober 2008, nr. 07/12139, LJN BG1239). Met name ook nu eiseres wel heeft erkend dat er sprake was van een buitenlandse bankrekening maar geen verdere gegevens heeft verstrekt. Wel dienen de in de aanslagen begrepen vergrijpboetes evenredig te worden verminderd in verband met de hiervoor onder 4.8. genoemde verlagingen van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen voor die jaren.

4.13. Eiseres heeft voorts nog aangevoerd dat aan degenen die in het kader van het Rekeningenproject ten aanzien van hun KB Lux rekening openheid van zaken hebben gegeven, boetes zijn opgelegd ter hoogte van 50% (de zogenoemde meewerkers vóór het opleggen van aanslagen) dan wel 75% (de zogenoemde meewerkers in de bezwaarfase). Aangezien ten aanzien van deze meewerkers geen sprake is van strafverminderende omstandigheden die buiten de (directe) invloedssfeer van deze belanghebbenden liggen als bedoeld in paragraaf 44 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, dienen ook de onderhavige vergrijpboetes tot 50% te worden verminderd, aldus eiseres.

Vorenbedoeld beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt echter, reeds omdat eiseres anders dan de door haar bedoelde andere belastingplichtigen geen openheid van zaken omtrent de KB Lux rekening heeft gegeven en aldus geen sprake is van gelijke gevallen.

4.14. De stelling van eiseres dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het verbod op détournement de pouvoir, omdat het in het Rekeningenproject gevolgde boetebeleid, naast het bestraffen van degenen die inkomens- en/of vermogensbestanddelen hebben verzwegen, ook als middel zou zijn gebruikt om informatie te verkrijgen, faalt eveneens. Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat verweerder de hem toegekende bevoegdheden op een daartoe niet bedoelde wijze heeft aangewend.

Redelijke termijn

4.15. De rechtbank ziet aanleiding om de verhogingen respectievelijk de vergrijpboetes in verband met de overschrijding van de redelijke termijn, naar tussen partijen overigens niet meer in geschil is, te matigen. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiseres van mening is, pas voor het eerst bij brieven van 4 september 2006 en 11 oktober 2006, waarin de vergrijpboetes voor de onderliggende jaren zijn aangekondigd, jegens eiseres een handeling is verricht waaraan zij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat aan haar voor de onderliggende jaren vergrijpboetes zouden worden opgelegd.

4.16. Gelet op de hiervoor onder 4.15. genoemde data en het feit dat van bijzondere omstandigheden niet is gebleken, is met betrekking tot de onderhavige vergrijpboetes sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van bijna één jaar ten aanzien van de bij de aanslagen inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2002 en 2003 opgelegde vergrijpboetes.

4.17. Rekening houdende met het feit dat eiseres nadat zij op 2 juli 2002 het bestaan van de KB Lux rekening had erkend de tegoeden van de KB Lux rekening niet in haar aangiften over de jaren 2002 en 2003 heeft aangegeven, matigt de rechtbank de vergrijpboetes, met in achtneming van de in het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008, nr. 42 763, LJN BD0191, neergelegde vuistregels, met 10%.

4.18. Gelet op het vorenoverwogene dienen de vergrijpboetes tot de volgende bedragen te worden verminderd:

tabel 3

Slotsom

4.19. Gelet op het vorenoverwogene zijn de beroepen gegrond.

5. Proceskosten

Voor een proceskostenveroordeling vindt de rechtbank geen aanleiding nu deze zaken moeten worden aanmerkt als met de zaken van eiseres'echtgenoot (07/5850-5853, 07/5860-5862, 07/5864-5865, 07/5867-5868, 07/5870-5872, 07/5887, 07/5890-5891, 07/5894, 07/6496, 07/6498-6500, 07/6507-6508 IB/PVV) samenhangende zaken in de zin van artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht en in de uitspraak in die zaken al een veroordeling in de kosten heeft plaatsgevonden.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart de beroepen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar;

- vermindert de aanslag over het jaar 2002 in verband met de verlaging van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen tot € 5.286;

- vermindert de aanslag over het jaar 2003 in verband met de verlaging van het belastbare inkomen uit sparen en beleggen tot € 6.081;

- vermindert de vergrijpboetes tot de bedragen zoals hiervoor onder 4.18 zijn vermeld;

- bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde besluiten;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van in totaal € 39 aan haar vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. T. van Rij, mr. J.M. Vink en mr. I. Obbink-Reijngoud, in tegenwoordigheid van de griffier mr. U.A. Salomons.

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.