Home

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-07-2012, BZ0886, AWB 11/8812

Rechtbank 's-Gravenhage, 24-07-2012, BZ0886, AWB 11/8812

Gegevens

Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Datum uitspraak
24 juli 2012
Datum publicatie
6 februari 2013
ECLI
ECLI:NL:RBSGR:2012:BZ0886
Zaaknummer
AWB 11/8812

Inhoudsindicatie

De staatssecretaris van Financiën heeft besloten bepaalde informatie over [A B.V.] aan de fiscale autoriteiten van Italië te verstrekken. In geschil is of dit besluit rechtmatig is genomen. Ten tijde van het beroep waren de inlichtingen reeds verstrekt aan Italië. De rechtbank oordeelt dat [A B.V.] niet tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat zij als gevolg van het besluit mogelijk schade heeft geleden of zal lijden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen. Zij heeft daarom geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de beschikking. De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/8812

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 juli 2012 in de zaak tussen

[A] B.V., gevestigd te [B], eiseres

(gemachtigde: [C]),

en

de staatssecretaris van Financiën, verweerder.

Procesverloop

Bij beschikking van 20 juni 2011 heeft verweerder eiseres in kennis gesteld van zijn besluit om aan de bevoegde autoriteiten van Italië gegevens over eiseres te verstrekken.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 29 juni 2011 bezwaar gemaakt. Tevens heeft eiseres op die datum een verzoek om voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij deze rechtbank ingediend. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 15 juli 2011 (AWB 11/5447) afgewezen.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met als dagtekening 10 oktober 2011 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft bij brief van 18 oktober 2011 een tweede verzoek om voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 Awb bij deze rechtbank ingediend. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 1 december 2011 (AWB 11/8107) dit tweede verzoek afgewezen.

Tegen de uitspraak op bezwaar heeft eiseres bij brief van 17 november 2011 beroep ingesteld. Bij brief van 16 december 2011 heeft zij haar beroep nader gemotiveerd.

Bij brief van 18 januari 2012 heeft verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2012 te 's-Gravenhage.

Namens eiseres zijn verschenen: [C], [D] en [E]. Namens verweerder zijn verschenen [F], [G] en [H], werkzaam bij de Belastingdienst [te I], Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar.

Overwegingen

Feiten

1. Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Verweerder heeft bij beschikking van 20 juni 2011 (de beschikking) aan eiseres meegedeeld dat hij op grond van artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de Lid-staten op het gebied van de directe belastingen (de Richtlijn) en artikel 1, eerste lid, van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (WIBB) alsmede op grond van artikel 27 van het verdrag ter voorkoming van dubbele belasting tussen Nederland en Italië, heeft besloten aan de fiscale autoriteiten van Italië de volgende informatie te verstrekken:

“[Eiseres] is opgericht per 4 december 2007. [Eiseres] is beschreven voor de omzet- en vennootschapsbelasting. Er is geen personeel in dienst. [Eiseres] heeft een lang eerste boekjaar die loopt tot 31 december 2008. Aandeelhouder van eiseres is [J] Ltd, die gevestigd is op Brits West-Indië. Bestuurder van [eiseres] is [K] B.V. [Eiseres] is gevestigd op het adres van [K] B.V. in [B].

Op 29 oktober 2007 wordt een principal party agreement getekend. In de Principal Party Agreement staat in Exhibit A de Ultimate Benificial Owner (UBO) vermeld [L] [volgt zijn adres].

Op 1 december 2007 sluit [J] Ltd met [eiseres] een licence agreement. [M] tekent namens [J] Ltd. [M] is verbonden aan het Zwitserse Trustkantoor [N] SA.

[J] Ltd. is eigenaar van de gebruiksrechten van de dames en herenkledingmerken [O] en [P]. De licentiehouder mag sub-licenties uitgeven. De overeenkomst gaat dadelijk in tot het herfst-winter seizoen 2016. Daarna wordt het contract stilzwijgend verlengd. De licentiehouder betaalt 93% van alle royalty revenues aan de licentiegever.

Op 4 juni 2009 wordt een bedrag van € 288.301 (93% van 310.001) overgeboekt naar [J] Ltd.“

2.2. Bij brief van 24 augustus 2011 heeft verweerder aan de gemachtigde van eiseres onder meer medegedeeld dat hij de uitwisseling van de in 2.1 hiervoor vermelde informatie heeft verstrekt op grond van artikel 13 van de WIBB en artikel 9 van de Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/99/EEG.

3. Verweerder heeft nadat de voorzieningenrechter op 1 december 2011 uitspraak had gedaan de in 2.1 vermelde informatie aan Italië verstrekt.

Geschil

4.1. In geschil is of verweerder het besluit de in 2.1 gegevens aan Italië te verstrekken rechtmatig heeft genomen.

4.2.Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking.

4.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.4. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.

Beoordeling van het geschil

5. Nu verweerder de inlichtingen inmiddels heeft verstrekt, is het besluit uitgewerkt. Bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep door de rechtbank kan belang bestaan, indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming (vgl. ABRvS 16 juni 2010, nr. 200903189/1/H3, LJN BM7769 en ABRvS 5 juni 2002, nr. 200106139/1, LJN AE3664). Daartoe is in dit geval vereist dat de mogelijkheid dat ten gevolge van het besluit schade wordt geleden, door eiseres tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt.

6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat zij als gevolg van het besluit mogelijk schade heeft geleden of zal lijden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen, zodat zij geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van de beschikking. De rechtbank heeft hierbij het volgende in aanmerking genomen.

7. Met de enkele stelling van eiseres dat de beschikking onvoldoende dragend gemotiveerd is, maakt eiseres niet aannemelijk dat zij schade ten gevolge van de besluitvorming van verweerder heeft geleden dan wel zal lijden. Met de stelling dat eiseres ernstig in haar processuele belang is geschaad omdat verweerder in de bezwaarfase de onderbouwing van zijn besluit heeft aangepast en dat eiseres daarmee in haar materiële verweer werd beperkt, maakt zij dat evenmin aannemelijk. Voorts heeft gemachtigde ter zitting verklaard dat een oordeel over de juistheid van de gegevensuitwisseling voor eiseres zelf geen effect heeft maar dat de uiteindelijke aandeelhouder van eiseres het oordeel van deze rechtbank in het in Italië tegen hem lopende onderzoek kan inbrengen. Ook met deze verklaring maakt eiseres niet aannemelijk dat zij schade heeft geleden dan wel zal lijden als gevolg van de besluitvorming van verweerder.

8. Zoals de Afdeling van de Raad van State heeft overwogen onder andere in de uitspraak van 11 november 2009 in zaak nr. 200902754/1/H1, LJN BK2900, levert het enkele feit dat een partij een principiële uitspraak wenst, geen rechtens te respecteren belang op.

9. Met betrekking tot de stelling van eiseres dat zij veel kosten heeft moeten maken om tegen de gegevensuitwisseling op te komen, oordeelt de rechtbank als volgt. Eiseres heeft de rechtbank geen enkel inzicht geboden in deze kosten. Zoals de Afdeling van de Raad van State heeft overwogen, geeft de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken, onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan (uitspraak van 4 april 2007 in zaak nr. 200604671/1, LJN BA2198). Wel moet worden bezien of in de omstandigheden van het geval, en in het bijzonder in de reden voor het vervallen van het procesbelang, grond is gelegen om over te gaan tot een proceskostenveroordeling.

10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank het beroep niet ontvankelijk verklaren.

Proceskosten

11. De rechtbank vindt geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank heeft hierbij de reden voor het vervallen van het procesbelang in aanmerking genomen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. van Kempen, voorzitter, mr. J.P.F. Slijpen en

mr. R.C.H.M. Lips, rechters, in aanwezigheid van mr. S.R.M. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2012.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1.- bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2.- het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.