Rechtbank Zutphen, 04-06-2008, ECLI:NL:RBZUT:2008:827, 89908 - HA ZA 07-1135
Rechtbank Zutphen, 04-06-2008, ECLI:NL:RBZUT:2008:827, 89908 - HA ZA 07-1135
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zutphen
- Datum uitspraak
- 4 juni 2008
- Datum publicatie
- 4 oktober 2013
- ECLI
- ECLI:NL:RBZUT:2008:827
- Zaaknummer
- 89908 - HA ZA 07-1135
Inhoudsindicatie
De rechtbank veroordeelt gedaagde om aan de bewindvoerder te betalen.
Uitspraak
vonnis
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 89908 / HA ZA 07-1135
Vonnis van 4 juni 2008
in de zaak van
MR. ARIE ENDENDIJK, in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van de echtelieden [moeder] EN [vader], wonende te[plaats],
eiser,
procureur mr. C.B. Gaaf,
advocaat mr. H. Versluis te Vriezenveen,
tegen
1 [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te [plaats],
gedaagden,
procureur mr. M. Bakhuis.
Eiser zal hierna de bewindvoerder en gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2].
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
het tussenvonnis van 20 februari 2008
- -
-
het proces-verbaal van comparitie van 15 mei 2008.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2 De feiten
Bij beschikking van 4 april 2007 van de kantonrechter te Enschede is mr. Endendijk benoemd tot bewindvoerder over alle goederen behorende tot het vermogen van [moeder], hierna: moeder, geboren[1917]. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan.
Bij beschikking van 23 augustus 2007 van de kantonrechter te Enschede is mr. Endendijk benoemd tot bewindvoerder over alle goederen behorende tot het vermogen van [vader], hierna: vader, geboren op [1919]. [gedaagde sub 1] heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.
[gedaagde sub 1] is de zoon van vader en moeder. [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2] zijn onder huwelijkse voorwaarden met elkaar gehuwd. [gedaagde sub 1] is de jongste van een gezin van vijf kinderen. Zijn twee oudste broers, [broer 1] en [broer 2], zijn inmiddels overleden. [gedaagde sub 1] heeft nog een broer, [broer 3], en een zus, [zus 4]. In 1994 is het gezin ernstig verdeeld geraakt.
In november 2004 is [gedaagde sub 1] door vader gemachtigd om van diens betaalrekening met het nummer [rekeningnummer] binnenkomende rekeningen van vader te betalen. Bij brief van 6 september 2006 heeft vader de volmacht ingetrokken.
Van bovengenoemde betaalrekening zijn onder meer de volgende betalingen gedaan:
- -
-
op of omstreeks 12 november 2004 een bedrag van € 2.749,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 13.992,-- naar de Belastingdienst Amsterdam ten behoeve van een belastingschuld van[gedaagde sub 2]
- -
-
op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 7.487,-- naar de Belastingdienst ten behoeve van een belastingschuld van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 22 november 2004 een bedrag van € 4.243,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 26 januari 2005 een bedrag van € 20.000,-- naar de bankrekening van[gedaagde sub 2]
- -
-
op of omstreeks 4 april 2005 een bedrag van € 10.250,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 24 augustus 2005 een bedrag van € 3.000,-- naar de bankrekening van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 7 november 2005 een bedrag van € 1.000,-- naar de Visa Creditcardrekening van [gedaagde sub 1]
- -
-
op of omstreeks 16 december 2005 een bedrag van € 10.000,-- naar de bankrekening van[gedaagde sub 2].
Voorts is op of omstreeks 4 augustus 2005 in een amusementspark in Duitsland een pinbetaling van € 500,-- gedaan ten laste van de bankrekening van vader en moeder.
Op of omstreeks 4 september 2004 heeft [gedaagde sub 1] de auto van vader en moeder, merk Mercedes Benz, ingeruild voor een bedrag van € 26.500,--. De opbrengst is niet aan vader of moeder afgedragen.
In of omstreeks maart 2003 heeft vader een bedrag van € 370.000,-- aan [gedaagde sub 1] betaald in verband met een belastingschuld van [gedaagde sub 1].
Op 20 januari 2006 heeft [gedaagde sub 1] een schikking met de Belastingdienst getroffen, op grond waarvan hij vóór 1 februari 2006 een bedrag van € 411.705,-- diende te betalen.
In of omstreeks januari 2006 heeft vader aan [gedaagde sub 1] een geldlening van € 411.705,-- verstrekt in verband met die belastingschuld van [gedaagde sub 1]. Deze geldlening is op 20 april 2006 in een notariële akte vastgelegd. Bij deze akte werd van het totale bedrag een bedrag van € 111.000,-- kwijtgescholden. De lening is in de akte op een bedrag van € 300.000,-- gesteld.
Bij brief van 4 juli 2007 heeft de bewindvoerder in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van moeder en volgens de bewindvoerder mede namens vader, [gedaagde sub 1] gesommeerd de over de lening van € 300.000,-- verschuldigde rente vanaf 31 januari 2006 tot en met 30 juni 2007 uiterlijk 20 juli 2007 te voldoen. Voorts heeft de bewindvoerder de lening per 15 oktober 2007 opgezegd en het geleende bedrag en de op 15 oktober 2007 verschenen maar nog niet betaalde rente opgeëist. Ten slotte heeft de bewindvoerder bij die brief [gedaagde sub 1] gesommeerd tot terugbetaling van een aantal andere, al dan niet met medeweten van vader, door [gedaagde sub 1] van zijn ouders geleende bedragen. Voor zover mocht blijken dat de overboekingen of opnamen schenkingen waren, heeft de bewindvoerder als bewindvoerder over het vermogen van moeder de schenkingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:89 van het Burgerlijk Wetboek vernietigd vanwege het ontbreken van de toestemming van moeder.
In aanvulling op de brief van 4 juli 2007 heeft de bewindvoerder bij brief van 16 augustus 2007 aan [gedaagde sub 1] meegedeeld dat de in eerste genoemde brief opgenomen vernietiging zich ook uitstrekt tot de kwijtschelding ten bedrage van € 111.000,-- zoals deze is opgenomen in de akte van geldlening van 20 april 2006.