Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-12-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:10230, AWB-12_1311

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-12-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:10230, AWB-12_1311

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 december 2013
Datum publicatie
21 januari 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:10222
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-12_1311
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Belanghebbende C maakt onderdeel uit van een conglomeraat van in Nederland gevestigde vennootschappen en Zwitserse AG’s. Hoofdactiviteit is het creëren van pools van loten in een buitenlandse kansspel en het verkopen van aandelen in die pools. Belanghebbende verzorgt de marketing, het bedenken van acties, het regelen van reclame en het beheren van de klantenbestand. De rechtbank heeft geoordeeld dat A (zie 12/1314) de kansspelen organiseert. De rechtbank acht niet aannemelijk dat belanghebbende haar diensten niet aan A maar aan de in Zwitserland gevestigde AG’s verricht of aan een andere ondernemer buiten Nederland. Plaats van dienst is in Nederland. Belanghebbende is omzetbelasting verschuldigd over de vergoedingen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 12/1311

uitspraak van 24 december 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende C] B.V., gevestigd te [plaats Y],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Oost-Brabant,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.5506) opgelegd. Daarbij is tegelijkertijd bij beschikking heffingsrente vastgesteld.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 20 april 2007 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 29 mei 2007, ontvangen bij de rechtbank op 30 mei 2007, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 143.

1.4.

De rechtbank heeft op 31 januari 2011 uitspraak gedaan en de zaak teruggewezen naar de inspecteur, omdat een deel van de op de zaak betrekking hebbende stukken niet was overgelegd.

1.5.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 8 februari 2012 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.6.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 maart 2012, ontvangen bij de rechtbank op 22 maart 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.

1.7.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2013 te Breda. Aldaar zijn tegelijkertijd behandeld de zaken van belanghebbende (procedurenummer 12/1311), van [belanghebbende B] BV (procedurenummer 12/1312) en van [belanghebbende A] BV (procedurenummer 12/1314). Ter zitting zijn verschenen en gehoord, de gemachtigden van belanghebbende, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te Breda, ter bijstand vergezeld van [gemachtigde] en namens de inspecteur, [verweerder].

1.9.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak zal worden gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Alle aandelen van belanghebbende zijn in het bezit van [V BV] (verder: [V BV]). Enig aandeelhouder in [V BV] is [K]. Directeur van belanghebbende is [N]. Belanghebbende stelt personen in de gelegenheid om deel te nemen aan de [buitenlandse kansspel]. In het kader van die werkzaamheden onderhoudt zij betrekkingen met een aantal andere vennootschappen.

2.2.

De vennootschappen en hun aandeelhouders waarmee belanghebbende in de onderhavige jaren betrekkingen onderhield zijn de volgende:

- [belanghebbende A] B.V. (verder: [belanghebbende A]). Tot 24 september 2004 was 50% van de aandelen van [belanghebbende A] in het bezit van [belanghebbende B] B.V. (verder: [belanghebbende B]) en 50% van de aandelen in handen van [H]. Vanaf 24 september 2004 zijn de uiteindelijke aandeelhouders in belanghebbende [K] (25% van de aandelen via zijn houdstermaatschappij [K BV]), [N] (25% van de aandelen via zijn houdstermaatschappij [N BV]) en [H] (50% van de aandelen zijn houdstermaatschappij [H AG]). Directeur van [belanghebbende A] is [directeur A].

- [belanghebbende B]. Aandeelhouders in [belanghebbende B] zijn, ieder voor 50%, [K] en [N]. Directeur is [N].

- [T AG] (verder: [T AG]), opgericht op [datum] 2000 en formeel gevestigd in Zwitserland. Aandeelhouders in [T AG] zijn [K] voor 23,75%, [N] voor 23,75%, [H] voor 47,5% en [Z] voor 5%. [Z] is een in Zwitserland wonende Treuhandler. Directeur is [H].

- [O AG], opgericht en formeel gevestigd in Zwitserland. Aandeelhouders in [O AG] zijn [K], [N] en [H], ieder voor 1/3e deel.

2.3.

De vennootschappen verrichten sinds 1999 de volgende werkzaamheden:

- [belanghebbende A] ontvangt gelden van personen die willen deelnemen in de [buitenlandse kansspel]. Daartoe worden loten ingekocht waarvan “pools” worden gemaakt (wat inhoudt dat een aantal ingekochte loten bij elkaar wordt gevoegd) waarna aandelen in de pools worden verkocht aan deelnemers in (vooral) [land A] en [land B]. De loten worden ingekocht via [H], die officieel gevolmachtigde is voor de [buitenlandse kansspel]. [belanghebbende A] keert de met de deelname gewonnen prijzen uit aan de deelnemers.

- Belanghebbende zorgt voor de marketing, bedenkt acties - vooral mailings – en regelt de reclame om deelnemers voor de [kansspel] te winnen en beheert het klantenbestand.

- [V BV] leent aan [belanghebbende A] personeel uit voor het beheer van de [kansspelpools].

- [belanghebbende B] verzorgt de mailings die belanghebbende heeft bedacht, wikkelt de contracten met de [kansspeldeelnemers] af, boekt de betalingen, regelt het betalingsverkeer en beheert een callcentrum.

2.4.

In een overeenkomst gedateerd op 31 oktober 2000 tussen [belanghebbende A] en [T AG] is vastgelegd dat [T AG] de [kansspelactiviteiten] organiseert en dat [belanghebbende A] haar werkzaamheden verricht in opdracht van [T AG] tegen 3% provisie over de van de [kansspeldeelnemers] geïncasseerde bedragen. In een overeenkomst gedateerd 15 december 2001 is vastgelegd dat belanghebbende haar werkzaamheden verricht voor [T AG] als opdrachtgever. [T AG] beschikt niet over een eigen kantoor in Zwitserland en heeft geen personeel.

2.5.

Belanghebbende declareert aan [T AG] en later aan [O AG]. Zij heeft over de aan [T AG] en later [O AG] gedeclareerde bedragen van in totaal € 65.598.313 geen omzetbelasting in rekening gebracht. Zij heeft wel de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting als voorbelasting teruggevraagd en -gekregen.

2.7.

Op 1 mei 2002 is in het kader van een boekenonderzoek een controlerapport uitgebracht. Het onderzoek had betrekking op het tijdvak 1 juli 1997 tot en met 31 december 2000. In het rapport staat onder meer:

“Een groot deel van de omzet blijft buiten de heffing van omzetbelasting. Dit betreft diensten, die worden verricht aan ondernemers, gevestigd in andere EU-landen en gevestigd buiten de EU. De plaats waar de dienst wordt verricht is de plaats waar de opdrachtgever is gevestigd. Deze omzet werd dus terecht buiten de heffing van omzetbelasting gelaten.”

2.8.

In mei 2005 zijn in opdracht van de inspecteur boekenonderzoeken gehouden bij belanghebbende en de andere vennootschappen. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de inspecteur zich op het standpunt gesteld dat de afnemers van de prestaties van belanghebbende niet [T AG] en later [O AG] zijn, maar [belanghebbende A], en dat belanghebbende om die reden omzetbelasting in rekening had moeten brengen. Aan belanghebbende is vervolgens een naheffingsaanslag van € 12.463.679 opgelegd (19% van de gefactureerde omzet) en daarbij is € 1.184.073 heffingsrente vastgesteld.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

1. moet de aanslag worden vernietigd dan wel de zaak worden teruggewezen naar de inspecteur in verband met onvolledigheid van het onderzoek door de inspecteur?

2. zijn de rechten van de verdediging geschonden en zo ja, wat zijn daarvan de gevolgen?

3. is de plaats van dienst in Nederland?

4. is het vertrouwensbeginsel geschonden?

5. is de beschikking heffingsrente terecht vastgesteld?

3.2.

Belanghebbende beantwoordt de vragen 1, 2, en 4 bevestigend en 3 en 5 ontkennend. De inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen ter zitting en in de van hen afkomstige stukken zijn aangevoerd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Immateriële schadevergoeding

7 Beslissing