Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2915, 3540535

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 29-04-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:2915, 3540535

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
29 april 2015
Datum publicatie
19 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:2915
Zaaknummer
3540535

Inhoudsindicatie

effectenlease – waiverzaak – vernietiging door eega – verjaring vernietigingsbevoegdheid – stuitende werking collectieve actie Eegalease – aanhouding ex art. 392 lid 6 Rv.

Aanhouding voor de beantwoording door de Hoge Raad van prejudiciële vragen gesteld door het hof Amsterdam over de stuitende werking van een collectieve actie.

Uitspraak

Kanton

Zittingsplaats: Middelburg

zaak/rolnr.: 3540535 / 14-6465

in de zaak van

de besloten vennootschap

Dexia Nederland B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eisende partij,

verder te noemen: Dexia,

gemachtigde: mr. T.R. van Ginkel, USG Legal Professionals te Amsterdam,

t e g e n :

wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],

gedaagde partij,

verder te noemen: gedaagde,

gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces te Amsterdam.

het verloop van de procedure

De procedure is als volgt verlopen:

- dagvaarding van 14 oktober 2014,

- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.

overwegingen

1. In deze waiverzaak heeft gedaagde het verweer gevoerd dat zijn echtgenote enkele van de zes effectenleasecontracten heeft vernietigd op grond van art. 1:88 BW en art. 1:89 BW. Dexia heeft tegengeworpen dat de bevoegdheid tot vernietiging was verjaard op het moment dat zij werd uitgeoefend. Gedaagde heeft daartegen aangevoerd dat de collectieve actie van onder meer de stichting Eegalease de verjaring heeft gestuit. Gedaagde heeft er daarbij op gewezen dat het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 20 januari 2015 over deze stuitende werking aan de Hoge Raad de volgende prejudiciële vragen heeft gesteld:

- Strekt de stuitende werking op de voet van art. 3:316 BW van een collectieve vordering in de zin van art. 3:305a BW zich uit tot de verjaring van de buitengerechtelijke bevoegdheid tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens art. 1:89 BW?

en bij bevestigend antwoord:

- Leidt alsdan een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring van voor het tijdstip waarop de in art. 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken tot hetzelfde rechts-gevolg als het instellen van een nieuwe eis in de zin van die bepaling?

De zaak is bij de Hoge Raad in behandeling. De procespartijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen te maken.

2. Het antwoord op deze vragen is in deze zaak rechtstreeks van belang om op de eis van Dexia te beslissen. De kantonrechter is voornemens ex art. 392 lid 6 Rv. ambtshalve de beslissing in deze zaak aan te houden, totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan. Gedaagde heeft, zij het subsidiair, om zo’n aanhouding verzocht. De kantonrechter zal partijen, eerst Dexia daarna gedaagde, in de gelegenheid stellen zich over het voornemen tot aanhouding uit te laten.

de beslissing

De kantonrechter:

verwijst deze zaak naar de rolzitting van woensdag 27 mei 2015 te 09.00 uur, opdat Dexia zich bij akte zal uitlaten omtrent het voornemen tot aanhouding van deze procedure;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 april 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.