Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3615, AWB - 14 _ 5748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-05-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:3615, AWB - 14 _ 5748

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 mei 2015
Datum publicatie
18 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:3615
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 5748
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

Bekendmaking en toezendadres

De herinnering en aanmaning voor het doen van aangifte IB zijn niet op een juiste wijze bekendgemaakt nu deze stukken zijn verstuurd naar het woonadres van belanghebbende in plaats van naar het adres dat belanghebbende aan de belastingdienst had doorgegeven. De inspecteur heeft de aanslag opgelegd uitgaande van omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte. Dat is onjuist. Nu de aanslag en uitspraak berusten op het juridisch onjuiste uitgangspunt van omkering van de bewijslast, wordt de zaak teruggewezen naar de inspecteur om opnieuw uitspraak te doen.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer AWB 14/5748

uitspraak van 26 mei 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2011 een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: aanslag IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.235. Gelijktijdig is bij beschikking een verzuimboete opgelegd van € 226.

1.2.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 september 2014 de aanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 12 september 2014, ontvangen bij de rechtbank op 16 september 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.

Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.

2 Feiten

2.2.

In 2011 was belanghebbende aandeelhouder van [A BV], welke vennootschap alle aandelen in [B BV] hield. Op 19 oktober 2010 heeft een huiszoeking plaatsgevonden waarbij door de FIOD de aanwezige administratie tot en met 19 oktober 2010 is meegenomen. Beide vennootschappen zijn in 2013 ontbonden.

2.4.

Op 19 april 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende de Belastingdienst verzocht om het toezendadres voor correspondentie ten behoeve van onder meer belanghebbende te wijzigen in zijn kantooradres, [adres 1] te [plaats X].

2.5.

Bij brieven van 19 juli 2013 en 22 augustus 2013 is belanghebbende herinnerd aan en aangemaand tot het doen van aangifte inkomstenbelasting (verder: IB) 2011. Deze brieven zijn verstuurd naar het woonadres van belanghebbende, [adres 2] te [plaats X].

2.6.

Door belanghebbende is geen aangifte IB 2011 ingediend. Ook over de jaren 2012 en 2013 zijn (nog) geen aangiften IB ingediend.

2.7.

Aan belanghebbende, woonachtig in [plaats X], is een ambtshalve aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2011 opgelegd. Het inkomen uit werk en woning, € 42.235, betreft een schatting. Tegelijkertijd is aan belanghebbende een verzuimboete van € 226 opgelegd wegens het niet doen van aangifte.

3 Geschil

3.1.

In geschil zijn de volgende vragen:

 Is er reden voor omkering van de bewijslast omdat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan?

 Is terecht een verzuimboete van € 226 opgelegd?

 Heeft de inspecteur de hoogte van de aanslag willekeurig vastgesteld?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de ambtshalve aanslag en de opgelegde verzuimboete tot nihil.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing