Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3047, BRE - 14 _ 1593

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-05-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3047, BRE - 14 _ 1593

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 mei 2016
Datum publicatie
13 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:3047
Zaaknummer
BRE - 14 _ 1593
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 20, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67f

Inhoudsindicatie

BRE 14/1593 en 14/1594

Naheffingsaanslagen omzetbelasting met vergrijpboeten

De rechtbank gaat voorbij aan belanghebbendes verzoek om getuigen op te roepen nu hij de relevantie van de vragen die hij aan de getuige wil stellen niet duidelijk heeft gemaakt.

De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende opzettelijk een deel van de contante ontvangsten niet in zijn administratie heeft opgenomen. Belanghebbende heeft ten onrechte een beroep op toepassing van het nihiltarief gedaan nu niet uit boeken en bescheiden blijkt dat de motoren daadwerkelijk naar België zijn vervoerd. Uit het controlerapport komt een patroon naar voren van misbruik van BTW-nummers van buitenlandse afnemers. De rechtbank acht de opgelegde vergrijpboeten terecht, doch evenwel te hoog en matigt de boeten.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 14/1593 en 14/1594

uitspraak van 27 mei 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 19 juni 2013 over de jaren 2009 en 2010 naheffingsaanslagen omzetbelasting (aanslagnummers [aanslagnummer].F.019507 en [aanslagnummer].F.010506), alsmede bij gelijktijdige beschikkingen vergrijpboeten opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht (zie 2.5 voor de bedragen).

1.2.

Hiertegen is door belanghebbende op 25 juni 2013 bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 maart 2014 de naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.4.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 11 maart 2014, ontvangen bij de rechtbank op 13 maart 2014, beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 165.

1.5.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting voor de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 13 mei 2015 te Tilburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te

’s-Hertogenbosch, en namens de inspecteur, [verweerder]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld dat in afschrift aan partijen is toegezonden.

De zaak is door de enkelvoudige kamer verwezen naar een meervoudige kamer. Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld nadere stukken in te brengen en getuige(n) op te roepen.

1.7.

Belanghebbende heeft op 9 november 2015 een drietal getuigen, allen werkzaam bij de Belastingdienst, opgeroepen om ter zitting van de meervoudige kamer te verschijnen. De inspecteur heeft bij brief van 11 november 2015, vóór de zitting bij de meervoudige kamer, nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8.

Het onderzoek ter zitting voor de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 26 november 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te

’s-Hertogenbosch, en namens de inspecteur, [verweerder]. Geen van de door belanghebbende opgeroepen getuigen is ter zitting verschenen. Het onderzoek ter zitting is aangehouden waarbij belanghebbende de mogelijkheid heeft gekregen schriftelijk vragen te stellen aan één van de door hem opgeroepen getuigen, [A] (hierna: [A]). Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld dat in afschrift aan partijen is toegezonden.

1.9.

Bij brief van 2 december 2015 heeft belanghebbende een tweetal vragen gesteld aan [A]. Bij brief van 16 december 2015 heeft de inspecteur, met toelichting, een bijlage aan de rechtbank doen toekomen met daarin de antwoorden van [A] op de twee schriftelijk gestelde vragen. Ook heeft [A] antwoord gegeven op twee vragen die tijdens de zitting van 26 november 2015 door de gemachtigde van belanghebbende zijn geformuleerd. Met dagtekening 22 december 2015 heeft belanghebbende hierop gereageerd en aangegeven een nadere mondelinge behandeling te willen.

1.10.

De nadere mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 maart 2016. Voorafgaand aan die zitting heeft de rechtbank van de gemachtigde vernomen dat belanghebbende failliet is verklaard. Zowel van de gemachtigde als van de inspecteur heeft de rechtbank bericht ontvangen dat zij niet aanwezig zullen zijn bij deze zitting. De gemachtigde heeft de rechtbank geïnformeerd dat belanghebbende op de hoogte is van de zitting. Tijdens de zitting is niemand verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende drijft sinds 2007 een onderneming, in de vorm van een eenmanszaak, die zich richt op de handel in motorfietsen van het merk [merk], onderhoud van deze motorfietsen en verkoop van onderdelen en aanverwante artikelen. De handelsnaam van de onderneming is [B].

2.2.

In 2011 is bij belanghebbende een boekenonderzoek uitgevoerd in verband met de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. In het op 16 mei 2011 gedateerde rapport van dit boekenonderzoek is het volgende opgenomen onder slotopmerkingen:

“Het fiscale belang is gering, daarom corrigeer ik niet. Wel heb ik bij de betreffende onderdelen van het rapport de onjuistheden aangegeven.”

Uit het rapport blijkt dat toepassing van de margeregeling, voorbelasting, administratieve verplichtingen en intracommunautaire transacties onderdeel van de controle uitmaakten.

2.3.

Naar aanleiding van een renseignement is in juni 2013 wederom een boekenonderzoek bij belanghebbende uitgevoerd. Het onderzoek had betrekking op de juistheid en volledigheid van de omzet alsmede de afdracht van de verschuldigde omzetbelasting over de omzet in de periode 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010.

2.4.1.

In het op 19 juni 2013 gedateerde controlerapport naar aanleiding van het in 2.3 vermelde boekenonderzoek is in paragraaf 3.4.1 het volgende opgenomen:

“(…) Met betrekking tot diverse contracten is sprake van (gedeeltelijke) contante betalingen. De betaaldata zijn handmatig op de contracten bijgeschreven. Uit de financiële administratie van belanghebbende blijkt niet van contante betalingen door [C]. De ontvangen bedragen per bank zijn wel in de administratie verantwoord, echter de ontvangen bedragen per kas niet. Aan de hand van het grootboek leiden we tevens af dat belastingplichtige niet zelf een kasadministratie bijhoudt. De adviseur boekt hem bekende contante betalingen en ontvangsten via het memoriaal met als boekstuknummer de omschrijving contant. De volgende contant ontvangen bedragen komen niet in de administratie voor:

22-07-2009

inzake chassis [chassis]

€ 2.500

20-10-2009

inzake chassis [chassis]

€ 2.000

20-07-2009

inzake chassis [chassis]

€ 10.000

???

inzake chassis [chassis] restant

€ 4.000

Totaal niet verantwoorde omzet 2009 € 18.500

22-05-2010

inzake [XXX] en [XXX]

€ 4.250

11-06-2010

inzake chassis [chassis]

€ 250

???

inzake chassis [chassis]

€ 7.000

10-09-2010

inzake Night Rod Special [XXX]

€ 4.000

24-09-2010

inzake chassis [chassis]

€ 1.000

22-10-2010

inzake chassis [chassis]

€ 6.000

22-11-2010

inzake chassis [chassis]

€ 2.500

???

inzake chassis [chassis] restant

€ 3.500

Totaal niet verantwoorde omzet 2010 € 28.500

(…)

De correctie voor de omzetbelasting 2009 bedraagt € 18.500 * 19/119 = € 2.954

De correctie voor de omzetbelasting 2010 bedraagt € 28.500 * 19/119 = € 4.550

2.4.2.

Met betrekking tot de door belanghebbende aangegeven intracommunautaire leveringen is onder 3.4.2 in het controlerapport opgenomen:

“Op grootboekrekening 02050 ‘vooruit ontvangen bedragen’ komen de ontvangsten van diverse (binnenlandse) afnemers van motoren binnen. De verkoop van deze motoren staan in het verkoopboek veelal op een andere naam (firma in België) en zijn gekoppeld aan grootboekrekening 80200 ‘Verkopen 0% EEG motoren’. Door deze wijze van boeken verantwoordt belastingplichtige binnenlandse belaste omzet als intracommunautaire levering tegen 0% belast aan België. Via speuren op Google is vastgesteld dat alle “afnemers” uit België, behoudens zijn eigen eenmanszaak, direct na levering failliet worden verklaard. (…) Genoemde ondernemingen zijn, met uitzondering van (…), branche-vreemd. (…) Uit vorenstaande leiden wij af dat intracommunautaire leveringen aan de failliete afnemers feitelijk niet hebben plaatsgehad en gefingeerde ondernemingen betreft.

Binnenlandse leveringen worden op deze manier verwerkt als ware het intracommunautaire leveringen. Over deze verkopen dient alsnog omzetbelasting te worden afgedragen.

2009

Grootboekrekening 80200 Verkopen 0% EEG motoren € 394.641

De verschuldigde omzetbelasting bedraagt € 394.641 * 19% = € 74.982

2010

Grootboekrekening 80200 Verkopen 0% EEG motoren € 802.441

Grootboekrekening 80201 Verkopen diversen EEG € 53.487

Totaal € 855.928 (…)

De verschuldigde omzetbelasting bedraagt € 855.928 * 19% = € 162.626

De correctie omzetbelasting 2009 bedraagt € 74.982

De correctie omzetbelasting 2010 bedraagt € 162.626

2.5.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek in 2013 zijn met dagtekening 19 juni 2013 per exploot naheffingsaanslagen omzetbelasting voor de jaren 2009 en 2010, inclusief vergrijpboeten en heffingsrente, opgelegd. Tevens zijn op 19 juni 2013 dwangbevelen aan belanghebbende betekend.

De naheffingsaanslagen zijn opgelegd naar de volgende bedragen:

2009

2010

naheffing

€ 79.974

€ 167.176

vergrijpboete

€ 76.968

€ 164.901

heffingsrente

€ 7.247

€ 10.970

totaal

€ 164.189

€ 343.047

2.6.

Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Op 11 december 2013 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is het volgende in geschil:

  1. Zijn de naheffingsaanslagen terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

  2. Is sprake van opgewekt vertrouwen?

  3. Zijn de vergrijpboeten terecht en tot de juiste bedragen opgelegd?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing