Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:5965, BRE - 15 _ 5683

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-09-2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:5965, BRE - 15 _ 5683

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
19 september 2017
Datum publicatie
27 oktober 2017
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2017:5965
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 15 _ 5683
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 8b

Inhoudsindicatie

BRE 15/5683

Vennootschapsbelasting (artikel 8b), verrekenprijzen, bewijslast

De rechtbank acht aannemelijk dat belanghebbende reeds vóór 2010 activiteiten die zijn gemoeid met de inkoop, verkoop en logistiek heeft overgedragen binnen het concern. Zij vertoont in het onderhavige jaar sterke gelijkenis met een loonproductiebedrijf. Gelet hierop heeft de inspecteur onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de prijsafspraak voor belanghebbendes activiteit binnen het concern terecht is gecorrigeerd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/5683

uitspraak van 19 september 2017

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats 1] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2010 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 188.342.906 (aanslagnummer [aanslagnummer] .V.06.0112; hierna: de aanslag) en bij gelijktijdige beschikking € 5.661.286 heffingsrente in rekening gebracht. Tevens is bij beschikking € 10.573.819 aan verlies verrekend.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 juli 2015 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 augustus 2015, ontvangen bij de rechtbank op 24 augustus 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 331.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2017 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is de moedermaatschappij van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting waarvan, onder andere, [A BV] deel uitmaakt. De operationele activiteiten van belanghebbende bestaan uit de verwerking van zinkconcentraat en daarmee verband houdende grondstoffen. Hiertoe exploiteert [A BV] een zinksmelterij in [plaats 2] . Belanghebbende maakt al jaren deel uit van een multinationale groep van ondernemingen, sinds 2007 bekend als de [groep] . In 2007 is de [groep] ontstaan als gevolg van de verzelfstandiging en samenvoeging van bepaalde activa van de [A groep] en de [B groep] .

2.2.

Vóór 2003 voerde belanghebbende, binnen de [C groep] en later de [A groep] , alle noodzakelijke functies in de totale waardeketen van een smelterij uit als eigenaar van de relevante activa en drager van alle risico’s verbonden aan haar activiteiten. Zij sloot zelfstandig de relevante koopovereenkomsten, leveringsovereenkomsten, hedgingregelingen en dergelijke.

2.3.

Vanaf 2003 heeft belanghebbende andere dan de eigenlijke productieactiviteiten gaandeweg steeds meer ondergebracht bij een wereldwijde organisatorische structuur, het Global Marketing & Services-team (hierna: GMS). Door deze samenwerking, vastgelegd in de [Agreement] , konden onder andere (schaal)voordelen worden behaald op het gebied van inkoop, verkoop en inzet van personeel. De kosten die samenhingen met GMS werden doorbelast aan de betrokken werkmaatschappijen. De met GMS behaalde voordelen werden door de deelnemende werkmaatschappijen verantwoord. Ook nadat belanghebbende in 2007 onderdeel werd van de [groep] is de samenwerking via GMS voortgezet. Hiertoe is tussen, onder andere, [A BV] en de aan de Beurs van Brussel genoteerde (top)houderstervennootschap [A NV] een Consultancy Agreement gesloten. Daarin is onder andere overeengekomen dat [A NV] ten behoeve van [A BV] zorgdraagt voor services op het gebied van strategie en business development, marketing, sales, finance, legal support, informatie technologie, personeelszaken en milieu. [A NV] factureert de kosten van deze services aan [A BV] met een opslag van 7,5%. In de Statement of Service Level Intentions is de verdeling van de taken beschreven. Ook is een aantal werknemers van [A BV] gedetacheerd bij GMS.

2.4.

In het kader van [project X] is op 9 april 2009 [B NV] (hierna: [B NV] ) opgericht. [B NV] was gevestigd in België. Zij leverde, middels GMS, ondersteunende diensten aan de smelterijen en beheerde en administreerde de inkoop van alle grondstoffen en de verkoop van alle producten en bijproducten. [B NV] heeft op 1 juli 2009 middels een Business Transfer Agreement het werkkapitaal, zijnde de grondstoffen, onderhanden werk, producten en bijproducten en debiteuren, van de verschillende smelterijen waaronder die van [A BV] overgenomen. Tevens is tussen [B NV] en, onder andere, belanghebbende een Cooperation Agreement (hierna: CoopA) gesloten. Op grond van deze CoopA levert [B NV] de grondstoffen aan de smelterijen. Deze verwerken de grondstoffen en leveren het ontstane product terug aan [B NV] . Die laatste had op grond van de CoopA recht op een vergoeding van haar kosten met een opslag van 7,5% en een vergoeding van 3,487% over haar eigen vermogen. Een ‘EBIT passback’-clausule in de CoopA zorgde ervoor dat de resultaten die samenhingen met het commerciële proces van inkoop en verkoop aan de smelterijen werden teruggegeven. De CoopA had een looptijd van twee jaren. Ook is, als gevolg van de overgang van activiteiten, een aantal werknemers overgegaan van belanghebbende naar [B NV] .

2.5.

Op 24 februari 2010 heeft de [groep] beslist om met ingang van 1 juli 2010 het hoofdkantoor van het concern, dat deels was gevestigd in Londen en deels in Brussel, te verplaatsen naar Zwitserland ( [project Y] ). In de nieuwe structuur is het beheer van de productieplanning, inkoop, logistiek en verkoop gecentraliseerd bij [A AG] (hierna [A AG] ) te Zürich, teneinde de smelterijen niet langer bloot te stellen aan de daarmee gepaard gaande financiële risico’s. Vanaf 2010 zijn circa 100 werknemers in Zwitserland werkzaam. Op 28 juni 2010 heeft [A AG] de activiteiten overgenomen van [B NV] middels een Business Transfer Agreement (hierna: BTA). De CoopA is opgezegd door middel van een Termination Agreement. Voor de beëindiging van de CoopA heeft belanghebbende een bedrag van € 28.351.364 ontvangen als schadeloosstelling (hierna: de conversievergoeding). De conversievergoeding is berekend uitgaande van een resterende looptijd van de CoopA van één jaar.

Tussen [A AG] en de smelterijen is een Manufacturing Services Agreement (hierna: MSA) gesloten. Op grond van deze MSA hebben de smelterijen recht op een vergoeding op basis van hun kostprijs van de smeltactiviteiten vermeerderd met een opslag van 10%.

2.6.

Op 8 juni 2012 heeft belanghebbende haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2010 ingediend naar een belastbare winst van € 42.641.089, inclusief de conversievergoeding. Na verrekening van een bedrag van € 10.573.819 aan verliezen resteert een belastbaar bedrag van € 32.067.270.

2.7.

Met dagtekening 22 november 2014 heeft de inspecteur de aanslag vennootschapsbelasting 2010 vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 188.342.906. De inspecteur heeft de conversievergoeding verhoogd met € 156.275.636 tot € 184.627.000 omdat hij van mening is dat de belangrijkste kernfuncties, ook na de uitvoering van [project Y] , door belanghebbende worden vervuld.

2.8.

Bij brief van 24 december 2014 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de door de inspecteur toegepaste correctie. Op 1 april 2015 heeft belanghebbende de inspecteur in gebreke gesteld en verzocht om een uitspraak op haar bezwaar binnen twee weken. Omdat de inspecteur niet binnen die twee weken uitspraak op bezwaar heeft gedaan heeft belanghebbende op 16 april 2015 bij deze rechtbank beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen. Op 2 juli 2015 heeft deze rechtbank uitspraak gedaan waarin zij de inspecteur heeft opgedragen om binnen twee weken na haar uitspraak alsnog uitspraak op het bezwaar te doen. De inspecteur heeft op 15 juli 2015 uitspraak op bezwaar gedaan waarbij hij de aanslag heeft gehandhaafd.

2.9.

Met betrekking tot de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2009 is tussen partijen op 20 mei 2014 een vaststellingovereenkomst gesloten. Hierin is onder meer het volgende opgenomen.

“De besluitvorming met betrekking tot [project Y] is genomen in 2010 en is geen onderdeel van de in het kader van [project X] gesloten overeenkomsten.

De uitvoering van het [project Y] leidt tot fiscale geschilpunten tussen Partij A [toevoeging rechtbank: belanghebbende] en Partij B [toevoeging rechtbank: de inspecteur] in het jaar 2010 (en dus niet in het jaar 2009). Het [project X] met de ebitpassback clausule leidt niet tot een afrekening in het jaar 2009.”.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen zijn de volgende punten in geschil.

1) Heeft de inspecteur terecht correcties aangebracht op de door belanghebbende gehanteerde verrekenprijzen en conversievergoeding?

2) Staat het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondsstaat ter voorkoming van dubbele belasting op het gebied van belastingen van het inkomen en van het vermogen 1951 (hierna: het Verdrag) in de weg aan het toepassen van een correctie van de gehanteerde verrekenprijzen?

3) Is de conversievergoeding in het juiste jaar belast?

Belanghebbende beantwoordt de vragen 1 en 3 ontkennend en de tweede vraag bevestigend. De inspecteur is een tegengestelde mening toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en het verhandelde ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert primair tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag conform haar aangifte van € 32.067.270. Indien de rechtbank van oordeel is dat de conversievergoeding niet in het juiste jaar is belast dan concludeert belanghebbende subsidiair tot vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 3.715.906.

3.4.

De inspecteur concludeert, naar de rechtbank begrijpt, primair tot ongegrondverklaring van het beroep. Subsidiair concludeert de inspecteur tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 141.494.019.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing