Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-06-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:3550, AWB - 17 _ 3380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-06-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:3550, AWB - 17 _ 3380

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 juni 2018
Datum publicatie
6 december 2018
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:3550
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3380
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.8

Inhoudsindicatie

IB/PVV, artikel 3.8 Wet IB 2001

Belanghebbende heeft een woonbestemming verkregen op zijn tot het ondernemingsvermogen behorende woning door de woonbestemming op zijn tot het privévermogen behorende woning op te offeren. Hij heeft in verband met de waardedaling van de tot het privévermogen behorende woning € 50.000 geactiveerd op de ondernemingsbalans. Naar het oordeel van de rechtbank is dit terecht.

De waarde van de tot het ondernemingsvermogen behorende woning in bewoonde staat is bij overgang naar het privévermogen door de inspecteur terecht gecorrigeerd tot 80% van de vrije verkoopwaarde. Er is namelijk geen sprake van een verplichte overgang naar het privévermogen als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/3380

uitspraak van 18 juni 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.955, waarbij een verlies uit werk en woning is vastgesteld van € 51.743.

1.2.

De inspecteur is in de uitspraak op bezwaar van 23 maart 2017 gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het bezwaar van belanghebbende. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is daarin gehandhaafd en het verlies uit werk en woning is vastgesteld op € 53.125.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar bij brief van 2 mei 2017, ontvangen bij de rechtbank op 3 mei 2017, beroep ingesteld. Voor dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 46. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2018 te Breda. Een overzicht van de verschenen personen en een weergave van het ter zitting verhandelde is opgenomen in het proces-verbaal, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende exploiteert een landbouwbedrijf op het adres [adres] te [woonplaats] . Tot 1 januari 2012 was sprake van een eenmanszaak. Belanghebbende is eigenaar van twee kadastrale percelen (nummers 136 en 137) die planologisch dezelfde bestemming hadden en waarvan slechts een gedeelte bebouwbaar was. Op deze percelen stonden een woning en bedrijfsgebouwen. De woning was gelegen in een apart bouwblok en was gesitueerd op korte afstand van de bedrijfsgebouwen op perceel nummer 137. De woning en ondergrond waren geëtiketteerd als privévermogen en de overige gebouwen en gronden als ondernemingsvermogen.

2.2.

In 2008 heeft belanghebbende op de percelen een nieuwe woning gebouwd. Deze woning is op een ander deel van de percelen gebouwd, namelijk op perceelnummer 136, waar meer ruimte was en waar ze verder verwijderd stond van de hoogspanningsmasten en van de bedrijfsgebouwen. Voor de bouw van de woning moest het bebouwbaar blok van het bestemmingsplan worden aangepast (de zogenaamde artikel 19 lid 1 WRO procedure). De nieuwe woning werd op de als ondernemingsvermogen geëtiketteerde grond gebouwd en is eveneens als ondernemingsvermogen aangemerkt.

2.3.

Volgens het bestemmingsplan mag er slechts één woning op de percelen aanwezig zijn. Belanghebbende diende daarom de woonbestemming van de oude woning op te geven om een bouwvergunning voor de nieuwe woning te kunnen krijgen. In de ontwerp-vrijstelling artikel 19 lid 1 WRO werd in verband hiermee vastgelegd dat de woonbestemming van de oude woning komt te vervallen na oplevering van de nieuwe woning.

2.4.

Als gevolg van het verlies van de woonbestemming op de oude woning is volgens het taxatierapport van [taxateur A] , verbonden aan [kantoornaam taxateur A] te Baexem, de waarde van de oude woning met ondergrond met € 50.000 gedaald. Belanghebbende heeft op het moment van ingebruikname van de nieuwe woning deze waardedaling op de ondernemingsbalans € 50.000 geactiveerd als inbreng woontitel en vervolgens tot de boekwaarde van de nieuwe woning gerekend.

2.5.

Op 27 september 2012 heeft belanghebbende een vennootschapsovereenkomst gesloten met zijn echtgenote, waarin is vastgelegd dat het landbouwbedrijf met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2012 in de rechtsvorm van een vennootschap onder firma wordt gedreven. Belanghebbende heeft bij deze gelegenheid de nieuwe woning naar zijn privévermogen overgebracht. Belanghebbende heeft in verband met de heretikettering van de woning een boekverlies in aanmerking genomen, dat hij als volgt heeft berekend:

WEV woning € 288.000

WEV ondergrond € 75.000 +

WEV woning en ondergrond € 363.000

Waarde bewoonde staat (65% van € 363.000) € 235.950

Boekwaarde woning en ondergrond € 350.141 -

Boekverlies € 114.191

2.6.

In de aangifte inkomstenbelasting heeft belanghebbende een verlies uit werk en woning aangegeven van € 130.987. De inspecteur is van de aangifte afgeweken door de waarde in het economische verkeer van de ondergrond met € 18.000 te verminderen, de boekwaarde van de woning en de ondergrond met € 50.000 te verminderen in verband met de inbreng van de woontitel, de waarde in bewoonde staat op 80% te stellen en de MKB-winstvrijstelling te corrigeren. Als gevolg daarvan is het verlies uit werk en woning verminderd tot € 51.743.

2.7.

In de uitspraak op bezwaar is het verlies uit werk en woning gecorrigeerd naar € 53.125. Het boekverlies bedraagt € 25.712. Dit is als volgt berekend:

WEV woning € 288.000

WEV ondergrond € 75.000 +

WEV woning en ondergrond € 363.000

Waarde in bewoonde staat (80% van € 363.000) € 290.400

Boekwaarde woning en ondergrond volgens aangifte € 350.141

Correctie inbreng woontitel € 50.000 -

Gecorrigeerde boekwaarde woning en ondergrond € 300.141 -

Resultaat voor landbouwvrijstelling -/- € 9.741

Landbouwvrijstelling (€ 18.000 - € 2.029 (boekwaarde grond)) € 15.971 -

Boekverlies € 25.712

Winst uit onderneming volgens de aangifte -/- € 158.670

Correctie boekverlies (€ 114.191 - € 25.712) € 88.479 +

Winst voor ondernemersaftrek -/- € 70.191

MKB-winstvrijstelling (12% * € 70.191) € 8.423 +

Winst uit onderneming -/- € 61.768

Loon uit vroegere dienstbetrekking € 11.216

Betaalde premies inkomensvoorziening -/- € 2.573 +

Verlies uit werk en woning € 53.125

3 Geschil

3.1.

Partijen zijn het er over eens dat belanghebbende de nieuwe woning in 2012 mocht onttrekken aan zijn ondernemingsvermogen, en wel voor de waarde in bewoonde staat. In geschil is of het verlies uit werk en woning in verband met de overgang van deze woning naar het privévermogen tot het juiste bedrag is vastgesteld. Het geschil spitst zich toe op de volgende vragen:

1. Dient de fiscale boekwaarde van de woning op de openingsbalans per 1 januari 2012 te worden gecorrigeerd op grond van de foutenleer omdat belanghebbende in 2008 ten onrechte de waardedaling van de oude woning vanwege het verlies van de woonbestemming heeft geactiveerd? Niet in geschil is dat de oude woning in 2008 € 50.000 in waarde is gedaald wegens het verlies van de woonbestemming.

2. Is sprake van een verplichte overgang van de nieuwe woning naar het privévermogen als bedoeld in het besluit van de staatssecretaris van Financiën van 31 augustus 2009, nr. CPP2009/1092M (onderdeel 2), zodat belanghebbende de waarde van de woning in bewoonde staat op grond van dit besluit mocht berekenen op 65% van de waarde van de woning in vrije staat? Voor het geval deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, is niet in geschil dat de waarde van de woning dient te worden berekend op 80% van de waarde in vrije staat.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en tijdens de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van het verlies uit werk en woning op € 145.041.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing