Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:5976, BRE - 16 _ 2633

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-10-2018, ECLI:NL:RBZWB:2018:5976, BRE - 16 _ 2633

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
18 oktober 2018
Datum publicatie
19 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2018:5976
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 16 _ 2633
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:42

Inhoudsindicatie

Artikel 8:42 Awb, artikel 2 Wet op de accijns. Wijze van bekendmaking, onregelmatigheden bij overbrenging

Ondanks dat de naheffing niet de vorm heeft van een naheffingsaanslag voldoet hij wel aan de vereisten.

De inspecteur heeft onregelmatigheden in de overbrenging van de accijnsgoederen aannemelijk gemaakt. Belanghebbende heeft niet aangetoond waar die onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. De jurisprudentie die is gewezen onder de oude Richtlijn met betrekking tot een vals bewijs van ontvangst geldt ook onder de nieuwe Richtlijn. Nederland mag heffen.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 16/2633

uitspraak van 18 oktober 2018

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [plaats blh] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 8 juli 2015 een brief doen toekomen met als onderwerp ‘Toelichting Naheffingsaanslag’. In deze brief staat onder meer vermeld dat de inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag accijns oplegt van € 933.888,26 (hierna: de naheffingsaanslag) en bij gelijktijdige beschikking € 54.321 belastingrente in rekening brengt.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 maart 2016 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen per fax, ontvangen bij de rechtbank op 26 april 2016, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 334. Belanghebbende heeft verzocht om een nadere ruime termijn voor het aanvullen en nader onderbouwen van de gronden van het beroep.

1.4.

De inspecteur heeft geen verweerschrift ingediend vanwege het summiere aantal gronden in het beroepschrift. Wel heeft de inspecteur op 20 juli 2016 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.

1.5.

Op 23 september 2016 heeft belanghebbende per fax verzocht om een ruime termijn om te mogen repliceren. Belanghebbende heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, op 21 oktober 2016 schriftelijk gerepliceerd, waarna de inspecteur op 21 november 2016 schriftelijk heeft gedupliceerd.

1.6.

Per fax van 13 december 2016 heeft belanghebbende verzocht om uitstel van de op 6 januari 2017 geplande zitting. In deze fax heeft belanghebbende verzocht om uitstel van de inhoudelijke behandeling in afwachting van de onderzoeksresultaten á decharge. De inspecteur heeft hierop gereageerd.

1.7.

Partijen hebben vóór de regiezitting van 17 maart 2017 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.8.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2017 tijdens een regiezitting voor een enkelvoudige kamer. Voor de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting wijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift op 18 april 2017 is verstuurd aan partijen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden en heeft de inspecteur op 18 april 2017 verzocht om een kopie van het aan het Verenigd Koninkrijk gedane rechtshulpverzoek met de daarop gekomen reacties.

1.9.

De inspecteur heeft op 9 mei 2017 aan dit verzoek voldaan. Een kopie van de stukken die de inspecteur aan de rechtbank heeft gestuurd heeft de rechtbank verstrekt aan belanghebbende.

1.10.

Belanghebbende heeft daar op 14 juni 2017 op gereageerd. In deze reactie heeft belanghebbende wederom verzocht om de behandeling van de procedure op te schorten.

1.11.

Belanghebbende heeft vóór de zitting van 14 juni 2018 op 23 augustus 2017 en 11 juni 2018 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.12.

Het tweede onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juni 2018 te Breda, voor een meervoudige kamer. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verstuurd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de opslag en distributie van gekoelde en bevroren (accijns)goederen voor rekening en onder eigendom van derden. Zij beschikt in Nederland over een vergunning voor een accijnsgoederenplaats (hierna: AGP).

2.2.

Volgens het Excise Movement and Control System (hierna: EMCS) heeft belanghebbende in oktober en november 2013 voor diverse overige alcoholhoudende producten dertien elektronisch administratief documenten (hierna: e-AD) opgemaakt voor de verzending van accijnsgoederen onder schorsing van accijns vanuit haar AGP naar [naam gadresseerde] , [adres] te [adres] Italië (hierna: [naam gadresseerde] ). Het betreft de onderstaande zendingen.

ARC

Status

Validatiedatum e-AD

Vertrekdatum

Ontvangst zending

[nummer]

Afgeleverd

23-10-2013 16:04

23-10-2013

24-10-2013 (validatie 08:50)

[nummer]

Afgeleverd

04-11-2013 16:20

04-11-2013

05-11-2013 (validatie 13:03)

[nummer]

Afgeleverd

06-11-2013 07:44

06-11-2013

07-11-2013 (validatie 07:26)

[nummer]

Afgeleverd

08-11-2013 16:31

08-11-2013

09-11-2013 (validatie 11:47)

[nummer]

Afgeleverd

08-11-2013 17:00

08-11-2013

09-11-2013 (validatie 11:47)

[nummer]

Afgeleverd

15-11-2013 12:00

15-11-2013

16-11-2013 (validatie 12:31)

[nummer]

Afgeleverd

15-11-2013 16:14

15-11-2013

18-11-2013 (validatie 06:28)

[nummer]

Afgeleverd

15-11-2013 17:03

15-11-2013

18-11-2013 (validatie 06:28)

[nummer]

Afgeleverd

19-11-2013 10:59

19-11-2013

21-11-2013 (validatie 07:24)

[nummer]

Afgeleverd

20-11-2013 12:52

20-11-2013

21-11-2013 (validatie 14:10)

[nummer]

Afgeleverd

25-11-2013 09:52

25-11-2013

26-11-2013 (validatie 10:01)

[nummer]

Afgeleverd

25-11-2013 10:07

25-11-2013

26-11-2013 (validatie 10:01)

[nummer]

Afgeleverd

27-11-2013 15:50

27-11-2013

28-11-2013 (validatie 09:16)

Op de e-AD’s heeft belanghebbende een standaard reistijd van vijf of zeven dagen ingevuld.

2.3.

In 2014 is er door de Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (hierna: FIOD) een strafrechtelijk accijnsonderzoek bij belanghebbende gestart (dossiernummer [dossiernr accijnsonderzoek] ). De Italiaanse autoriteiten hebben op het verzoek van de FIOD van 2 mei 2014 onderzoek gedaan naar onder andere [naam gadresseerde] en daarvan aan de FIOD gerapporteerd op 21 oktober 2014. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de locatie van [naam gadresseerde] is gehuurd met ingang van 5 april 2013 en dat uiteindelijk op 13 september 2013 een licentie is afgegeven voor de opslag aldaar in het groot van producten die onderworpen zijn aan accijns. Vanaf [datum autorisatie] 2013 heeft [naam gadresseerde] de autorisatie gekregen om gebruik te kunnen maken van de telematische douanedienst zijnde het ECMS. Op basis van observatie- en controleactiviteit ter zake van de afgegeven licentie heeft men op de volgende dagen en tijdstippen geen aankomsten van voertuigen waargenomen:

Op 14 oktober 2013 van 07:00 uur tot 21:00 uur;

Op 15 oktober 2013 van 07:00 uur tot 21:00 uur;

Op 16 oktober 2013 van 08:00 uur tot 18:00 uur.

Wel is gebleken dat [naam gadresseerde] in het EMCS diverse zendingen gedurende die dagen en tijdstippen als ‘voltooid’ had gemeld.

2.4.

Op 28 november 2013 zijn de Italiaanse autoriteiten op het hiervoor genoemde adres binnengevallen. Zij hebben vastgesteld dat de loods volledig leeg was. Op het adres was een zaal ingericht als kantoor. Dat kantoor was ingericht met een pc die verbonden was met het internet door middel van een modem. Op het adres van [naam gadresseerde] zijn verder geen bescheiden aangetroffen die herleidbaar zijn naar de in 2.2 genoemde zendingen. Uit verder onderzoek is naar voren gekomen dat de verrichtte “voltooiingen” van de e-AD’s vanuit een andere locatie werden verricht dan de locatie van [naam gadresseerde] . Op basis van al dit onderzoek hebben de Italiaanse autoriteiten geconcludeerd dat de onderhavige e-AD’s ten onrechte zijn “voltooid”.

2.5.

Bij ongedateerde brief heeft de inspecteur belanghebbende meegedeeld dat de bevindingen door de Italiaanse autoriteiten tot zijn conclusie leidt dat belanghebbende in de maanden oktober en november van het jaar 2013 voor overige alcoholhoudende producten (13) e-AD’s heeft opgemaakt met als doel de accijnsgoederen onder een accijnsschorsingsregeling over te brengen naar een belastingentrepot in Italië en dat die producten daar niet zijn aangekomen. Dit betreft de onder 2.2 weergegeven e-AD’s. Tevens wordt meegedeeld dat de inspecteur voornemens is in verband daarmee een naheffingsaanslag accijns op te leggen. De inspecteur deelt vervolgens mee:

Voordat wordt overgegaan tot het opmaken van een naheffingsaanslag wordt U in de gelegenheid gesteld om voor d.d. 5 april 2015

a: alsnog aanvullende bescheiden of andere Informatie te overleggen welke kunnen lelden tot vermindering c.q. opheffen van de naheffingsaanslag.

b: eventueel gehoord te worden. Hierover kunt U met mij een afspraak maken.

Met de brief van 10 april 2015, door de inspecteur ontvangen op 13 april 2015, reageert belanghebbendes gemachtigde op deze brief. Bij brief van 23 april 2015 wordt naar aanleiding van de brief van de gemachtigde meegedeeld dat de naheffing is gebaseerd op de stukken met kenmerken “3-OPV-01, RHV-001-2 en RHV-001”. Tevens zijn die stukken in kopie verstrekt. Belanghebbendes gemachtigde reageert daarna bij brief van 18 mei 2015. Hierop reageert de inspecteur bij brief van 3 juni 2015 en wordt de gelegenheid geboden te worden gehoord. Belanghebbendes gemachtigde reageert daarop bij brief van 25 juni 2015. Op 23 juni 2015 vindt een gesprek plaats en de inspecteur deelt bij brief van 3 juli 2015 mee dat hij ter zake van de 13 leveringen aan [naam gadresseerde] de naheffingsaanslag zal opleggen.

2.6.

Met dagtekening 8 juli 2015 heeft de inspecteur aan belanghebbende een brief met bijlage doen toekomen met als onderwerp “Toelichting Naheffingsaanslag”. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen.

“Hierbij doe ik u toekomen een naheffingsaanslag op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelasting.

Deze naheffingsaanslag wordt aan u opgelegd om de volgende reden:

(…)

Vaststelling bedrag aan naheffing

Accijns overige alcoholhoudende producten: € 933.888,26

(…)

De verschuldigde rechten zijn als volgt vastgesteld (zie bijlage) :

Accijns op overige alcoholhoudende producten € 933.888,26

Belastingrente € 54.321,00

Totaal: € 988.209,26

In de bijlage is een berekening van de accijns gegeven aan de hand van de gegevens volgens de e-AD’s.

Ook is in de brief de betalingstermijn vermeld en is een rechtsmiddelverwijzing opgenomen. Eveneens op 8 juli 2015 heeft de ontvanger aan belanghebbende ter zake van de naheffingsaanslag een dwangbevel uitgereikt.

2.7.

Belanghebbende heeft tegen de brief van 8 juli 2015 als zijnde de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de inspecteur afgewezen.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen zijn de volgende punten in geschil.

  1. Is de naheffingsaanslag op de juiste wijze bekend gemaakt?

  2. Heeft de inspecteur alle op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd?

  3. Is de naheffingsaanslag terecht opgelegd?

  4. Heeft belanghebbende recht op een schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Awb, alsmede een vergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn?

  5. Heeft belanghebbende recht op een (integrale) proceskostenvergoeding?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing