Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1062, BRE - 17 _ 5071_5075

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 13-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1062, BRE - 17 _ 5071_5075

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
13 februari 2019
Datum publicatie
1 mei 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:1062
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 17 _ 5071_5075
Relevante informatie
Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 32, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024] art. 36, Invorderingswet 1990 [Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2024], Wet financiering sociale verzekeringen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2025] art. 60

Inhoudsindicatie

Bestuurdersaansprakelijkheid (art. 32 en 36 IW, art. 7 UB IW en art. 60 Wfsv)

Belanghebbenden zijn als bestuurders terecht aansprakelijk gesteld voor (i) de onbetaald gebleven naheffingsaanslagen die zijn opgelegd als gevolg van het niet afdragen van de op aangiften loonheffingen verschuldigde bedragen en (ii) voor de daarmee samenhangende beschikkingen betaalverzuimboeten en belastingrente. De rechtbank heeft de hoogte van de aansprakelijkstellingen verminderd als gevolg van de vermindering van de verzuimboeten wegens overschrijding van de redelijke termijn (‘undue delay’). Beroepen ongegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/5071 en 17/5075

uitspraak van 13 februari 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende 1] , domicilie kiezende te Maastricht, en

[belanghebbende 2] , domicilie kiezende te Maastricht,

belanghebbenden,

en

de ontvanger van de Belastingdienst,

de ontvanger.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De ontvanger heeft belanghebbenden ieder bij beschikking met dagtekening 1 mei 2014 op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: de IW), in samenhang met de artikelen 2, tweede lid, onderdeel a en 32, tweede lid, van de IW en – naar de rechtbank verstaat – artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen en premiebesluiten (hierna: de Wfsv) aansprakelijk gesteld voor het door [A BV] onbetaald laten van naheffingsaanslagen loonheffingen over de tijdvakken 10-2013 tot en met 02-2014, de daarmee samenhangende verzuimboeten en kosten. Het betreft de volgende beschikkingen:

Zaaknr.

Belanghebbende

Beschikkingsnummer

Onbetaald (totaalbedrag)

17/5071

[belanghebbende 1]

[beschikkingsnummer 1]

€ 422.165

17/5075

[belanghebbende 2]

[beschikkingsnummer 2]

€ 422.165

(hierna: de beschikkingen)

1.2.

De ontvanger heeft bij uitspraken op bezwaar van 27 augustus 2014 de beschikkingen gehandhaafd. Belanghebbenden hebben hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft de beroepen bij uitspraken van 14 juni 2016 gegrond verklaard en de zaken naar de ontvanger teruggewezen om belanghebbenden alsnog te horen. Daarbij heeft de rechtbank een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase toegekend van € 3.500 per belanghebbende.

1.3.

De ontvanger heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 juni 2017, na het horen, de bezwaren afgewezen.

1.4.

Belanghebbenden hebben bij brieven van 14 juli 2017, ontvangen bij de rechtbank op 17 juli 2017, beroep ingesteld tegen diverse uitspraken op bezwaar waaronder de 1.3. vermelde uitspraken. De beroepen tegen deze laatste uitspraken zijn geregistreerd onder de in 1.1 vermelde zaaknummers. De andere beroepen van belanghebbenden staan geregistreerd onder de zaaknummers 17/5070, 17/5072 tot en met 17/5074. Ter zake van al deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende [belanghebbende 1] eenmaal griffierecht geheven, groot € 46 en van belanghebbende [belanghebbende 2] eenmaal griffierecht geheven, groot € 46 .

1.5.

De ontvanger heeft verweerschriften ingediend.

1.6.

Tijdens de zitting in andere zaken van belanghebbenden (met zaaknummers 16/3532 tot en met 16/3535) is besloten de in 1.4 vermelde beroepszaken, waaronder de onderhavige, tegelijk te behandelen met die andere zaken op een latere zittingsdatum.

1.7.

Partijen hebben vervolgens nadere stukken ingediend. Het gaat om de volgende stukken:

-

Brief van 1 mei 2018 van de ontvanger met bijgevoegd onder meer CD-ROM’s;

-

Brief van 7 juni 2018 van belanghebbenden;

-

Brief van 11 juni 2018 van belanghebbenden met bijgevoegd onder meer een usb-stick;

-

Brief van 25 juli 2018 van de ontvanger met bijgevoegd onder meer CD-ROM’s;

-

Brief van 10 augustus 2018 van de ontvanger met een aanvulling op de verweerschriften;

-

Brief van 2 oktober 2018 van belanghebbenden.

1.8.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2018 te Breda. Ter zitting zijn de beroepen van belanghebbenden met de zaaknummers 16/3532 tot en met 16/3535 en 17/5070 tot en met 17/5075 tegelijkertijd behandeld. Voor een overzicht van de aldaar verschenen en gehoorde personen en het ter zitting verhandelde verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting. Een afschrift van het proces-verbaal van de zitting is gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen verzonden.

1.9.

Bij brief van 20 december 2018 heeft de rechtbank de uitspraaktermijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1

Belanghebbenden waren vanaf 2 mei 2011 bestuurders van [A BV] (hierna: [A BV] ). Deze vennootschap exploiteerde in onderhavige tijdvakken een uitzendbureau. De uitzendkrachten waren hoofdzakelijk werkzaam in de infrastructuur en bij metaalbedrijven.

2.2.

Namens [A BV] zijn voor de tijdvakken 10-2013 tot en met 02-2014 aangiften loonheffingen ingediend. [A BV] heeft de op die aangiften verschuldigde bedragen niet afgedragen. Als gevolg daarvan heeft de inspecteur van de Belastingdienst naheffingsaanslagen loonheffingen en gelijktijdig bij beschikkingen (betaal)verzuimboeten aan [A BV] opgelegd.

2.3.

De ontvanger heeft bij brief van 10 december 2013 de melding betalingsonmacht van [A BV] ter zake van de aangifte loonheffingen over het tijdvak 10 (periode 9 september tot en met 6 oktober) van het jaar 2013 als rechtsgeldig aangemerkt.

2.4.

De ontvanger heeft bij brief van 10 februari 2014 de melding betalingsonmacht van [A BV] ter zake van de aangifte loonheffingen met betrekking tot het tijdvak 13 (periode 2 december 2013 tot en met 31 december) van het jaar 2013 als rechtsgeldig aangemerkt.

2.5.

Het onder 1.1 vermelde onbetaalde totaalbedrag van € 422.165 bestaat uit:

Periode van – tot en met

Tijd-

vak

Loonheffingen

Verzuim-boete

Kosten

Betaling /

verrekening

Onbetaald

Jaar 2013

9 sept - 6 okt

10

€ 233.060

€ 2.146

-

-/- € 18.496

€ 216.710

7 okt - 2 nov

11

€ 90.181

-

-

-/- € 14

€ 90.167

4 nov - 1 dec

12

€ 27.046

€ 540

€ 15

€ 27.601

2 dec - 31 dec

13

€ 35.103

€ 690

€ 15

€ 35.808

Jaar 2014

1 jan – 26 jan

1

€ 46.326

€ 1.389

-

€ 47.715

27 jan – 23 feb

2

€ 4.044

€ 121

-

€ 4.165

Totaal

€ 435.760

€ 4.886

€ 30

-/- € 18.510

€ 422.166

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil:

  1. of belanghebbenden terecht aansprakelijk zijn gesteld;

  2. of belanghebbenden in aanmerking komen voor een (hogere) kostenvergoeding voor de bezwaarfase.

Voor het geval belanghebbenden terecht aansprakelijk zijn gesteld, zijn de hoogte van de aansprakelijkstellingen, waaronder die voor de verzuimboeten en de kosten, niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting(en).

3.3.

Belanghebbenden concluderen tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de beschikkingen aansprakelijkstelling. De ontvanger concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing