Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1630, BRE - 17 _ 5839 tm 17_5841

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 28-02-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:1630, BRE - 17 _ 5839 tm 17_5841

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
28 februari 2019
Datum publicatie
25 juni 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:1630
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 17 _ 5839 tm 17_5841

Inhoudsindicatie

BRE17/5839 tot en met 17/5841

IB/PVV, bron van inkomen

Belanghebbende heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. De inspecteur heeft de aftrek van kosten terecht geweigerd. Als gevolg van het oordeel dat geen sprake is van een bron van inkomen worden de opbrengsten evenmin tot het belastbare inkomen uit werk en woning gerekend (conform standpunt van de inspecteur in beroep). Beroepen gegrond.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummers BRE 17/5839 tot en met 17/5841

uitspraak van 28 februari 2019

Uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2013 en 2014 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd zoals weergegeven in 2.7. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht. Tevens heeft de inspecteur een aanslag inkomensafhankelijk bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: Zvw) opgelegd over het jaar 2013 (zaaknummer BRE 17/5840).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 10 augustus 2017 de in 1.1 vermelde aanslagen en de rentebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 21 augustus 2017, ontvangen bij de rechtbank op 22 augustus 2017, pro forma beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van eenmaal € 46 vanwege samenhangende zaken.

1.4.

Bij brief met dagtekening 11 oktober 2017 heeft belanghebbende de gronden van haar beroepen aangevuld.

1.5.

De inspecteur heeft in beide IB/PVV-zaken een verweerschrift ingediend.

1.6.

Bij brief van 15 november 2017 heeft de inspecteur de rechtbank medegedeeld dat de aanslag Zvw 2013 ambtshalve is vernietigd. Naar aanleiding van die brief heeft de rechtbank belanghebbende verzocht aan te geven of zij haar beroep in de zaak met zaaknummer BRE 17/5840 nog wil handhaven. Op 29 november 2017 heeft belanghebbende daarop gereageerd. Belanghebbende heeft het beroep in de zaak met zaaknummer BRE 17/5840 ingetrokken en verzocht om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten. Bij brief van 7 december 2017 heeft de inspecteur gereageerd op het verzoek van belanghebbende. Bij brieven van 4 januari 2018 heeft de rechtbank partijen bericht dat de beoordeling met betrekking tot de proceskosten in deze zaak zal worden meegenomen met de behandeling van de IB/PVV-zaken.

1.7.

De griffier heeft belanghebbende, bij brief van 3 augustus 2018 aan haar advocaat, uitgenodigd om te verschijnen tijdens de zitting op vrijdag 24 augustus 2018. Op 9 augustus 2018 heeft belanghebbende een verdagingsverzoek ingediend en daarbij medische redenen aangevoerd met het verzoek een nieuwe zitting in te plannen na 30 oktober 2018. De rechtbank heeft het verdagingsverzoek toegewezen.

1.8.

De griffier heeft belanghebbende, bij brief van 28 december 2018 aan haar advocaat, uitgenodigd om te verschijnen tijdens de zitting op donderdag 17 januari 2019. Bij fax van 2 januari 2019 heeft belanghebbende wederom verzocht om verdaging van de zitting en daarbij wederom medische redenen aangevoerd. Bij brief van 7 januari 2019 heeft de rechtbank dit verzoek afgewezen.

1.9.

Belanghebbende heeft op 9 januari 2019 per fax nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur. In reactie op deze stukken heeft de griffier bij brief van 11 januari 2019 belanghebbende nogmaals medegedeeld dat de behandeling van het beroep op 17 januari 2019 doorgang zal vinden zoals gepland.

1.10.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2019 te Breda. Voor een overzicht van de aldaar verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is in de onderhavige jaren in dienstbetrekking werkzaam bij [Stichting A]. In het jaar 2014 ontvangt zij tevens uitkeringen van het UWV.

Daarnaast schrijft zij scenario’s voor film en toneel onder de handelsnaam [B]. Met ingang van [datum 1] 2010 heeft belanghebbende deze werkzaamheden ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel. De resultaten van deze werkzaamheden heeft belanghebbende in de jaren 2010 tot en met 2013 in haar aangiften IB/PVV aangegeven als resultaat uit overige werkzaamheden. Gedurende die jaren zijn de resultaten negatief (respectievelijk € 15.056, € 14.992, € 20.894 en € 13.400). Ook over de jaren 2014 tot en met 2016 zijn de resultaten negatief (respectievelijk € 15.956, € 9.170 en € 2.300). Met ingang van [datum 1] 2017 heeft belanghebbende deze activiteiten uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2.2.

Op 26 mei 2014 heeft belanghebbende haar aangifte IB/PVV 2013 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.579. Dit inkomen is als volgt opgebouwd:

Inkomsten uit dienstbetrekking

€ 33.183

Bij: resultaat overige werkzaamheden – inkomsten

€ 4.317

Af: resultaat overige werkzaamheden – uitgaven

€ 17.717 -

Af: inkomsten uit eigen woning

€ 9.726 -

Af: specifieke zorgkosten

€ 408 -

Af: aftrekbare giften

€ 70 -

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 9.579

2.3.

Op 7 juli 2015 heeft belanghebbende haar aangifte IB/PVV 2014 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.277. Dit inkomen is als volgt opgebouwd:

Inkomsten uit dienstbetrekking

€ 22.032

Bij: uitkering Ziektewet

€ 7.257

Bij: pensioen, lijfrente of andere uitkering (UWV)

€ 4.277

Bij: resultaat overige werkzaamheden – inkomsten

€ 431

Af: resultaat overige werkzaamheden – uitgaven

€ 16.387 -

Af: inkomsten uit eigen woning

€ 9.198 -

Af: specifieke zorgkosten

€ 964 -

Af: giften

€ 171 -

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 7.277

2.4.

Op 15 december 2015 heeft de inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd met, onder andere, als doel de aanvaardbaarheid van de ingediende aangiften IB/PVV 2013 en 2014 vast te stellen. Omdat het niet lukte om met belanghebbende een afspraak te maken heeft de inspecteur belanghebbende diverse brieven gestuurd.

De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 20 april 2016 diverse vragen gesteld met betrekking tot verschillende in de aangiften opgenomen posten.

Bij brief met dagtekening 25 mei 2016 heeft de inspecteur belanghebbende een rappel gestuurd omdat zij niet heeft gereageerd op de brief van 20 april 2016.

Op 6 juni 2016 heeft belanghebbende telefonisch contact gezocht met de inspecteur en verzocht om uitstel voor de aanlevering van de gevraagde stukken.

Bij brief van 6 juni 2016 heeft de inspecteur dat uitstel toegekend en wel tot 10 juli 2016.

In deze brief heeft de inspecteur aangegeven dat hij het boekenonderzoek zal afronden, rekening houdend met de hem ter beschikking staande gegevens, als hij op 10 juli 2016 niet de gevraagde gegevens van belanghebbende heeft ontvangen.

2.5.

Op 8 juli 2016 heeft de inspecteur stukken van belanghebbende ontvangen. Omdat niet alle gevraagde informatie is verstrekt heeft de inspecteur op 28 september 2016 aan belanghebbende aangegeven welke informatie nog ontbreekt. Ook heeft hij belanghebbende gewezen op de informatieverplichting van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR). In deze brief heeft de inspecteur tevens aangegeven voornemens te zijn om de aangiften IB/PVV over de jaren 2013 en 2014 te corrigeren. De inspecteur heeft belanghebbende tot uiteindelijk 1 december 2016 de tijd gegeven om alsnog de gevraagde stukken over te leggen.

2.6.

De inspecteur heeft de gevraagde informatie niet ontvangen. Op 4 januari 2017 heeft de inspecteur het rapport van het boekenonderzoek aan belanghebbende toegestuurd. In dit rapport heeft de inspecteur aangegeven van de ingediende aangiften IB/PVV over de jaren 2013 en 2014 af te wijken.

2.7.

De definitieve aanslagen IB/PVV (2013 met dagtekening 25 januari 2017 en 2014 met dagtekening 26 januari 2017) zijn opgelegd naar de volgende belastbare inkomsten uit werk en woning.

2013 (17/5839)

2014 (17/5841)

Inkomsten uit dienstbetrekking

€ 33.183

€ 22.032

Bij: uitkering Ziektewet

€ 0

€ 7.257

Bij: pensioen, lijfrente of andere uitkering (UWV)

€ 0

€ 4.277

Bij: resultaat uit overige werkzaamheden

€ 4.317

€ 431

Af: resultaat uit eigen woning

€ 9.726 -

€ 9.198 -

Belastbaar inkomen uit werk en woning

€ 27.774

€ 24.799

De inspecteur heeft de kosten van het resultaat uit overige werkzaamheden niet geaccepteerd. Ook heeft hij de specifieke zorgkosten en de giften niet in aftrek toegelaten.

Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur respectievelijk € 748 en € 350 aan belastingrente in rekening gebracht.

2.8.

Belanghebbende heeft hiertegen tijdig bezwaar gemaakt. Naar aanleiding van het ingediende bezwaar heeft de inspecteur op 11 april 2017 verzocht om toezending van de gronden van bezwaar en van onderliggende bescheiden. In het bezwaarschrift heeft belanghebbende tevens verzocht om een persoonlijk onderhoud met de inspecteur. Aanvankelijk was dit gesprek gepland op 9 mei 2017. Op 8 mei 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende telefonisch contact gezocht met de inspecteur. Uiteindelijk is door belanghebbende toegezegd dat uiterlijk op 18 mei 2017 de gevraagde informatie zou worden verstrekt. Met de brief van 24 mei 2017 heeft de inspecteur belanghebbende aangegeven dat hij geen stukken heeft ontvangen en de bezwaarschriften zal afhandelen. In reactie daarop heeft belanghebbende via de email gegevens gestuurd aan de inspecteur.

Op 1 juni 2017 heeft de inspecteur op deze gegevens gereageerd en belanghebbende tot 12 juni 2017 de tijd gegeven om aan te geven of zij van het hoorrecht gebruik wilde maken.

2.9.

Op 4 juli 2017 heeft een hoorgesprek plaatsgevonden. Hiervan heeft de inspecteur een verslag opgesteld. Uit dit verslag blijkt dat de inspecteur nog niet alle gevraagde stukken had ontvangen. Na het hoorgesprek heeft belanghebbende per e-mail verzocht om langer uitstel voor het aanleveren van de gevraagde stukken. De inspecteur heeft dat uitstel niet toegekend.

2.10.

De inspecteur heeft de bezwaren op 10 augustus 2017 afgewezen en de opgelegde aanslagen en rentebeschikkingen gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of belanghebbendes activiteiten uitgevoerd onder de handelsnaam [B] een bron van inkomen vormen en zo ja, of belanghebbende de door haar in aftrek gebrachte kosten aannemelijk heeft gemaakt.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

De inspecteur heeft in de verweerschriften het nadere standpunt ingenomen dat de werkzaamheden onder de naam [B] zich geheel in de privésfeer hebben afgespeeld (hobbymatig), zodat geen sprake is van belastbare inkomsten uit overige werkzaamheden. Als gevolg van dit nadere standpunt wijzigen ook de drempelbedragen voor aftrek van de zorgkosten en de giften. De beroepen in de IB/PVV-zaken zijn reeds om deze reden gegrond.

3.4.

Belanghebbende concludeert met betrekking tot de IB/PVV-zaken tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen en de beschikkingen belastingrente conform de ingediende aangiften.

De inspecteur concludeert met betrekking tot de IB/PVV-zaken tot gegrondverklaring van beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vermindering van de aanslagen tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.271 (2013) en € 23.635 (2014). De beschikkingen belastingenrente moeten dienovereenkomstig worden verminderd tot € 545 (2013) en € 317 (2014).

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing