Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-05-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:2305, BRE - 17 _ 6551

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-05-2019, ECLI:NL:RBZWB:2019:2305, BRE - 17 _ 6551

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 mei 2019
Datum publicatie
24 juli 2019
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2019:2305
Formele relaties
Zaaknummer
BRE - 17 _ 6551

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een auto van het merk Bentley ingevoerd en in dat verband BPM op aangifte voldaan. De inspecteur heeft ter zake zonder aankondiging vooraf een naheffingsaanslag opgelegd. In de uitspraak op bezwaar is de naheffingsaanslag verminderd. De rechtbank is van oordeel dat in BPM-zaken het unierechtelijk verdedigingsbeginsel geldt, dat dit beginsel is geschonden en dat het besluitvormingsproces zonder schending een andere afloop had kunnen hebben. Het gevolg hiervan is naar het oordeel van de rechtbank niet de vernietiging van de naheffingsaanslag, maar slechts een vermindering voor zover belanghebbende aannemelijk maakt dat niet-schending tot een lagere naheffingsaanslag had kunnen leiden dan de naheffingsaanslag zoals die verminderd is na de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft dat niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank verwerpt de door belanghebbende bepleite methode waarbij de verschuldigde BPM wordt berekend vanuit de herrekende bruto BPM. De inspecteur heeft de inkoopwaarde van de auto niet op een te hoog bedrag vastgesteld.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 17/6551

uitspraak van 22 mei 2019

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 18 januari 2017 aan belanghebbende een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) van € 28.642 (aanslagnummer [aanslagnummer] ; hierna: de naheffingsaanslag) opgelegd.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 september 2017 de naheffingsaanslag verminderd tot € 16.797. Tevens heeft de inspecteur een kostenvergoeding van € 492 en een vergoeding voor reis- en verletkosten van € 617,92 toegekend.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 27 september 2017, ontvangen bij de rechtbank op 29 september 2017, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 333.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting door de enkelvoudige kamer heeft plaatsgevonden op 7 november 2018 te Breda. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten. De enkelvoudige kamer heeft vervolgens het onderzoek heropend en de zaak verwezen naar de meervoudige kamer van de rechtbank.

1.6.

Voor de op de zitting van 7 november 2018 verschenen personen en het verhandelde ter zitting verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal van de zitting waarvan een afschrift bij brieven van 21 december 2018 aan partijen is toegezonden.

1.7.

Het nadere onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 27 februari 2019. Zaaknummers 17/6551 en 17/5767 tot en met 17/5774 ten name van belanghebbende zijn gelijktijdig behandeld. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarin ook de ter zitting verschenen personen zijn vermeld. Een afschrift van dit proces-verbaal wordt gelijktijdig met een afschrift van deze uitspraak aan partijen toegezonden.

1.8.

De meervoudige kamer heeft een schriftelijke uitspraak aangekondigd. Bij brief van 8 april 2019 zijn partijen geïnformeerd over verdere verlenging van de uitspraaktermijn.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde op de zittingen staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende heeft op 14 januari 2017 aangifte gedaan ter zake van de registratie van een personenauto van het merk Bentley, type Bentayga 6.0 W12, met VIN SJAAB14VXHC012887 (hierna: de auto). De auto is op 8 november 2016 voor het eerst toegelaten op de openbare weg in Duitsland. De aangifte resulteert in een te betalen bedrag van € 32.800. Dit bedrag heeft belanghebbende voldaan. Bij de registratie had de auto 9.368 kilometers op de teller staan.

2.2.

De auto heeft een catalogusprijs (historische nieuwprijs) van € 324.122 en een bruto Bpm van € 71.445. Bij het berekenen van de verschuldigde Bpm heeft belanghebbende de inkoopwaarde met gebruikmaking van een koerslijst bepaald op € 148.807. De daaruit voortvloeiende afschrijving bedraagt 54,09%.

2.3.

De inspecteur heeft met dagtekening 18 januari 2017 de naheffingsaanslag opgelegd. Voor de bepaling van de verschuldigde Bpm heeft de inspecteur de afschrijvingstabel (14%) toegepast. Belanghebbende heeft het bedrag van de naheffingsaanslag op 19 januari 2017 betaald.

2.4.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag verminderd en een kostenvergoeding aan belanghebbende toegekend (zie ook 1.2). Voor de bepaling van de verschuldigde Bpm is de inspecteur uitgegaan van een handelsinkoopwaarde voor de auto van € 225.000.

3 Geschil

3.1.

In geschil is:

  1. of sprake van schending van het Unierechtelijke verdedigingsbeginsel, en zo nee;

  2. of de naheffingsaanslag terecht en naar het juiste bedrag is vastgesteld; en

  3. of belanghebbende voor de bezwaarfase recht heeft op een integrale kostenvergoeding.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing